ECLI:NL:GHAMS:2014:1197
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Benoeming van voogdij over minderjarigen in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de voogdij over minderjarigen na het overlijden van hun moeder. De appellant, de biologische vader van de kinderen, heeft in hoger beroep verzocht om met het gezag over de kinderen te worden belast. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking waarin de Raad voor de Kinderbescherming was verzocht om een rapport op te stellen over de voogdij. Dit rapport, dat op 28 oktober 2013 is ingediend, adviseert om de man met de voogdij te belasten, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De behandeling van de zaak is voortgezet op 16 januari 2014, waar beide partijen, de man en de grootmoeder, vertegenwoordigd waren door hun advocaten en tolken. Het hof heeft vastgesteld dat de man altijd betrokken is geweest bij de verzorging van de kinderen en dat de relaties tussen de kinderen, de man en de grootmoeder positief zijn. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij met zowel hun vader als hun grootmoeder contact hebben en dat er een goede verdeling van zorg blijft bestaan. De man wordt benoemd tot voogd, terwijl de eerdere beschikking van de grootmoeder als voogdes voor de periode tot heden wordt bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen de man en de grootmoeder en adviseert hen om professionele begeleiding te zoeken voor de zorgverdeling. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de eerdere beschikking wordt vernietigd voor zover deze de voogdij betreft vanaf heden.