ECLI:NL:GHAMS:2014:1227

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
200.136.331-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen maatregel opgelegd aan gerechtsdeurwaarder wegens overtreding van kwaliteitsnormen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gerechtsdeurwaarder tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had op 24 september 2013 een klacht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder een geldboete van € 3.900,- opgelegd wegens het niet tijdig beschikken over een positief toetsingsverslag van haar kantoororganisatie, zoals vereist door artikel 21 van de Verordening KBvG Normen voor kwaliteit. De gerechtsdeurwaarder heeft op 23 oktober 2013 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de behandeling van de zaak op 23 januari 2014 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder het woord gevoerd, terwijl de KBvG via haar gemachtigde heeft gepleit. De gerechtsdeurwaarder zelf was niet aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van het geding en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. De gerechtsdeurwaarder erkent dat zij niet tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan, maar stelt dat dit te wijten was aan drukte in haar kantoor door een overname en reorganisatie.

Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig aan de toetsingsverplichting heeft voldaan en dat dit een welbewuste overtreding van de regels is. Het hof legt de maatregel van berisping op en matigt de geldboete tot € 500,-, rekening houdend met de omstandigheden die door de gerechtsdeurwaarder zijn aangevoerd. De beslissing van de kamer wordt gedeeltelijk vernietigd, maar de bestreden beslissing wordt voor het overige bevestigd. De gerechtsdeurwaarder moet de geldboete binnen 30 dagen na kennisgeving van de beslissing betalen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.136.331/01 GDW
zaaknummer in eerste aanleg : 241.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 april 2014
inzake:
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
gemachtigde:
mr. J.D. van Vlastuin, te Veenendaal,
APPELLANTE,
t e g e n
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
gemachtigde:
C.W. Bakhuis-van Kesteren,
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Van de zijde van appellante verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 23 oktober 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 24 september 2013. Bij die beschikking heeft de kamer de door geïntimeerde, verder de KBvG, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht gegrond verklaard en haar de maatregel tot betaling van een geldboete van € 3.900,- opgelegd.
1.2
De KBvG heeft een verweerschrift ingediend, dat op 28 november 2013 ter griffie van het hof is binnengekomen.
1.3
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2014.
De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd.
De KBvG heeft het woord gevoerd via haar gemachtigde, aan de hand van een pleitnota.
De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van de KBvG

4.1
De KBvG verwijt de gerechtsdeurwaarder dat zij in strijd met artikel 21 van de Verordening KBvG Normen voor kwaliteit (hierna: de Verordening) niet tijdig, te weten op 9 december 2012, in het bezit was van een positief toetsingsverslag van haar kantoororganisatie.
4.2
De KBvG stelt dat de gerechtsdeurwaarder hiermee niet alleen de kwaliteit van haar eigen beroepsuitoefening in gevaar heeft gebracht, maar heeft zich ook in financiële zin bevoordeeld ten opzichte van gerechtsdeurwaarders die zich wel aan genoemde bepaling hebben gehouden.
4.3
De KBvG verzoekt deze overtreding te bestraffen en wel met een geldboete, niet alleen om het door de gerechtsdeurwaarder behaalde financiële voordeel af te romen, maar ook vanwege de daaraan verbonden preventieve werking.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent de haar verweten nalatigheid, die heeft kunnen gebeuren doordat haar kantoor in de desbetreffende periode druk was met een overname en een (administratieve) reorganisatie. Al voordat de KBvG de onderhavige klacht had ingediend, is alsnog opdracht gegeven voor een audit. De kwaliteit van de beroepsuitoefening is nooit in gevaar geweest, hetgeen blijkt uit het feit dat inmiddels een positief toetsingsverslag is afgegeven. De gerechtsdeurwaarder bestrijdt voorts dat zij zich financieel heeft bevoordeeld door pas in een te laat stadium de toetsing in gang te zetten. Zij voert hiertoe aan dat zij ten behoeve van het uiteindelijk op 13 september 2013 verkregen positieve toetsingsverslag (samen met haar kantoorgenoot) een bedrag van in totaal € 7.811,03 aan externe kosten heeft moeten maken. Bovendien heeft het College Toetsing Gerechtsdeurwaarders de geldigheidsduur van het toetsingsverslag beperkt, waardoor zij op 9 december 2014 alweer over een nieuw positief toetsingsverslag moet beschikken. Volgens de gerechtsdeurwaarder ontbreekt dan ook de grond voor het opleggen van een geldboete.
6. De beoordeling
6.1
Om de kwaliteit bij de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder en van de kantoororganisaties van gerechtsdeurwaarders te bevorderen, zijn alle gerechtsdeurwaarders op grond van de Verordening iedere twee jaar verplicht zorg te dragen voor toetsing van hun gerechtsdeurwaarderskantoor en naar aanleiding van die toetsing te beschikken over een positief toetsingsverslag. Wanneer een gerechtsdeurwaarder niet aan deze verplichting voldoet brengt hij niet alleen de kwaliteit van zijn eigen beroepsuitoefening in gevaar, maar bevoordeelt hij zich ook ten opzichte van andere gerechtsdeurwaarders die zich wel aan de Verordening houden en aan de op hen rustende toetsingsverplichting tijd en geld moeten besteden.
6.2
Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig aan de op haar rustende toetsingsverplichting heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft eerst op 13 september 2013 een positief beoordelingsverslag verkregen, terwijl zij hierover uiterlijk op 9 december 2012 had dienen te beschikken. De gerechtsdeurwaarder heeft in zoverre de klacht ook niet weersproken. Evenmin ontkent de gerechtsdeurwaarder dat de omstandigheden die tot de overtreding hebben geleid voor haar rekening en risico komen; ook in drukke tijden moet een gerechtsdeurwaarder zorgen dat hij aan zijn administratieve verplichtingen voldoet. Gelet op de grote ruchtbaarheid die de KBvG in de periode voor 9 december 2012 aan het voorschrift heeft gegeven, moet bovendien worden gesproken van een welbewuste overtreding van de regels. Naar het oordeel van het hof kan een maatregel dan ook niet achterwege blijven. Met betrekking tot de vraag welke maatregel moet worden opgelegd, overweegt het hof het volgende.
6.3
In hoger beroep is gebleken dat het College Toetsing Gerechtsdeurwaarders aan het op
13 september 2013 aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte positieve toetsingsverslag een kortere geldigheidsduur heeft toegekend dan de reguliere twee jaar, te weten eenzelfde geldigheidsduur als ware het wel tijdig verstrekt, namelijk 9 december 2014. Ofschoon de gerechtsdeurwaarder in 2013 een bedrag van in totaal € 7.811,03 voor de toetsing van haar kantoororganisatie heeft betaald, zal zij in 2014 wederom kosten moeten maken om in overeenstemming met de Verordening tijdig te beschikken over een positief toetsingsverslag. Het betoog van de gerechtsdeurwaarder dat zij door de verkorting van de geldigheidsduur van haar positieve toetsingsverslag ten opzichte van gerechtsdeurwaarders die zich wel aan de norm hebben gehouden, financieel niet in een betere positie verkeert, is echter niet geheel juist. Vanwege de korte periode tussen de verrichte en de opnieuw te verrichten toetsing van haar kantoororganisatie valt te verwachten dat de auditor ten behoeve van het volgende toetsingsverslag een minder diepgravend onderzoek hoeft te verrichten en weinig nieuwe punten zal constateren, hetgeen tot lagere kosten zal leiden. In die zin is wel degelijk sprake van enig financieel voordeel ten opzichte van gerechtsdeurwaarders die conform de Verordening in 2012, of nog eerder, hebben zorggedragen voor toetsing van hun kantoororganisatie.
6.4
Op grond van het voorgaande acht het hof oplegging van de maatregel tot betaling van een geldboete naast de maatregel van berisping passend en geboden. Het hof ziet echter in de door de gerechtsdeurwaarder aangehaalde omstandigheden (de gemaakte kosten en de verkorting van de geldigheidsduur) aanleiding de door de kamer opgelegde geldboete te matigen tot € 500,-.
6.5
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
 vernietigt de bestreden beslissing wat betreft de daarbij opgelegde maatregel;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
 legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
 legt aan de gerechtsdeurwaarder een geldboete ten bedrage van € 500,- op en bepaalt dat dit bedrag binnen 30 dagen na kennisgeving van deze beslissing overgemaakt dient te zijn op:
bankrekening: [rekeningnummer]
t.n.v. MvJ Ontvangsten Gerechtshof
Postbus 1312 te 1000 BH Amsterdam,
o.v.v.[gerechtsdeurwaarder] / KBvG (200.136.331/01 GDW) [nummer]
 bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 april 2014 door de rolraadsheer.