ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3108

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.084.129-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een arrest inzake achterstallig loon en chauffeurspas

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een werkgever, hierna te noemen [ eiseres ], tegen een werknemer, hierna te noemen [ gedaagde ]. De werkgever had een vordering tot herroeping ingesteld, nadat zij eerder was veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan de werknemer. De werknemer was op 26 februari 2008 in dienst getreden als chauffeur, maar werd op 26 april 2010 aangehouden op verdenking van een zedenmisdrijf. Na zijn aanhouding had de werkgever de betaling van zijn loon opgeschort, omdat de werknemer niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De voorlopige hechtenis van de werknemer werd op 3 augustus 2010 opgeheven, maar de werkgever weigerde hem weer toe te laten tot het werk en weigerde ook de betaling van zijn loon. De werknemer had in kort geding gevorderd om weer te worden toegelaten tot het werk en om doorbetaling van zijn loon, maar de kantonrechter had deze vorderingen afgewezen. Het hof vernietigde dit vonnis en veroordeelde de werkgever tot betaling van het achterstallige loon, maar de werkgever stelde dat de werknemer bedrog had gepleegd door niet te melden dat zijn chauffeurspas op 2 mei 2011 was verlopen. Het hof oordeelde dat de werkgever niet kon stellen dat de werknemer had moeten melden dat zijn pas verlopen was, omdat de werkgever zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van de administratie van de chauffeurspassen. Het hof wees de vorderingen van de werkgever af en verwees haar in de proceskosten. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 14 mei 2013.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.084.129/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 mei 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ EISERES ],
gevestigd te [ woonplaats ],
eiseres,
advocaat: mr. J. Jaab te Amsterdam,
tegen
[ GEDAAGDE ],
wonende te [ plaatsnaam ],
gedaagde,
advocaat: mr. R.S. The te Amsterdam.
Partijen worden hierna [ eiseres ] en [ gedaagde ] genoemd.
1. Het verloop van het geding
Bij dagvaarding van 8 december 2011 met producties heeft [ eiseres ] [ gedaagde ] voor het hof gedagvaard en gevorderd dat het op 19 juli 2011 door het hof tussen partijen uitgesproken arrest (hierna: het arrest) en het herstelarrest van 13 september 2011 zullen worden herroepen, althans vernietigd, dat de vorderingen van [ gedaagde ] (het hof leest: die bij het arrest zijn toegewezen) alsnog zullen worden afgewezen en dat het hof, opnieuw rechtdoend, [ gedaagde ] zal veroordelen binnen twee dagen na betekening van het te wijzen arrest een bedrag van € 17.411,73 aan [ eiseres ] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2011 tot aan de dag der betaling.
[ gedaagde ] heeft vervolgens een conclusie van antwoord genomen, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. De beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [ gedaagde ] is op 26 februari 2008 bij [ gedaagde ] in dienst getreden als chauffeur.
b. Op 26 april 2010 is [ gedaagde ] aangehouden en later in voorlopige hechtenis gesteld op verdenking van een zedenmisdrijf, meermalen gepleegd. De ouders van een door [ gedaagde ] vervoerde passagier, een verstandelijk gehandicapt minderjarig meisje, hebben ter zake aangifte gedaan.
c. Bij brief van 4 mei 2010 heeft [ eiseres ] [ gedaagde ] medegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang de betaling van zijn loon opschortte omdat [ gedaagde ] was gedetineerd en hij geen werkzaamheden kon verrichten.
d. De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft op 3 augustus 2010 de voorlopige hechtenis van [ gedaagde ] opgeheven omdat er naar haar oordeel onvoldoende ernstige bezwaren bestonden om deze te laten voortduren.
e. Bij brief van 11 augustus 2010 heeft [ gedaagde ] aan [ eiseres ] medegedeeld dat zijn voorlopige hechtenis was opgeheven en zich beschikbaar verklaard om zijn werkzaamheden te hervatten.
f. Bij brief van 26 augustus 2010 heeft [ eiseres ] [ gedaagde ] verzocht haar volledig te informeren over de strafzaak en medegedeeld dat zij zich na ontvangst van het strafdossier verder zou beraden.
g. [ eiseres ] heeft [ gedaagde ] niet meer toegelaten tot het werk en evenmin loon uitbetaald.
h. [ gedaagde ] heeft in kort geding, zakelijk weergegeven, tewerkstelling gevorderd en doorbetaling van loon en emolumenten sedert 11 augustus 2010 te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Bij vonnis van 4 februari 2011 heeft de kantonrechter in Amsterdam de vorderingen afgewezen. Bij het arrest heeft het hof dit vonnis vernietigd en [ eiseres ] veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon plus toelage en emolumenten sedert 11 augustus 2011, (bij genoemd herstelarrest verbeterd in 11 augustus 2010) te vermeerderen met de wettelijke verhoging die is bepaald op 20 procent en wettelijke rente.
i. Bij vonnis van 25 november 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank in Amsterdam de tenuitvoerlegging van het arrest geschorst totdat in een door [ eiseres ] aanhangig te maken herroepingsprocedure zal zijn beslist op de vordering de tenuitvoerlegging te schorsen.
2.2 [ eiseres ] legt aan haar vorderingen in dit geding ten grondslag dat [ gedaagde ] in het hoger beroep van de hiervoor bedoelde procedure bedrog heeft gepleegd als bedoeld in art. 382, aanhef en onder a Rv. Dat bedrog heeft erin bestaan dat [ gedaagde ] heeft nagelaten bekend te maken dat zijn chauffeurspas op 2 mei 2011 is verlopen. Sedertdien mag [ gedaagde ] niet meer werken om een reden die in zijn risicosfeer ligt waardoor hij in elk geval vanaf 2 mei 2011 geen recht meer heeft op loon, aldus [ eiseres ].
2.3 Het hof oordeelt als volgt. Onder het hoofd ‘Verweren en gronden’ heeft [ eiseres ] in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid voor zover van belang het volgende gesteld. [ gedaagde ] heeft zich in de laatste kort geding procedure op het standpunt heeft gesteld dat het aflopen van de chauffeurspas bij [ eiseres ] bekend was, zodat geen sprake is van een nieuw feit. [ eiseres ] heeft in reactie hierop gesteld dat zij niet meer beschikt over een chauffeurspas van [ gedaagde ] en dat deze mogelijkerwijs in beslag is genomen bij de arrestatie van [ gedaagde ]. In deze stelling van [ eiseres ] ligt besloten dat zij in elk geval heeft beschikt over de chauffeurspas van [ gedaagde ], zodat het haar bekend moet zijn geweest wanneer deze expireerde. Aldus beschouwd is van een achtergehouden feit geen sprake. Nog afgezien daarvan mag worden aangenomen dat [ eiseres ], die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het vervoer van personen, van de door de wet vereiste vergunningen van haar chauffeurs een deugdelijke administratie bijhoudt. [ eiseres ] kan zich er dus niet met vrucht op beroepen dat de pas ‘mogelijkerwijs’ in beslag is genomen, nog afgezien ervan dat zij deze speculatie niet nader heeft onderbouwd. Nu [ eiseres ] naar zij zelf stelt de chauffeurspas van [ gedaagde ] in elk geval in haar bezit heeft gehad, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom van [ gedaagde ] gevergd had kunnen worden dat hij in het kader van het hoger beroep van het kort geding mededeling deed van het feit dat de pas op 2 mei 2011 was verlopen. Zulks te minder behoefde daarvoor van zijn kant aanleiding te bestaan, omdat [ eiseres ] overduidelijk had laten blijken dat zij onder geen beding wilde dat [ gedaagde ] zijn werkzaamheden zou hervatten. Het voorgaande voert tot de slotsom dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [ eiseres ] worden verwezen in de proceskosten.
3. De beslissing
Het hof:
wijst de vorderingen af;
verwijst [ eiseres ] in de kosten van de procedure aan de kant van [ gedaagde ] begroot op € 291,- voor verschotten en € 894,- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, S.F. Schütz en D. Kingma en is in het openbaar uitgespoken door de rolraadsheer op 14 mei 2013.