ECLI:NL:GHAMS:2014:1197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
200.126.315/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van voogdij over minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de voogdij over minderjarigen na het overlijden van hun moeder. De appellant, de biologische vader van de kinderen, heeft in hoger beroep verzocht om met het gezag over de kinderen te worden belast. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking waarin de Raad voor de Kinderbescherming was verzocht om een rapport op te stellen over de voogdij. Dit rapport, dat op 28 oktober 2013 is ingediend, adviseert om de man met de voogdij te belasten, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De behandeling van de zaak is voortgezet op 16 januari 2014, waar beide partijen, de man en de grootmoeder, vertegenwoordigd waren door hun advocaten en tolken. Het hof heeft vastgesteld dat de man altijd betrokken is geweest bij de verzorging van de kinderen en dat de relaties tussen de kinderen, de man en de grootmoeder positief zijn. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij met zowel hun vader als hun grootmoeder contact hebben en dat er een goede verdeling van zorg blijft bestaan. De man wordt benoemd tot voogd, terwijl de eerdere beschikking van de grootmoeder als voogdes voor de periode tot heden wordt bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen de man en de grootmoeder en adviseert hen om professionele begeleiding te zoeken voor de zorgverdeling. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de eerdere beschikking wordt vernietigd voor zover deze de voogdij betreft vanaf heden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 18 februari 2014
Zaaknummer: 200.126.315/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/532254 / FA RK 12-10217
Uitspraak van de meervoudige familiekamer in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. W.J. Eusman te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.L. Muller te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de grootmoeder genoemd.
1.2.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn tussenbeschikking van 10 september 2013. Bij die beschikking heeft het hof, alvorens nader te beslissen, de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de vraag welke voorziening in de voogdij het meest in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de Raad verzocht ermee rekening te houden dat het door haar uit te brengen rapport desgewenst ook zal kunnen worden gebruikt ter voorlichting en advisering van de rechtbank in de door man aangelegde procedure waarin hij onder meer verzoekt te worden belast met het gezag over de kinderen. De Raad is mede met het oog daarop verzocht in elk geval ook aan te geven of er feiten en omstandigheden zijn die gegronde vrees zouden opleveren dat bij inwilliging van het verzoek van de man om met het gezag over de kinderen te worden belast, de belangen van de kinderen zouden worden verwaarloosd. De behandeling van de zaak is in verband hiermee aangehouden.
1.3.
Op 1 november 2013 is bij dit hof binnengekomen een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad), gedateerd 28 oktober 2013.
1.4.
De behandeling van de zaak is op 16 januari 2014 voortgezet, alwaar zijn verschenen:
-de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van mevrouw L. Lumsden, tolk in de Engels taal;
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van de heer E.O. Tackey, tolk Twi;
- mevrouw S.C. Benjamin, vertegenwoordiger van de Raad.
1.5.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de man, met instemming van de advocaat van de grootmoeder, een reactie overgelegd van mr. H.F. Govers, advocaat te Amsterdam, die door de rechtbank is benoemd tot bijzondere curator in de door de man in eerste aanleg aangevangen procedure ter verkrijging van vervangende toestemming tot erkenning van de kinderen en van het gezag over de kinderen.

2.Nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
De Raad heeft het hof in zijn onder 1.3 genoemde rapport geadviseerd de man met de voogdij over de kinderen te belasten. Ieder minderjarig kind moet een wettelijk vertegenwoordiger hebben, die beslissingen kan nemen voor het kind. In het onderhavige geval dient de man als de wettelijk vertegenwoordiger te worden aangemerkt. De man dient in de procedure in eerste aanleg met het gezag over de kinderen worden belast, maar dat kan pas indien hem vervangende toestemming tot erkenning wordt verleend waartoe de bijzondere curator positief heeft geadviseerd. Zolang dat nog niet het geval is, moet de kinderen duidelijkheid worden geboden en moet de man met de voogdij worden belast, zo begrijpt het hof het advies van de Raad. Het rapport vermeldt tevens dat daarbij het volgende in acht moet worden genomen:
De relaties tussen vader en de kinderen en tussen oma moederszijde en de kinderen zijn positief en liefdevol. Ondanks dat oma pas sinds enkele jaren een rol speelt in het leven van de kinderen, is zij betrokken en doet zij haar uiterste best om de kinderen te geven wat zij nodig hebben. Ook vader is betrokken. De Raad is dan ook van mening dat het in het belang van de kinderen is als de verhoudingen niet worden geschaad en de kinderen met zowel vader als oma contact hebben.
Het wijzigen van het gezag kan gevolgen hebben voor de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Hoewel de kinderen aangeven dat zij bij vader willen wonen, hebben zij geen klachten over het wonen bij oma. De Raad is van mening dat het in groot belang van de kinderen is dat er een goede verdeling van zorg blijft bestaan. Mede vanwege vaders werk lijken de bestaande afspraken op dit moment het meest tegemoet te komen aan de belangen van de kinderen. De Raad acht het noodzakelijk dat de vader en oma begeleid worden bij de onderlinge communicatie over het verdelen van de zorgtaken en de daarmee gepaard gaande financiën. De Raad is van mening dat dit in vrijwillig kader plaats kan vinden waarin door de hulpverlening ook aandacht besteed dient te worden aan de praktische gevolgen van het eventuele wonen van de kinderen en rouwverwerking. De Raad zal vader en oma adviseren en trachten aan te melden bij een hulpverlenende instantie (…).
2.2.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de man de biologische vader van de kinderen is. De man is altijd bij hun verzorging en opvoeding betrokken geweest. De kinderen hebben, toen hun moeder nog leefde, met haar en de man in gezinsverband gewoond. Zij verblijven sinds het overlijden van hun moeder ieder weekend alsmede gedurende de vakanties bij hem. Hij beschikt inmiddels over zelfstandige woonruimte waar ook de kinderen kunnen wonen.
De in eerste aanleg benoemde bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning van de kinderen toe te wijzen. De Raad heeft, zoals hierboven is weergegeven, geadviseerd de man met het gezag over de kinderen te belasten. Onder deze omstandigheden acht het hof voorshands aannemelijk dat de rechtbank de man vervangende toestemming tot erkenning van de kinderen zal verlenen en hem vervolgens met het gezag over de kinderen zal belasten. In afwachting van deze beslissing dient de man naar het oordeel van het hof als meest aangewezen persoon tot voogd over de kinderen te worden benoemd. Dat betekent dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat het inleidend verzoek van de grootmoeder moet worden afgewezen.
De bestreden beschikking is echter uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de voogdij van de grootmoeder met ingang van de datum van die beschikking een aanvang heeft genomen. Het hof acht het niet in het belang van de kinderen als deze beslissing met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt en aldus onduidelijkheid zou ontstaan over de geldigheid van in de tussentijd door of namens de grootmoeder als voogdes verrichte (rechts)handelingen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking in stand laten voor zover daarbij de grootmoeder over de periode tot heden is benoemd tot voogdes en de man met ingang van heden tot voogd over de kinderen benoemen.
2.3.
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Het hof onderschrijft hetgeen de Raad in zijn rapport heeft opgemerkt over het belang van de kinderen dat zij met zowel de man als de grootmoeder contact hebben, dat er een goede verdeling van de zorg tussen de man en de grootmoeder blijft bestaan en dat de man en de grootmoeder worden begeleid bij de onderlinge communicatie over het verdelen van de zorgtaken en de daarmee gepaard gaande financiën. De vader heeft ter zitting van 16 januari 2014 medegedeeld dat hij wil dat de kinderen bij hem komen wonen, maar dat hij hen niet zal verhinderen om bij de grootmoeder op bezoek te gaan als zij dat willen. De vertegenwoordiger van de Raad heeft bij die gelegenheid het belang van de kinderen bij een evenwichtige verdeling van de zorg tussen de man en de grootmoeder nogmaals benadrukt en verklaard dat de verantwoordelijkheid hiervoor niet bij de kinderen thuishoort, maar dat het aan partijen is hierover onderling afspraken te maken. Zij heeft partijen met klem in overweging gegeven dit te doen en zich daarbij door een professionele instantie te laten begeleiden. Het hof gaat ervan uit dat partijen dit advies in het belang van de kinderen ter harte zullen nemen en daarnaar zullen handelen.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarbij over de periode vanaf heden tot voogdes is benoemd [de grootmoeder], wonende te [woonplaats], [adres], geboren te Kumasi (Ghana) [in] 1958, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt met ingang van heden over de minderjarigen:
- [A],
geboren te Amsterdam [in] 2002,
- [B],
geboren te Amsterdam [in] 2006,
- [C],
geboren te Amsterdam [in] 2008,
tot voogd:
[de man],
wonende te [woonplaats], [adres], geboren te Kumasi (Ghana) [in] 1962;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het inleidend verzoek voor zover dat de periode met ingang van heden betreft;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A. van Haeringen en mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van mr. J.J. Laterveer-Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2014.