ECLI:NL:GHAMS:2014:1099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
200.118.674-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidieaanvraag en overeenkomst tussen gastouderbureau en EVC4

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 29 augustus 2012 is gewezen. De zaak betreft een overeenkomst tussen het gastouderbureau van [appellante] en EVC4, een onderneming die EVC-trajecten aanbiedt aan gastouders. De kern van het geschil draait om de vraag wie het risico draagt voor het niet verkrijgen van subsidie voor de EVC-procedure van gastouders. Het hof oordeelt dat het ontbreken van de volledigheid van een subsidieaanvraag voor rekening van EVC4 moet komen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het in conventie is gewezen en wijst de vordering van [appellante] tot terugbetaling van een te veel betaald bedrag van € 5.726,10 toe, vermeerderd met wettelijke rente. EVC4 wordt ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige, waarbij de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.118.674/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1309015 \ HA EXPL 11-752
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 april 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. A.A. Rassa te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVC4GASTOUDERS B.V.,
gevestigd te Wognum, gemeente Medemblik,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. P.J.M. Gerritsen te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en EVC4 genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 27 november 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 29 augustus 2012, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen EVC4 als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellante] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met één productie;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- akte uitlating producties tevens akte houdende bezwaar wijziging/vermeerdering van eis van de zijde van EVC4, met producties;
- antwoordakte van de zijde van [appellante].
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, behoudens voor zover daarbij de vordering van EVC4 ad € 7.425,00 met betrekking tot de 11 gastouders ten aanzien van wie geen subsidie is verleend is afgewezen, en opnieuw rechtdoende - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van EVC4 zal afwijzen, EVC4 zal veroordelen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen arrest aan haar zal terugbetalen € 5.726,10, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf 22 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft [appellante] gevorderd dat het hof de overeenkomst tussen partijen zal ontbinden en EVC4 zal veroordelen tot betaling van € 9.445,97, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf een door het hof te stellen datum tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van EVC4 in de kosten van het geding in beide instanties, met rente.
EVC4 heeft - primair - geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover dit ziet op de toewijzing van de vordering in conventie en de afwijzing van de vordering in reconventie, en - subsidiair - gevorderd voor recht te verklaren dat de vordering van [appellante] in principaal appel is vervallen, en voorts geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover dit ziet op de toewijzing van de vordering in conventie en afwijzing van de vordering in reconventie. Verder heeft EVC4 geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellante] in hoger beroep, en gevorderd [appellante] - uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen tot betaling van € 7.425,=, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen, tot aan de dag der algehele voldoening, en voorts tot betaling van een bedrag van € 952,=, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 28 november 2011, tot aan de dag der algehele voldoening, alles met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.7. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. Ingevolge de “Subsidieregeling goed gastouderschap kinderopvang 2010” van 30 november 2009 (hierna: de Subsidieregeling) dienen gastouders te voldoen aan de daarin genoemde deskundigheidseisen, zodat zij kunnen worden ingeschreven in het landelijk register kinderopvang.
b. Eén van die eisen is dat een gastouder een zogenoemde EVC-procedure doorloopt om een certificaat goed gastouderschap te behalen. EVC staat voor ‘ervaringscertificaat’.
c. Het behalen van een EVC-certificaat wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De aanvraag en verstrekking van subsidie verloopt via het zogenoemde Bureau Kwaliteit Kinderopvang (hierna: BKK).
d. EVC4 is een (private) onderneming die in 2009 en 2010 EVC-trajecten aanbood aan gastouders.
e. [appellante] heeft een gastouderbureau onder de naam Gastouderbureau Wonder (hierna: het gastouderbureau).
f. EVC4 en het gastouderbureau hebben op 18 december 2009 een overeenkomst gesloten die inhield dat de aan het gastouderbureau verbonden gastouders tegen betaling door het gastouderbureau een EVC-procedure konden doorlopen bij EVC4. Deze overeenkomst, genaamd Overeenkomst doorverwijzing gastouders i.v.m. EVC-procedure” (hierna: de overeenkomst) luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 3 Aanvraag subsidie
1. De subsidieaanvraag voor gastouders dient formeel door het Gastouderbureau te worden ingediend. (…)
3. In alle gevallen geldt dat, indien het op basis van de subsidievoorwaarden niet mogelijk is dat het subsidiebedrag direct c.q. via overdracht van de vordering door het Gastouderbureau aan EVC4Gastouders, door de subsidieverlener aan EVC4Gastouders wordt uitbetaald, het Gastouderbureau het ontvangen subsidiebedrag binnen drie dagen na ontvangst op het genoemde bankrekeningnummer van EVC4Gastouders betaalt, o.v.v. de naam van de gastouder, factuurnummer en woonplaats.
Artikel 4 Vergoeding
1. De kosten per gastoudergezin voor het doorlopen van een EVC-procedure bedragen € 675,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW. EVC4Gastouders zal het totaal verschuldigde bedrag factureren aan het Gastouderbureau, nadat het EVC-certificaat aan het gastoudergezin is uitgereikt. (…)
2. Voor 25 % van het factuurbedrag geldt de minimum gestelde betalingstermijn van 30 dagen. Het restant ad 75 % dient binnen vijf dagen na facturering, te worden betaald waarbij de betalingstermijn wordt verlengd met de periode tussen de indiening van de aanvraag van de subsidie en de uitbetaling daarvan, met een maximum van 3 maanden. De betalingstermijn zal derhalve nooit langer zijn dan drie maanden.
De minimum betalingstermijn bedraagt 30 dagen. Indien vanwege de subsidievoorschriften de subsidie door het Gastouderbureau is ontvangen, dient het Gastouderbureau de ontvangen subsidie binnen vijf dagen uit te betalen aan EVC4Gastouders.
3. In het geval de subsidieaanvraag definitief wordt afgewezen zal EVC4Gastouders, behoudens indien en voorzover het bepaalde in artikel 5 van toepassing is, het door haar gefactureerde bedrag crediteren. (…)
Artikel 5 Niet behalen certificaat
Indien en voor zover de gastouder het EVC-certificaat niet behaalt en de gastouder daarom niet in aanmerking komt voor de subsidie, geldt dat EVC4Gastouders, in afwijking van artikel 4 recht heeft op een bedrag van € 300,-- inclusief BTW. Voorgaande geldt alleen indien en voorzover het niet behalen van het certificaat is te wijten aan fouten bij de intake(…). Als fout bij de intake wordt onder andere aangemerkt het niet juist inschatten van het taalniveau van de gastouder door de EVC-begeleider.(…)”
Artikel 7 Ontbindende voorwaarden
1. Deze overeenkomst wordt gesloten onder de navolgende ontbindende voorwaarden:
a. Voorts geldt de ontbindende voorwaarde dat de subsidie voor de EVC-procedure komt te vervallen c.q. wordt beëindigd. Partijen zullen na het inroepen van deze ontbindende voorwaarden in onderhandeling treden over een nieuwe overeenkomst ter zake van het volgen van EVC-procedures voor gastouders.
(…)
d. Daarnaast geldt de ontbindende voorwaarde dat indien EVC4Gastouders van de BKK lijst van erkende EVC aanbieders wordt gehaald, dat deze overeenkomst kosteloos door het Gastouderbureau per direct ontbonden kan worden.”
g. In het e-mailbericht van 14 april 2010 van BKK aan het gastouderbureau staat dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft besloten dat EVC4 de certificeringsprocedure met ingang van 23 april 2010 dient te beëindigen. Certificaten die vóór 23 april 2010 in de certificeringsprocedure goed ouderschap zijn afgegeven, blijven geldig.
h. Bij e-mailbericht van 24 september 2012 heeft [X] (hierna: [X]), verbonden aan BKK, aan [appellante], voor zover van belang, onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Met betrekking tot onderstaande gastouders is nagegaan welke documenten er zijn ontvangen.
Van drie gastouders ontbreekt een originele gewaarmerkte kopie van het certificaat: [N]; [Y]; [Z];
Van vijf gastouders ontbreken 1. ondertekend verzoek subsidievaststelling; 2. gewaarmerkt kopie certificaat; 3. kopie factuur EVC aanbieder: [A]; [B]; [C]; [D]; [E];
Van twee gastouders is geen enkel document bij BKK:
[F] en [G];
Van één gastouder is de aanvraag afgewezen omdat de documenten ruim na sluiting van het loket (1 december 2010) in 2011 zijn ontvangen:
[AG]. (…)”
i. Bij e-mailbericht van 18 januari 2013 heeft [appellante] aan BKK verzocht te bevestigen dat voor de hierna genoemde gastouders geen subsidie is ontvangen onder vermelding van de reden daarvan. Het gaat om: [H], [I], [J],
[K], [L] en [M].
j. Bij e-mailbericht van 21 januari 2013 heeft [X] in antwoord op het hiervoor onder i. weergegeven verzoek aan [appellante], voor zover belang, het volgende geschreven:
“(…)
Naar aanleiding van uw mail heb ik e.e.a. laten uitzoeken.
Hieronder treft u de bevindingen aan.
[H], K bewijs van inschrijving ontvangen 1 juli 2011, retour gezonden omdat het niet gewaarmerkt is
[I], M. Factuur ontvangen 1 juli 2011, retour gezonden omdat die niet gewaarmerkt is
[J], Kaoutar Aanvraag subsidieverlening is afgewezen
[K], L. Aanvraag subsidieverlening is afgewezen
[L], F. Aanvraag subsidieverlening is afgewezen
[M], D. Aanvraag subsidieverlening is afgewezen
(…)”

3.Beoordeling

3.1.
Bij inleidende dagvaarding van 28 november 2011 heeft EVC4 gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van:
- € 14.681,25 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen waarop de hoofdsom ziet tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 952,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 28 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
EVC4 heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd nakoming door [appellante] van de contractuele betalingsverplichting.
3.2.
[appellante] heeft de vorderingen in conventie bestreden en in reconventie gevorderd dat EVC4 wordt veroordeeld tot betaling van € 8.350,= aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, en € 150,= ter zake van buitengerechtelijke kosten. Aan haar vordering heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat EVC4 toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst ten gevolge waarvan [appellante] schade heeft geleden tot genoemd bedrag.
3.3.
De kantonrechter heeft in conventie de vordering van EVC4 toegewezen tot een bedrag van € 7.256,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de voldoening, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven in principaal appel op. EVC4 komt met haar grieven in incidenteel appel op tegen de afwijzing van het meer of anders gevorderde in conventie.
In principaal appel
3.4.
De grieven in principaal appel strekken ertoe dat het hof de vordering van EVC4 in conventie alsnog afwijst en de vordering van [appellante] in reconventie toewijst. EVC4 heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling ingegaan.
3.5.
Grief 2 in principaal appelstrekt ten betoge dat [appellante] slechts voor 15 gastouders aan EVC4 een vergoeding diende te betalen.
3.5.1.
Vooropgesteld wordt dat artikel 4, derde lid, van de overeenkomst voorschrijft dat [appellante] geen vergoeding is verschuldigd voor gastouders ten aanzien van wie de subsidieaanvraag is afgewezen. EVC4 heeft evenwel aangevoerd dat het niet de bedoeling van de overeenkomst is geweest dat door fouten van het gastouderbureau geen subsidie wordt verstrekt en EVC4 vervolgens geen vergoeding ontvangt voor haar werkzaamheden terwijl de betreffende gastouder bij haar wel het EVC-traject heeft doorlopen. Bij de beoordeling van de vraag of ook in de gevallen waarin geen subsidie is verleend [appellante] toch een vergoeding aan EVC4 is verschuldigd komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen uit de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ingevolge artikel 3 van de overeenkomst diende [appellante] zorg te dragen voor het indienen van een subsidieaanvraag. Zij diende ervoor te zorgen dat de daarvoor benodigde documenten bij de aanvraag worden gevoegd. Om in aanmerking te komen voor subsidie dienden per gastouder vijf documenten te worden verstrekt aan BKK, te weten:
1. een gewaarmerkt kopie van bewijs van inschrijving van de gastouder bij de EVC- aanbieder, welk bewijs moet zijn ondertekend door de gastouder en de EVC-aanbieder;
2. een kopie van het identiteitsbewijs van de gastouder;
3. een verklaring van het gastouderbureau dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de werkelijke kosten van deze certificeringsprocedure voor de gastouder;
4. een gewaarmerkt kopie van het behaalde EVC-certificaat;
5. een gewaarmerkt kopie van de EVC-factuur.
Een gewaarmerkt document is een document met een (originele) stempel en een handgeschreven handtekening. Indien een of meer van de hiervoor genoemde documenten ontbrak of ontbraken, dan wel onvolledig of onjuist zijn, werd geen subsidie verleend. Voor een aantal van de bovengenoemde documenten was [appellante] evenwel afhankelijk van de medewerking van EVC4. Zo diende EVC4 een gewaarmerkt certificaat en een gewaarmerkte factuur uit te reiken, welke documenten vervolgens werden ingediend bij het BKK ten behoeve van de subsidieaanvraag.
3.5.2.
Tussen partijen staat genoegzaam vast dat [appellante] in totaal 33 gastouders de certificeringsprocedure heeft laten doorlopen via EVC4. Deze 33 gastouders staan vermeld in het declaratieoverzicht (productie 2 bij memorie van grieven) dat EVC4 heeft opgesteld ten behoeve van de facturen die zij aan [appellante] in rekening heeft gebracht. EVC4 heeft voor elke gastouder een bedrag van € 675,= aan [appellante] gefactureerd, derhalve in totaal € 22.275,= (33 x € 675,=). Met uitzondering van gastouder [AI] komen bovenbedoelde gastouders tevens voor in de door [appellante] overgelegde BKK-lijst (productie 4 bij memorie van grieven). Op deze lijst staan achter de geboortedatum van iedere gastouder vijf icoontjes. Met ieder icoontje wordt een document bedoeld. Die vijf icoontjes staan voor de bovengenoemde vijf documenten die vereist waren voor subsidieverlening. Een groen vinkje op het icoontje houdt in dat het betreffende document volledig en op de juiste wijze is ingediend bij BKK. Een rood kruisje houdt in dat het betreffende document niet, niet juist en/of onvolledig is ingediend bij BKK.
3.5.3.
Vast staat dat door BKK uitsluitend subsidie is toegekend voor gastouders ten aanzien van wie alle vijf documenten volledig en op de juiste wijze zijn ingediend. Op de BBK-lijst is te zien dat voor onderstaande 15 gastouders op alle vijf icoontjes een groen vinkje is geplaatst. Naar [appellante] heeft gesteld en EVC4 niet heeft weersproken is voor deze 15 gastouders dan ook subsidie ontvangen. Het gaat om de volgende gastouders:
Nr. Vergoeding Naam Vervaldatum
1 € 675,00 [O] 3-3-2010
2 € 675,00 [P] 6-3-2010
3 € 675,00 [Q] 10-3-2010
4 € 675,00 [R] 10-3-2010
5 € 675,00 [S] 11-3-2010
6 € 675,00 [T] 11-3-2010
7 € 675,00 [U] 31-3-2010
8 € 675,00 [V] 29-4-2010
9 € 675,00 [W] 29-4-2010
10 € 675,00 [AA] 29-4-2010
11 € 675,00 [AB] 2-5-2010
12 € 675,00 [AC] 13-5-2010
13 € 675,00 [AD] 14-5-2010
14 € 675,00 [AE] 14-5-2010
15
€ 675,00[AF] 22-5-2010
€ 10.125,00
3.5.4.
Voor bovengenoemde gastouders die het EVC-traject via EVC4 hebben doorlopen en ten behoeve van wie [appellante] subsidie heeft ontvangen, is [appellante] dan ook het totaalbedrag van € 10.125,00 aan vergoeding verschuldigd.
3.5.5.
Met betrekking tot de overige 18 gastouders stelt [appellante] - primair - dat zij geen vergoeding is verschuldigd aan EVC4 omdat ten behoeve van die gastouders geen subsidie is ontvangen en artikel 4, derde lid van de overeenkomst in dat geval bepaalt dat geen vergoeding is verschuldigd, en – subsidiair – dat zij geen vergoeding is verschuldigd aangezien EVC4 heeft nagelaten de vereiste documenten op de juiste wijze in te dienen.
EVC4 heeft evenwel aangevoerd dat zij geen verwijt treft ten aanzien van het niet verlenen van subsidie voor deze 18 gastouders nu de overeenkomst impliceerde dat het gastouderbureau al het redelijke eraan zou doen om de subsidieaanvraag rond te krijgen, hetgeen inhield dat EVC4 zo nodig in de gelegenheid zou worden gesteld eventuele missende stukken alsnog aan te leveren. Ook beroept EVC4 zich erop dat het BKK na het sluiten van de overeenkomst nadere formele eisen is gaan stellen zoals het waarmerken van documenten, waardoor een wijziging van omstandigheden zich heeft voorgedaan welke in het kader van artikel 6:248 BW niet voor risico van EVC4 mag komen. Verder heeft EVC4 aangevoerd dat voor de gastouders [H], [I] en [AG] de subsidieaanvragen te laat zijn ingediend, hetgeen een omstandigheid is die voor risico van [appellante] komt. Bij 10 van de 18 gastouders voor wie geen subsidie is ontvangen ontbreken documenten waar EVC4 geen enkele bemoeienis mee had. EVC4 meent dan ook dat voor die 10 gevallen het risico dat geen subsidie zou worden verstrekt bij [appellante] ligt. EVC4 betoogt verder dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [appellante]. Zij is nimmer in gebreke gesteld in verband met het ontbreken van benodigde documenten, zodat in dezen geen sprake is van verzuim. Eerst na drie jaar komt [appellante] met een lijst waarop zou staan welke stukken ontbreken. [appellante] heeft bovendien geen bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van de subsidieaanvragen.
3.5.6.
Als door [appellante] gesteld en door EVC4 onvoldoende weersproken staat vast dat in een aantal gevallen een gewaarmerkt certificaat en/of een gewaarmerkt factuur ontbrak. [AH], eigenaar en bestuurder van EVC4, heeft in dit verband ter comparitie van partijen in eerste aanleg bevestigd dat op een aantal documenten niet het juiste stempel stond. Naar het oordeel van het hof liggen deze omstandigheden in de risicosfeer van EVC4 en kunnen zij om die reden niet aan [appellante] worden tegengeworpen. Verder is van belang dat in de artikelen 4, derde lid, en 5 van de overeenkomst is bepaald dat alleen in het geval de subsidie niet wordt verstrekt door een fout bij de intake, EVC4 recht heeft op betaling van € 300,=. In de andere gevallen bepaalt artikel 4, derde lid, van de overeenkomst dat wanneer de subsidie definitief wordt afgewezen het door EVC4 gefactureerde bedrag zal worden gecrediteerd.
3.5.7.
Voor zover EVC4 heeft betoogd dat in 10 van de 18 afgewezen subsidieaanvragen documenten ontbreken waar EVC4 geen enkele bemoeienis mee had en om die reden het risico van het niet verlenen van subsidie bij [appellante] dient te blijven, wordt dat betoog verworpen. Uit de BKK-lijst blijkt immers dat in alle op die lijst voorkomende gevallen waarin subsidie is afgewezen telkens een of meer documenten ontbraken die hetzij door EVC4 moesten worden verstrekt, hetzij met medewerking van EVC4 moesten worden opgesteld. In die gevallen is telkens een kruisje geplaatst bij het 1e en/of 4e en/of 5e icoontje op de BKK-lijst. Ook het standpunt van EVC4 dat zij in gebreke had moeten worden gesteld om ontbrekende stukken zo nodig aan te leveren, wordt verworpen. Niet valt in te zien op grond waarvan een dergelijke eis gesteld kan worden nu het hier gaat om voorwaarden waaraan EVC4 zich bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft verbonden, welke voorwaarden moeten worden nageleefd wil zij aanspraak kunnen maken op de vergoedingen als door haar gevorderd. Anders dan EVC4 heeft betoogd, is voorts niet gebleken van nadere formele eisen van de zijde van het BKK met betrekking tot de subsidieaanvraag. EVC4 wordt geacht bekend te zijn geweest met het vereiste dat documenten gewaarmerkt moeten zijn nu dit volgt uit de artikelen 9 en 13 van de Subsidieregeling, welke regeling dateert van 30 november 2009 en als basis heeft gediend voor de afspraken tussen partijen. Het beroep op artikel 6:248 BW faalt mitsdien. Aan de stelling van EVC4 dat [appellante] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van de subsidieaanvragen gaat het hof voorbij nu EVC4 niet heeft gesteld dat het maken van bezwaar alsnog tot subsidieverlening had geleid. Gelet op de omstandigheid dat relevante documenten ontbraken, lag dit ook niet voor de hand. Met betrekking tot gastouder [AI], die niet voorkomt op de BKK-lijst, overweegt het hof dat EVC4 onvoldoende heeft bestreden de stelling van [appellante] dat ook ten behoeve van deze gastouder de subsidieaanvraag is afgewezen omdat een of meer documenten niet zijn aangeleverd door EVC4.
3.5.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat [appellante] uitsluitend vergoeding aan EVC4 is verschuldigd voor de 15 gastouders voor wie zij subsidie heeft ontvangen. Vast staat dat [appellante] op 8 en 21 februari 2011 een bedrag van € 7.593,75 heeft betaald aan EVC4 en op grond van het bestreden vonnis nog eens een bedrag van € 7.256,25 heeft voldaan, waarmee zij in totaal € 14.850,= aan EVC4 heeft betaald. Uitgaande van het hiervoor overwogene betekent dit dat [appellante] een bedrag van € 4.725,= (€ 14.850,= minus € 10.125,=) teveel heeft betaald. Over dit bedrag heeft [appellante] € 1.001,10 rente betaald zoals zij heeft gesteld en EVC4 niet heeft weersproken. Het teveel betaalde bedrag van € 5.726,10 (€ 4.725,= plus € 1.001,10) is derhalve toewijsbaar. Grief 2 in principaal appel slaagt derhalve.
3.6.
Grief 3 in principaal appelstrekt ten betoge dat [appellante] schade heeft geleden omdat EVC4 is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst. Deze grief faalt. Weliswaar heeft [appellante] gesteld dat 10 gastouders de samenwerking hebben beëindigd als gevolg van bij hen veroorzaakte spanning doordat EVC4 per 23 april 2010 de certificeringsprocedure moest beëindigen, maar [appellante] heeft haar stelling onvoldoende onderbouwd. Tegenover het verweer van EVC4 dat ten tijde van de beëindiging van de certificeringsprocedure per 23 april 2010 EVC4 uit hoofde van de overeenkomst geen verplichtingen meer had jegens [appellante], had het op de weg van [appellante] gelegen om aan te geven wie die gastouders zijn, wanneer die waren aangemeld bij EVC4 en welke inkomsten zij zou hebben genoten als deze ouders niet zouden hebben opgezegd. [appellante] heeft dit alles nagelaten. [appellante] heeft evenmin inzichtelijk gemaakt hoe zij tot het schadebedrag van € 7.350 is gekomen. Met betrekking tot de kosten die zij zelf stelt te hebben gemaakt (€ 1.000,=) heeft [appellante] niet onderbouwd waarom deze als schade aangemerkt moeten worden en hetzelfde geldt ten aanzien van de kosten in verband met de zaalhuur (1.095,97), nu uit de notulen van de vergadering blijkt dat deze bijeenkomst is belegd om een aantal andere in de notulen nader genoemde zaken te bespreken dan de beëindiging van de certificeringsprocedure. De zaal is dus niet vanwege die beëindiging gehuurd. Nu [appellante] haar vordering tot schadevergoeding onvoldoende heeft onderbouwd heeft zij onvoldoende aan haar stelplicht voldaan, komt het hof aan bewijslevering op dit punt niet toe en wordt het te dier zake gedane bewijsaanbod gepasseerd. De vordering tot schadevergoeding is door de kantonrechter dan ook terecht afgewezen en de in hoger beroep vermeerderde vordering tot schadevergoeding komt op grond van het voorgaande evenmin voor toewijzing in aanmerking.
3.7.
Grief I in principaal appelbestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] haar verweer dat EVC4 is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst onvoldoende heeft onderbouwd. Deze grief faalt reeds op de grond dat [appellante] - gelet op het hiervoor onder 3.6 overwogene – geacht wordt geen belang meer te hebben bij behandeling van haar stellingen op dit punt.
In incidenteel appel
3.8.
Grief I in incidenteel appelstrekt ertoe dat de overeenkomst zo dient te worden uitgelegd dat het risico van niet-subsidieverlening alleen op EVC4 rustte als zij de controle had over het gehele subsidieaanvraagtraject. EVC4 betoogt dat slechts in het geval dat het gewaarmerkte EVC-certificaat ontbrak en daardoor geen subsidie werd verleend, dit voor risico EVC4 kwam. Zij meent dan ook dat de kantonrechter ten onrechte haar vorderingen met betrekking tot de gastouders 2, 3 tot en met 8, 11, 15, 17 en 21 heeft afgewezen.
3.9.
Deze grief faalt. Zoals hiervoor onder 3.5.1. is overwogen diende de subsidieaanvraag te worden voorzien van een aantal documenten. Voldoende is komen vast te staan dat in voornoemde gevallen deze documenten (gedeeltelijk) ontbraken en dat het BKK daarom de desbetreffende aanvragen heeft afgewezen. Naar het oordeel van het hof brengt artikel 4, derde lid van de overeenkomst met zich dat in de gegeven omstandigheden [appellante] geen vergoeding is verschuldigd aan EVC4. De kantonrechter heeft dit deel van de vordering van EVC4 dan ook terecht afgewezen.
3.10.
Grief II in incidenteel appelis gericht tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten. Ook deze grief slaagt niet. EVC4 heeft niet aangetoond buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt omdat niet is gebleken dat andere werkzaamheden zijn verricht dan ter instructie van de zaak en/of ter voorbereiding van de gedingstukken. EVC4 heeft slechts een sommatiebrief verstuurd en voor zover daarmee kosten zijn gemoeid plegen de proceskosten daarvoor een vergoeding in te sluiten.
3.11.
Grief III in incidenteel appelkomt op tegen de beslissing van de kantonrechter om de proceskosten in conventie te compenseren en strekt ertoe [appellante] te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg. Deze grief faalt nu uit hetgeen hiervoor onder 3.5.8. is overwogen volgt dat EVC4 grotendeels in het ongelijk is gesteld en om die reden de proceskosten van [appellante] in conventie in eerste aanleg zal moeten dragen.
3.12.
De slotsom is dat grief II in principaal appel slaagt en de overige grieven in principaal appel alsmede de grieven in incidenteel appel falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd doch alleen voor zover in conventie gewezen, en voor het overige worden bekrachtigd. De vordering van [appellante] in hoger beroep tot terugbetaling van het teveel betaalde aan EVC4 wordt toegewezen, een en ander als hierna bepaald. EVC4 zal als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding, zowel in principaal en incidenteel appel als in eerste aanleg.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen en in zoverre opnieuw recht doende:
- veroordeelt EVC4 om binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest aan [appellante] te betalen een bedrag van € 5.726,10, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 22 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt EVC4 in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van [appellante] tot aan 29 augustus 2012 begroot op € 600,= voor salaris;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt EVC4 in de kosten van het geding in principaal en incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 367,17 aan verschotten en € 1.341,= voor salaris en, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart bovenstaande betalings- en kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, D.J. van der Kwaak en
M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 april 2014.