ECLI:NL:GHAMS:2014:1191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
23-001745-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vernieling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal beschuldigingen, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. De zaak betreft medeplegen van vernieling en bedreiging met zware mishandeling. De verdachte heeft samen met een medeverdachte op 7 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug wederrechtelijk een woning binnengedrongen en goederen van de bewoners vernield. Tevens heeft hij een politieambtenaar bedreigd met een brandblusser. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op getuigenverklaringen en de omstandigheden van de zaak. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, maar het hof heeft rekening gehouden met het tijdsverloop en de afwezigheid van nieuwe strafbare feiten in de afgelopen jaren. De opgelegde straf bestaat uit een taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak en het vonnis van de rechtbank vernietigd voor de overige feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001745-12
Datum uitspraak: 27 februari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 6 april 2012 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-810412-10 en 14-700710-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
postadres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Alkmaar vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 augustus 2013 en 13 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer
14-810412-10:
1:
hij op of omstreeks 07 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning (te weten kamer nr. 23 in het pension/hotel [het Karrespoor] aan de Rijksweg 39) en in gebruik bij [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s).
2:
hij op of omstreeks 07 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer koffers en/of een hoeveelheid kleding en/of schoenen en/of een tondeuze, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
4:
hij op of omstreeks 07 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, (de brigadier van de politie Noord-Holland Noord) [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij bovenaan een trap stond) met een brandblusapparaat, althans een zwaar voorwerp, stotende bewegingingen gemaakt naar voornoemde [verbalisant 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar naar boven dan stamp ik jullie de trap af!" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In de zaak met parketnummer
14-700710-11(gevoegd):
hij op of omstreeks 20 april 2011 in de gemeente Alkmaar opzettelijk beledigend een politieambtenaar, te weten [verbalisant 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, namelijk het overbrengen van de net aangehouden verdachte naar het politiebureau voor onderzoek in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "je moet opkankeren, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot andere beslissingen dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer
14-810412-10:
1:
hij op 7 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten kamer nr. 23 in het pension/hotel het Karrespoor aan de Rijksweg 39 en in gebruik bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
2:
hij op 7 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk koffers en een hoeveelheid kleding en schoenen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
4:
hij op 7 september 2010 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Zijpe, de brigadier van politie Noord-Holland Noord [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl hij bovenaan een trap stond met een brandblusapparaat stotende bewegingen gemaakt naar voornoemde [verbalisant 1] en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar naar boven dan stamp ik jullie de trap af!".
In de zaak met parketnummer
14-700710-11(gevoegd):
1:
hij op 20 april 2011 in de gemeente Alkmaar opzettelijk beledigend een politieambtenaar, te weten [verbalisant 2], gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, namelijk het overbrengen van de aangehouden verdachte naar het politiebureau voor onderzoek, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "je moet opkankeren, kankerhoer".
Hetgeen in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverweging

Ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het de verdachte en zijn medeverdachte zijn geweest die de spullen uit het raam hebben gegooid.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en wel om het navolgende.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat er koffers en persoonlijke spullen uit een kamer naar beneden gegooid werden waar[medeverdachte 1] (het hof begrijpt hier en hierna steeds: de verdachte) was (doorgenummerde dossierpagina 73). [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er spullen naar beneden gegooid werden terwijl zij[medeverdachte 1] hoorde schreeuwen (doorgenummerde dossierpagina 76).
[getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de kamerdeur van kamer 23 geforceerd was en op de grond lag en dat hij, toen hij de betreffende kamer binnen kwam lopen, zag dat de Nederlandse vriend van[medeverdachte 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) spullen uit het raam gooide en dat[medeverdachte 1] later ook spullen uit het raam gooide.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze drie verklaringen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het hof geen aanknopingspunten heeft gevonden voor de (blote) stelling van de raadsman dat een en ander in scène zou zijn gezet.
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep blijkt voorts dat de verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 2] zich samen toegang tot de desbetreffende kamer hebben verschaft door de deur van die kamer eruit te halen, met behulp van een theelepeltje en een stuk ijzer, waarna zij deze kamer zijn binnengegaan, en dat zij boos waren dat de kamer in gebruik was genomen door anderen dan de verdachte.
Deze omstandigheden en de hierboven genoemde verklaringen maken dat naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 2] de goederen van de aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft vernield, onbruikbaar heeft gemaakt en/of heeft beschadigd. Daaraan doet niet af dat zich geen foto’s van de beschadigde en/of vernielde goederen in het dossier bevinden, zoals de raadsman heeft aangevoerd, nu het hof steun vindt voor de verklaringen van de aangevers daaromtrent in de zojuist aangehaalde verklaringen van getuigen waaruit volgt dat persoonlijke bezittingen van de aangevers uit het raam zijn gegooid. Daarbij merkt het hof op dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ook de tondeuse is vernield. Dit goed is niet meer aangetroffen en derhalve is onduidelijk gebleven of dit goed is vernield.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken
Het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling
Het in de zaak met parketnummer 14-700710-11 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 14-700710-11 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van de tijd, doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met een vriend zijn voormalige kamer in een woonhotel binnengedrongen. Zij zijn met veel agressie en door het forceren van een deur die kamer binnen gedrongen en hebben zich aldus schuldig gemaakt aan huisvredebreuk. De bewoners van die kamer werd zoveel vrees aangejaagd dat de één zich heeft verstopt en de ander uit het raam is gesprongen. Eenmaal binnen hebben zij spullen van de bewoners uit het raam gegooid waardoor deze spullen vernield dan wel beschadigd en/of onbruikbaar werden.
Vervolgens heeft de verdachte, nadat de politie was gearriveerd, een voor de desbetreffende politieambtenaar bedreigende situatie geschapen door in diens richting stotende bewegingen te maken met een brandblusser terwijl hij daarbij dreigende woorden uitte.
Voorts heeft de verdachte naar aanleiding van een ander voorval een politieambtenaar beledigd toen zij hem wilde overbrengen naar het politiebureau. Deze feiten getuigen van weinig respect voor gezagdragers.
Het hof is van oordeel dat een bewezenverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, zoals door de raadsman verzocht, geen recht doet aan de ernst van deze feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 februari 2014 is de verdachte eerder ter zake van onder meer bedreiging en belediging van een ambtenaar onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte, ondanks zijn omvangrijke Justitiële Documentatie, de laatste jaren kennelijk geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het laatste strafbare feit waarvoor de verdachte is veroordeeld dateert van juni 2011. De onderhavige feiten dateren uit 2010.
In deze omstandigheden – met name gelet op het tijdsverloop – ziet het hof aanleiding om aan de verdachte, anders dan door de advocaat-generaal is geëist, geen voorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen en, gelet op de keer ten goede die het leven van de verdachte lijkt te hebben genomen, de taakstraf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 63, 138, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 14-810412-10 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700710-11 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2014.
Mr. C.N. Dalebout en mr. J.A. Peters zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]