beslissing
________________________________________________________________________
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.107.591/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 709.2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 februari 2013
[kandidaat gerechtsdeurwaarder],
gemachtigde: mr. K.M. Brontsema,
1 Het geding in hoger beroep
1.1 Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 23 mei 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 24 april 2012. Bij die beslissing heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klager, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht op een onderdeel gegrond en voor het overige ongegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2 Van de zijde van klager is op 11 juni 2012 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3 Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 25 oktober 2012.
Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2 De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4 Het standpunt van klager
4.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze onterecht kosten aan hem in rekening heeft gebracht ter zake van een onder zijn werkgever gelegd loonbeslag, te weten kosten van de betekening van het proces-verbaal van het gelegde beslag en de executiekosten. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder een tegen klager gewezen verstekvonnis op 29 juni 2011 heeft betekend op het oude adres van klager, terwijl klager al sinds 13 januari 2011 staat ingeschreven op een ander adres in Almere. Doordat klager het vonnis te laat onder ogen heeft gekregen, kon hij niet meer voorkomen dat er loonbeslag werd gelegd. Volgens klager heeft de gerechtdeurwaarder hem hiermee onnodig op kosten gejaagd.
4.2 Daarnaast maakte de gerechtsdeurwaarder zich volgens klager schuldig aan wangedrag door op 14 oktober 2011 opnieuw een exploot te betekenen – dit keer aan het juiste adres -, waarbij klager op de hoogte werd gesteld van het gelegde loonbeslag, hetgeen wederom
€ 200,-- extra kosten meebracht die de deurwaarder voor rekening van klager wil laten komen.
5 Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1 De gerechtsdeurwaarder voert aan dat hij het verstekvonnis op 29 juni 2011 heeft betekend aan het adres waar klager toen volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) woonde. De adresgegevens ten aanzien van klager waren ten tijde van de betekening van het vonnis op 29 juni 2011 namelijk dezelfde als toen deze op 9 december 2010 door hem bij de GBA werden opgevraagd, aldus de gerechtsdeurwaarder. Uit het door hem als productie 6 (bij zijn verweerschrift in eerste aanleg) overlegde retourbericht van de GBA blijkt immers dat pas op 30 juni 2011 in de GBA is opgenomen dat klager was verhuisd naar het ‘nieuwe’ adres. Op het moment van betekening, op 29 juni 2011, had de gerechtsdeurwaarder daarom niet anders kunnen weten dan dat klager nog woonde op het ‘oude’ adres als hij vóór die betekening nog onderzoek bij de GBA zou hebben gedaan. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 maart 2011 de inleidende dagvaarding ook betekend op dat adres. De oom van klager, bij wie klager blijkbaar inwoonde, heeft de dagvaarding toen in ontvangst genomen en daarbij niet gemeld dat klager sinds 13 januari 2011 niet meer op dat adres zou wonen.
5.2 Verder stelt de gerechtsdeurwaarder dat de betekening op 14 oktober 2011 de overbetekening van het loonbeslag betrof. De daarvoor in rekening gebrachte kosten zijn in lijn met het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.
6.1 Het hof stelt voorop dat verificatie bij de GBA (indien het een rechtspersoon betreft bij de Kamer van Koophandel) van de adresgegevens van degene aan wie een exploot dient te worden betekend van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de door een gerechtsdeurwaarder uit te voeren procedure hoort te zijn. Hoewel onweersproken is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten voorafgaande aan de betekening van het vonnis op 29 juni 2011 de GBA (opnieuw) te raadplegen, heeft klager, anders dan de kamer kennelijk heeft geoordeeld, hierover niet geklaagd. Uit de inleidende klacht van
14 oktober 2011 blijkt dat klager bezwaar maakt tegen de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten, die volgens klager overbodig en te hoog waren, maar niet tegen het niet opnieuw raadplegen van de GBA. Voor zover klager zich in hoger beroep hierover wel beklaagt, moet hij in die klacht niet ontvankelijk worden verklaard, aangezien het hof geen kennis kan nemen van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren worden gebracht.
6.2 Het hof is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder aan klager kosten in rekening heeft gebracht die betrekking hadden op het onder de werkgever van klager gelegde loonbeslag niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde retourbericht van de GBA volgt immers dat eerst op 30 juni 2011 in de GBA is opgenomen dat klager (sinds 13 januari 2011) adres houdt aan het ‘oude’ adres te Almere. Dit betekent dat (herhaalde) raadpleging van de GBA voorafgaande aan de betekening van het vonnis op 29 juni 2011 er niet toe zou hebben geleid dat betekening op het nieuwe adres van klager zou hebben plaatsgevonden en dat aldus de kosten van het loonbeslag voorkomen hadden kunnen worden. Klager heeft niet aannemelijk kunnen maken dat op 29 juni 2011 wel uit de GBA kenbaar was dat hij sinds 13 januari 2011 adres hield op het ‘nieuwe’ adres zoals hij heeft aangevoerd. Indien de late opneming van het nieuwe adres in de GBA, op een fout van de gemeente berust, zoals klager heeft aangevoerd, moet dit - hoe ongelukkig ook - voor rekening en risico van klager komen. De gerechtsdeurwaarder had op de gegevens, zoals die uit het GBA blijken mogen afgaan. De klacht zoals geformuleerd onder 4.1. is daarom ongegrond.
6.3 Ten aanzien van het op 14 oktober 2011 aan klager betekende exploot overweegt het hof dat het hier de overbetekening van het loonbeslag aan klager, ten laste van wie het beslag was gelegd, betrof. Die overbetekening is op grond van de wet vereist. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen in deze is daarom geen sprake. Ook het onder 4.2 geformuleerde klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.
6.4 Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5 Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 februari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 24 april 2012 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 709.2011 ingesteld door:
[toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder],
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 14 oktober 2011, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 2 november 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 maart 2012 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 24 april 2012.
a. De gerechtsdeurwaarder heeft van de naamloze vennootschap Univé Zorg te Alkmaar de opdracht gekregen klager te dagvaarden. Alvorens tot betekening over te gaan heeft de gerechtsdeurwaarder op 9 december 2010 een aanvraag gedaan bij de Gemeentelijke Basis Administratie (hierna: GBA) van de gemeente Almere. De gerechtsdeurwaarder heeft op dezelfde dag een bericht ontvangen dat klager woonachtig was op het adres [G].
b. Klager heeft zich per 13 januari 2011 op een ander adres [S] in laten schrijven. Die inschrijving is bij brief van 14 januari 2011 door de gemeente Almere aan klager bevestigd.
c. Bij exploot van 23 maart 2011 is de dagvaarding aan klager betekend aan het adres [G] door een collega-gerechtsdeurwaarder te [Z]. De dagvaarding is uitgereikt aan een oom van klager.
d. Op 11 mei 2011 is een verstekvonnis gewezen ten laste van klager, welk verstekvonnis bij exploot van 29 juni 2011 door de gerechtsdeurwaarder aan klager is betekend op het adres [G] te Almere.
e. Omdat betaling uitbleef heeft Univé de gerechtsdeurwaarder verzocht beslagmaatregelen te nemen. Uit een informatieaanvraag bij de werkgever van klager is de gerechtsdeurwaarder gebleken dat klager op een ander adres [S] te Almere woonachtig was. Na kennisname daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw een GBA-aanvraag gedaan. Daaruit bleek dat klager vanaf 13 januari 2011 adres hield op het adres [S] te Almere.
f. Bij brief van 14 september 2011 heeft klager de gerechtsdeurwaarder om een betalingsregeling verzocht en gesteld dat er ambtelijke stukken zijn betekend op een adres waar hij sinds 13 januari 2011 niet meer woonachtig was.
g. Bij brief van 16 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gemeld dat het vonnis rechtsgeldig is betekend aangezien de gemeente Almere het adres van klager pas op 30 juni 2011 heeft gemuteerd.
h. Op 16 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de werkgever van klager. Het van het gelegde beslag opgemaakte proces-verbaal is op 14 oktober 2011 aan klager op het adres [S] te Almere in persoon betekend.
Klager maakt bezwaar tegen de kosten van het door de gerechtsdeurwaarder gelegde beslag onder zijn werkgever ad € 135,47, de kosten van betekening van het proces-verbaal van het gelegde beslag ad € 76,89 en executiekosten ad € 16,66. Klager voert aan dat op 29 juni 2011 een vonnis is betekend op een adres waar hij sinds 13 januari 2011 niet meer woonachtig is. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder daarover op
14 september 2011 een brief geschreven. Op 16 september 2011 heeft hij hierop als antwoord gekregen dat het vonnis rechtsgeldig was betekend omdat de gemeente zijn adres pas op 30 juni 2011 heeft gemuteerd. Klager stelt dat hij al op 13 januari 2011 het bewijs van inschrijving van de gemeente heeft ontvangen. Er is beslag gelegd op het inkomen van klager. Op 14 oktober 2011 wordt op het juiste adres een stuk betekend waarbij klager nogmaals op de hoogte wordt gesteld dat er derdenbeslag is gelegd, terwijl dit al op 20 september 2011 is aangegeven. Het bedrag aan kosten is wederom verhoogd. Klager verzoekt de kosten van dat beslag af te trekken en het teveel betaalde terug te storten. De in rekening gebrachte kosten zijn vele malen hoger dan de wettelijke rente en kosten voor een hoofdsom van € 200,-, aldus klager.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat volgens het laatste GBA-bericht de adreswijziging van klager pas op 30 juni 2011 in het GBA is opgenomen, gelet op de ‘datum van opneming’. De op 23 maart 2011 en 29 juni 2011 uitgebrachte exploten zijn conform de eerdere gegevens uit de GBA betekend. Degene aan wie de inleidende dagvaarding is betekend (een oom van klager) heeft ook niet medegedeeld dat klager op dat moment niet meer op dat adres woonachtig was. Ten aanzien van de kosten van de uitgebrachte exploten stelt de gerechtsdeurwaarder dat die kosten berusten op door de overheid in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarder jaarlijks vast gestelde kosten.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Vaste rechtspraak van de Kamer en het Gerechtshof is dat verificatie van het adres van degene aan wie het exploot van dagvaarding dient te worden betekend, bij de GBA van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de procedure dient te zijn (LJN: BL6149 en LJN: BM1407).
4.3 Uit de stukken blijkt dat de GBA is geraadpleegd op 9 december 2010, terwijl de dagvaarding eerst op 23 maart 2011 is uitgebracht. De termijn tussen het raadplegen van de GBA en het uitbrengen van de dagvaarding is te lang volgens de tuchtrechtelijke norm die een termijn van veertien dagen voorschrijft. Wat door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd met betrekking tot de datum van opneming is onjuist. Dit standpunt wordt niet alleen weersproken door de historische gegevens van het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde uittreksel (productie 6 van het verweerschrift), maar ook door de door klager bij zijn klacht overgelegde brief van de gemeente van 14 januari 2011 (vermeld onder 1. b. van de feiten).
4.4 De dagvaarding is echter uitgebracht door een andere dan de beklaagde gerechtsdeurwaarder. Uit LJN: BM1407 volgt dat het in de branche gebruikelijk is dat de concipiërende gerechtsdeurwaarder de adresgegevens controleert en dat de gerechtsdeurwaarder die wordt verzocht het exploot te betekenen hiervan uit mag gaan. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting valt niet vast te stellen door welk AGC kantoor en door welke gerechtsdeurwaarder de dagvaarding is opgesteld. Daarom kan niet worden vastgesteld wie daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Bovendien is het exploot van de dagvaarding uitgereikt aan een oom van klager. Van hem mocht worden verwacht dat hij zou bevorderen dat het afschrift degene voor wie het is bestemd, in dit geval klager, tijdig bereikt.
4.5 De gerechtsdeurwaarder kan wel worden verweten dat hij heeft nagelaten om voorafgaande aan de betekening van het vonnis op 29 juni 2011 de GBA (opnieuw) te raadplegen. Daartoe was temeer aanleiding omdat klager in de procedure niet was verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting ook erkend dat hij voor het betekenen van het vonnis de GBA had moeten raadplegen. Derhalve kan de Kamer buiten beschouwing laten of en in hoeverre de ‘datum van opneming’ relevant is voor (de verificatie van) de ingangsdatum van de adreswijziging. De klacht, die zich er met name op richt dat dit exploot van 29 juni 2011 op het oude adres is betekend, is dan ook terecht voorgesteld.
4.6 Voor wat betreft de kosten van het beslag onder de werkgever van klager en de betekening van het proces-verbaal daarvan geldt dat deze in rekening zijn gebracht conform het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Wel zou het de gerechtsdeurwaarder sieren als hij, gezien het verzuim de GBA te raadplegen, de kosten van de betekening van het vonnis voor zijn rekening neemt.
5. De Kamer is van oordeel dat het verzuim de GBA te raadplegen voor betekening van het vonnis laakbaar is en een maatregel op zijn plaats is. Gelet op de vaste rechtspraak met betrekking tot het raadplegen van de GBA acht de Kamer de maatregel van berisping passend en geboden.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht als vermeld onder 4.5 gegrond;
? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
? verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en mr. A.C.J.J.M. Seuren, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2012, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.