beslissing
________________________________________________________________________
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.111.013/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 166.2012
bij vervroeging
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 februari 2013
[gerechtsdeurwaarder],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Veenendaal,
[klaagster],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 3 augustus 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 3 juli 2012. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 24 januari 2012 gegrond verklaard, de klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 13 september 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 januari 2013. Klaagster alsmede de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter van de kamer in zijn beschikking van 24 januari 2012 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Die feiten, aangevuld met andere feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, behelzen het volgende:
i. Op 2 mei 2009 en 29 juli 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd onder haar werkgever en Aegon;
ii. Op 16 mei 2011 heeft klaagster per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder verzocht om een specificatie van de gemaakte kosten;
iii. Bij brief van 6 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een opgave gedaan van het totaalbedrag aan kosten;
iv. Op 25 september 2011 heeft klaagster opnieuw om een specificatie verzocht.
4. De standpunten van partijen
De wederzijdse standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.
4.1. In hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat klaagster enkel bij
e-mailbericht van 16 mei 2011 om een specificatie van de op dat moment openstaande vordering heeft gevraagd, welke haar direct bij schrijven van 6 juni 2011 is verstrekt. Daarna zijn geen verzoeken van klaagster om aanvullende informatie ontvangen. Overigens is de vordering in de beslagstukken steeds gespecificeerd en staan de explootkosten op elk uitgebracht exploot vermeld.
4.2. Klaagster heeft in hoger beroep betwist dat zij de gerechtsdeurwaarder slechts eenmaal om een specificatie heeft verzocht. Zij heeft verwezen naar de door haar gezonden e-mailberichten van 16 mei, 25 september en 5 oktober 2011.
4.3. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij het e-mailbericht van klaagster van 25 september 2011 heeft ontvangen. Omdat het dossier reeds op 25 augustus 2011 was gesloten en na zijn opgave van 6 juni 2011 nauwelijks iets in het dossier van klaagster was gebeurd, heeft de gerechtsdeurwaarder niet op dit e-mailbericht gereageerd. Het bericht van 5 oktober 2011 was niet aan hem gericht. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij op zichzelf niet heeft voldaan aan het door klaagster in haar e-mailbericht van 16 mei 2011 gedane verzoek om een specificatie. Hij beroept zich echter erop dat hij klaagster (alsmede haar dochter) reeds eerder in het kader van klachtprocedures - onder meer bij de Nationale Ombudsman in 2010 - specificaties heeft doen toekomen. Deze specificaties zijn destijds naar drie of vier verschillende adressen verzonden. Om deze reden dacht de gerechtsdeurwaarder in zijn reactie op de brief van klaagster van 16 mei 2011 met een summiere specificatie te kunnen volstaan.
5.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster is tekortgeschoten in de financiële verantwoording van de gelegde beslagen. De gerechtsdeurwaarder heeft door te volstaan met het verstrekken van een summiere specificatie van de openstaande vordering niet adequaat gereageerd op het bij e-mailbericht van 16 mei 2011 door klaagster gedane verzoek om een specificatie van de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten. Weliswaar was klaagster in het bezit van alle aan haar uitgebrachte exploten waarop de respectieve explootkosten stonden vermeld, maar dit neemt niet weg dat de gerechtsdeurwaarder klaagster op haar (herhaalde) verzoek met betrekking tot de gelegde beslagen een deugdelijke specificatie had dienen te verstrekken. Had de gerechtsdeurwaarder klaagster die deugdelijke specificatie verstrekt, dan was haar - en de kamer - duidelijk geworden waaruit het verschil van circa € 1.000,= bestond tussen de vordering en de door de gerechtsdeurwaarder geïncasseerde bedragen.
Het hof acht deze handelwijze van de gerechtsdeurwaarder echter niet in die mate tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat het opleggen van een maatregel passend en geboden is. Hierbij heeft het hof laten meewegen dat klaagster in het bezit was alle exploten en derhalve kennis heeft kunnen nemen van de daarop vermelde explootkosten en dat is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in het kader van eerdere klachtprocedures reeds opgave heeft gedaan van de door hem gemaakte kosten.
5.2. Nu het hof - zij het ten dele op andere gronden - ten aanzien van de klacht tot eenzelfde beslissing komt als de kamer, zal het hof die beslissing van de kamer in zoverre bevestigen en slechts voor wat betreft de opgelegde maatregel vernietigen.
5.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing, maar alleen wat betreft de opgelegde maatregel;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- ziet af van het opleggen van een maatregel;
- bekrachtigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 februari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4
Beslissing van 3 juli 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 166.2012 ingesteld door:
gerechtsdeurwaarder, beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 24 januari 2012 (zaaknummer 716.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.
Bij brief van 6 februari 2012 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Op 17 februari 2012 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 mei 2012, alwaar klaagster is verschenen.
De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet te kunnen verschijnen. Hij heeft bij brief van 8 maart 2012 op het verzet gereageerd.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 3 juli 2012.
2. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de uitspraak van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft ook in zijn verweer tegen de klacht geen specificatie verstrekt van de op grond van het beslag geïncasseerde bedragen en evenmin van de kosten. Hij heeft slechts een irrelevante stapel kopieën toegestuurd.
3. De ontvankelijkheid van het verzet.
Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klaagster een tweetal beslagen gelegd.
5. De oorspronkelijke klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat geen specificaties heeft willen verstrekken. De gerechtsdeurwaarder heeft meer geïncasseerd dan wat klaagster verschuldigd was. Zij wil het een en ander kunnen controleren.
6. Het oorspronkelijke verweer
De gerechtsdeurwaarder heeft weersproken dat hij geen specificaties heeft verstrekt. Klaagster heeft reeds eerder bij de Kamer geklaagd evenals bij de Ombudsman. Met de werkgever van klaagster is in het kader van het beslag uitvoerig gesproken omtrent de hoogte van het restant van de vordering.
7. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is.
8. De beoordeling van de gronden van het verzet
8.1 Bij de mondelinge behandeling van het verzet is naar voren gekomen dat er een verschil zou zijn van € 1.000,00 tussen de schuld van klaagster en de geïncasseerde bedragen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit niet weersproken omdat hij niet is verschenen en uit de door hem in geding gebrachte stukken valt geen verklaring af te leiden voor dit verschil. Het voorgaande voert tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad te kort is geschoten in de financiële verantwoording van het onderhavige beslag. Voor zover de gerechtsdeurwaarder een beroep heeft willen doen op het ne bis in idem beginsel, omdat de eerdere klacht van klaagster dezelfde feiten zou betreffen, heeft hij dit niet geconcretiseerd. Van steekhoudend verweer is aldus geen sprake.
8.2 De Kamer acht de klacht daarom alsnog gegrond evenals het verzet. De Kamer acht termen aanwezig om na te noemen maatregel op te leggen.
9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- vernietigt de beslissing van de voorzitter;
- verklaart het verzet gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.