ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.113.766/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over ontruiming en kosten

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder die verantwoordelijk was voor de ontruiming van zijn woning. Klager, die geestesziek is, was bij vonnis van 31 mei 2011 veroordeeld tot ontruiming. De moeder van klager had op 23 juni 2011 de sleutels van de woning ingeleverd, maar dit gebeurde te laat om een inspectie door de verhuurder mogelijk te maken. De gerechtsdeurwaarder had eerder aangeboden om de sleutels op 21 juni 2011 op te halen, maar de moeder van klager weigerde dit aanbod. De ontruiming vond plaats op 24 juni 2011, en de kosten van de ontruiming werden aan klager in rekening gebracht. Klager stelde dat de ontruiming niet nodig was en dat de gerechtsdeurwaarder onterecht kosten in rekening had gebracht voor de ontruiming en de vervanging van de sloten. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet onjuist had gehandeld en dat de ontruiming terecht had plaatsgevonden. De klacht werd gedeeltelijk gegrond verklaard, maar er werd geen maatregel opgelegd. De kosten voor de vervanging van de sloten werden echter als onterecht beschouwd, omdat de sleutels al waren ingeleverd. Het hof vernietigde de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders voor zover deze betrekking had op de kosten voor de vervanging van de sloten, maar bevestigde de beslissing voor het overige.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.113.766/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 97.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 2 april 2013
inzake:
[klager],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. L.J.G. Voorn,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 21 september 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 7 augustus 2012, verzonden op 23 augustus 2012, waarbij de kamer de door klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 23 november 2012 een verweerschrift
– met bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 januari 2013.
De gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat hij ten onrechte de kosten van een ontruiming
(ad € 863,46) voor rekening van klager heeft gebracht. De moeder van klager heeft op
23 juni 2011 de sleutels van de woning, die zij zelf geheel had ontruimd, op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder ingeleverd en een sleutelverklaring ondertekend. De ontruiming die op 24 juni 2011 plaatsvond was daarom beslist niet noodzakelijk.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.
6. De beoordeling
6.1. Het hof neemt het volgende in aanmerking. Bij vonnis van 31 mei 2011 is klager veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. De gerechtsdeurwaarder heeft, nadat de moeder van klager hem had medegedeeld dat de woning door haar was ontruimd, bij brief van 8 juni 2011 aangeboden om op 21 juni 2011 de sleutels van de woning bij de moeder op te halen, opdat de woning voorafgaande aan de ontruimingsdag kon worden geïnspecteerd en geen ontruiming zou behoeven plaats te vinden. De moeder van klager heeft van dit aanbod geen gebruik willen maken, omdat zij zelf bij de ontruiming en oplevering van de woning aanwezig wilde zijn.
Vervolgens is bij brief van 15 juni 2011 door de gerechtsdeurwaarder, namens de verhuurder, de ontruiming van de woning aangezegd tegen 24 juni 2011.De moeder van klager heeft eerst op 23 juni 2011 om 15.40 uur twee sleutels van de woning op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder ingeleverd. De derde sleutel was in het bezit van de wijkagent. De woning kon op dat moment niet meer worden geïnspecteerd door (een vertegenwoordiger van) de verhuurder. Bovendien heeft de moeder van klager geweigerd om in de op 23 juni 2011 opgestelde schriftelijke sleutelverklaring afstand te doen van de woning, hoewel zij als bewindvoerder daartoe was gerechtigd.
6.2. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet onjuist heeft gehandeld door de ontruiming op 24 juni 2011 doorgang te laten vinden. De woning had tijdig, dat wil zeggen een aantal dagen voor de geplande ontruiming, opgeleverd kunnen worden. Zoals door de moeder van klager bij de kamer verklaard, wist zij immers op 17 juni 2011 al dat zij bewindvoerder van klager was geworden. Desondanks heeft zij geen gebruik gemaakt van het aanbod van de gerechtsdeurwaarder om op 21 juni 2011 de sleutels bij haar te komen ophalen. Dat (de moeder van) klager tot 23 juni 2011 in de middag heeft gewacht met het inleveren van de sleutels, waardoor er geen gelegenheid meer was voor inspectie van de woning, dient, ongeacht de omstandigheden die zijn aangevoerd, voor rekening en risico van klager te blijven. Mede gelet op de weigering afstand te doen van de woning mocht de gerechtsdeurwaarder niet volledig afgaan op de mededeling van de moeder van klager dat de woning was ontruimd, maar moest hij zekerheid hebben dat de wijze van opleveren in overeenstemming was met de eisen van zijn opdrachtgever. Het hof is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in deze, zoals door klager betoogd, voorbij is gegaan aan zijn eigen verantwoordelijkheid.
6.3. Hoewel de ontruiming aldus terecht heeft plaatsgevonden en het niet laakbaar is dat kosten daarvan aan klager in rekening zijn gebracht, kan ditzelfde niet worden gezegd ten aanzien van de kostenpost betreffende vervanging van de sloten. In het proces-verbaal van ontruiming zijn de kosten sleutelsmid tezamen met kosten ontruimingsploeg opgenomen voor een totaalbedrag van € 461,75. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat deze kosten in rekening zijn gebracht omdat maar twee van de drie sleutels waren ingeleverd. Hij heeft echter onvoldoende duidelijk gemaakt waaruit de kosten voor de sleutelsmid nu precies hebben bestaan en waarom die noodzakelijk waren. Het hof acht dit laakbaar, aangezien de justitiabele die met explootkosten geconfronteerd wordt, op eenvoudige wijze moet kunnen nagaan of die kosten juist zijn. De klacht is in zoverre gegrond.
Het hof ziet echter gelet op de betrekkelijk geringe ernst van dit handelen, geen aanleiding om over te gaan tot het opleggen van een maatregel.
6.4. Nu het hof ten aanzien van de klacht ten dele tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal het hof die beslissing van de kamer op dat punt vernietigen en voor het overige bevestigen.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
? vernietigt de bestreden beslissing voor zover deze betrekking heeft op het in rekening brengen van de kosten voor vervanging van de sloten (zoals bedoeld in rechtsoverweging 6.3);
in zoverre opnieuw rechtdoende:
? verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
? ziet af van het opleggen van een maatregel;
? bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 april 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beschikking van 7 augustus 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 97.2012 van:
[klager],
klager,
gemachtigde: J. Bláhová,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder],
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 januari 2012, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2012, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De gemachtigde van klager (hierna: de gemachtigde) heeft een toelichting overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 augustus 2012.
1. De feiten
a) Klager is bij vonnis van 31 mei 2011 veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. De gerechtsdeurwaarder was belast met de tenuitvoerlegging van dat vonnis.
b) Bij brieven van 5 en 7 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat de woning door haar was ontruimd en klaar was om overgedragen te worden. Zij heeft verzocht aan de gerechtsdeurwaarder om haar mee te delen wanneer de woning zou worden ontruimd zodat zij aanwezig kon zijn om de sleutels van de woning in te leveren.
c) Bij brief van 8 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder aangeboden om op 21 juni 2011 de sleutels bij de gemachtigde op te halen.
d) De gemachtigde is op 14 juni 2011 benoemd tot bewindvoerder over klager, haar zoon. Klager is geestesziek.
e) Op 15 juni 2011 is de ontruiming aangezegd tegen 24 juni 2011.
f) Op 23 juni 2011 heeft de gemachtigde op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder twee van de drie sleutels van de woning ingeleverd. In dat verband heeft de gemachtigde een verklaring ondertekend. Zij heeft daarin verklaard dat zij niet definitief afstand heeft gedaan van alle huur-, woon-, gebruiks- en/of andere rechten met betrekking tot het gehuurde. Zij heeft ook verklaard dat zij afstand heeft gedaan van roerende zaken die zich nog in het gehuurde mochten bevinden. Tevens staat in de verklaring dat indien nog wel roerende zaken worden aangetroffen, deze op kosten van de huurder alsnog zullen worden verwijderd en vernietigd.
g) Op 24 juni 2011 om 08.00 uur is de woning ontruimd. De kosten daarvan zijn klager in rekening gebracht.
2. De klacht
De gerechtsdeurwaarder heeft nodeloos kosten gemaakt door de woning te ontruimen. Deze ontruiming was niet nodig. De gemachtigde heeft er alles aan gedaan om die te voorkomen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Ter zitting is het volgende gebleken. Op 23 juni 2011 om 15.40 uur zijn twee van de drie sleutels ingeleverd op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Een derde sleutel zou in het bezit zijn van de politie. Pas op dat moment heeft de gemachtigde de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat zij was benoemd tot bewindvoerder. De gemachtigde heeft ter zitting toegegeven dat zij reeds op 17 juni 2011 ervan op de hoogte kwam dat zij tot bewindvoerder was benoemd. Dat zij toen geen actie heeft ondernomen, komt volgens haar omdat zij het toen te druk had.
4.2 Dit komt echter naar het oordeel van de Kamer voor risico van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft verder terecht aangevoerd dat als zij dat eerder had meegedeeld en gebruik had gemaakt van het aanbod om de sleutels op 21 juni 2011 in te leveren, de verhuurder nog in de gelegenheid was geweest de woning te inspecteren. Daartoe ontbrak op 23 juni 2011 de tijd en de verhuurder heeft de gerechtsdeurwaarder opgedragen de ontruiming door te zetten. De gemachtigde heeft bovendien de afstandsverklaring ondertekend en de sleutels pas halverwege de middag op 23 juni 2011 ingeleverd. Het was toen te laat om nog een inspectie te laten plaatsvinden. In ieder geval was de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder daartoe niet meer bereid. De gemachtigde heeft de stelling van de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift, dat zij vanaf 21 juni 2011 van het tijdstip van de ontruiming op de hoogte was, ter zitting niet weersproken. Dat zij naar eigen zeggen op 24 juni 2011 op een telefoontje van de gerechtsdeurwaarder over dat tijdstip heeft gewacht, komt ook voor haar risico.
4.3 Het is onder deze omstandigheden niet onterecht dat de kosten van de ontruiming voor rekening van klager zijn gebracht. Het was evenwel niet noodzakelijk de sloten te vervangen, omdat de sleutels reeds in het bezit van de gerechtsdeurwaarder waren gesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft echter ter zitting onbetwist gesteld dat voor het vervangen van de sloten geen kosten in rekening zijn gebracht.
4.4 Op grond van het voorafgaande is de Kamer van oordeel dat de klacht ongegrond is. De Kamer is zich ervan bewust dat de gang van zaken voor (de gemachtigde van) klager ongelukkig is verlopen. De gerechtsdeurwaarder valt hiervan echter geen verwijt te maken. Er was voor hem geen reden om de ontruiming niet uit te voeren en hij was daartoe op grond van zijn ministerieplicht ook gehouden.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.