ECLI:NL:GHAMS:2014:1034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
23-002130-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 april 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. Het hof voegde een nadere bewijsoverweging toe, waarbij werd vastgesteld dat de adem van de verdachte naar alcohol rook, wat leidde tot de verdenking dat hij in strijd met de Wegenverkeerswet had gehandeld.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. Het hof heeft echter de op te leggen straf en maatregel herzien, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek, waardoor niet objectief kon worden vastgesteld in welke mate hij de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht.

Het hof heeft ook rekening gehouden met een eerder vonnis van 27 mei 2009, waarbij de verdachte al was veroordeeld voor een verkeersdelict. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. Het hof heeft de tijd dat het rijbewijs van de verdachte eerder was ingevorderd in mindering gebracht op de bijkomende straf. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak

parketnummer: 23-002130-13
datum uitspraak: 25 februari 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 96-121156-12 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. In zoverre wordt het vonnis vernietigd. Het hof voegt voorts een nadere bewijsoverweging toe.

Nadere bewijsoverweging

Uit het proces-verbaal van 25 mei 2012 leidt het hof af dat de adem van de verdachte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook.
Onder deze omstandigheden is het hof, anders dan bepleit door de raadsman, van oordeel dat er sprake was van de verdenking dat de verdachte als bestuurder van een voertuig heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, op grond waarvan de daarop volgende bevelen als bedoeld in artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 op een wettelijke grondslag berustten.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek en op die manier heeft hij verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Voorts blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 januari 2014 dat de verdachte bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van 27 mei 2009 eerder ter zake van een verkeersdelict is veroordeeld tot een werkstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden als ter terechtzitting gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte de eerder bij het vonnis van 27 mei 2009 opgelegde werkstraf daadwerkelijk heeft uitgevoerd staat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet in de weg aan het nogmaals opleggen van een werkstraf.
In het belang van de verkeersveiligheid zal het hof voorts ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van aanzienlijke duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E. de Greeve en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van M.C. Lieberwirth, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2014.

[...]

.