ECLI:NL:GHAMS:2014:1039
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 22 januari 2012 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk slaan en/of zwaaien met een kruk tegen het lichaam van het slachtoffer, wat zou hebben geleid tot letsel en pijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2014 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster, de getuige en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat de verklaring van de aangeefster over het incident op wezenlijke punten afweek van de getuigenverklaring en de lezing van de verdachte. Bovendien vond het hof dat het geconstateerde letsel bij de aangeefster onvoldoende specifiek en eenduidig was om de beschuldigingen te ondersteunen.
Gelet op deze inconsistenties en het gebrek aan overtuigend bewijs, oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldigingen. Daarnaast had de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de ten laste gelegde feiten en de vordering van de benadeelde partij afwees.