ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.115.490-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ondercuratelestelling en benoeming van de curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de ondercuratelestelling van [x] en de benoeming van [y] als curator. De beschikking van de rechtbank Amsterdam, waartegen hoger beroep is ingesteld, dateert van 2 augustus 2012. [x] is op 24 oktober 2012 in hoger beroep gekomen. De rechtbank had [x] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waarbij [y] als curator was benoemd. Tijdens de zitting op 20 februari 2013 zijn de betrokken partijen niet verschenen, maar de zaak is wel behandeld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: bij beschikking van 22 mei 1996 zijn de goederen van [x] onder bewind gesteld. [s] was benoemd tot bewindvoerder, maar is op 23 november 2011 ontslagen. [y] werd benoemd tot provisioneel bewindvoerder. Een psychiater heeft een rapport opgesteld waarin wordt bevestigd dat [x] lijdt aan een geestelijke stoornis, met een persoonlijkheidsstoornis van het cluster B type. Dit heeft geleid tot een herhalend patroon van conflicten en een vereenzaamd bestaan.

Het hof heeft overwogen dat [x] niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen, wat een ondercuratelestelling rechtvaardigt. De huidige hulpverlening is moeizaam, maar er is een stabiel evenwicht. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat de ondercuratelestelling noodzakelijk is voor de bescherming van [x]. Tevens is het verzoek van [x] om een andere curator te benoemen afgewezen, omdat er geen gegronde redenen zijn om dit verzoek in te willigen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 2 april 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 2 april 2013 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 200.115.490/01
Zaaknummer eerste aanleg: 1296649 EB VERZ 11-10956
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante,
advocaat: mr. E.R.H. Swane te Amsterdam,
tegen
Het Openbaar Ministerie,
vertegenwoordigd door de Advocaat-Generaal in het ressort Amsterdam,
geïntimeerde.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk [x] en de Advocaat-Generaal genoemd.
1.2. [x] is op 24 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 2 augustus 2012 van de rechtbank Amsterdam Sector Kanton, Locatie Amsterdam, met kenmerk 1296649 EB VERZ 11-10956.
1.3. Mevrouw […] (hierna: [y]) heeft op 11 februari 2013 nadere stukken ingediend.
1.4. De zaak is op 20 februari 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mr. A.J.G Tijhuis, advocaat te Amsterdam, namens [x];
- [y].
1.6. [x] en de Advocaat-generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van 22 mei 1996 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [x] onder bewind gesteld. Bij beschikking van 20 januari 2009 is […] (hierna: [s]) tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
2.2. Bij beschikking van 23 november 2011 is [s] als bewindvoerder ontslagen en is [y] benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [x]. Voorts is R.A. Graaff, psychiater te Amsterdam (hierna: de psychiater), verzocht een schriftelijk rapport uit te brengen omtrent [x], in welk rapport de volgende vragen beantwoord dienen te worden:
- is [x] lijdend aan een geestelijk stoornis en zo ja:
- wat is de aard van die stoornis (met een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving daarvan) en hoe wordt het functioneren van betrokkene in de samenleving daardoor beïnvloed, zowel op algemeen sociaal als financieel gebied?
2.3. Bij de stukken bevindt zich een bereidverklaring van [y] van 16 november 2011 om benoemd te worden tot curator ten behoeve van [x].
2.4. Bij de stukken bevindt zich voorts een verslag van een psychiatrisch onderzoek betreffende [x] van de psychiater van 11 april 2012.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is – voor zover in hoger beroep van belang – [x] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waarbij [y] tot curator is benoemd.
3.2. [x] verzoekt primair de bestreden beschikking te vernietigen voor zover zij daarbij onder curatele is gesteld en [y] tot curator is benoemd en het inleidend verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen.
Subsidiair verzoekt [x] de goederen die aan haar (zullen) toebehoren onder bewind te stellen en daarbij een nieuwe bewindvoerder te benoemen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ingevolge artikel 1:378 lid 1, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Artikel 1:432 lid 2 BW bepaalt dat de rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is, bij afwijzing daarvan ambtshalve kan overgaan tot instelling van een bewind.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen van een meerderjarige die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien hij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
4.2. [x] is van mening dat de kantonrechter de ondercuratelestelling op onjuiste gronden heeft uitgesproken. Ondercuratelestelling is een te vergaande maatregel en er zijn geen gronden die deze rechtvaardigen. [x] erkent hulp nodig te hebben, doch de maatregel van onderbewindstelling biedt voldoende bescherming. Zij gebruikt thans medicatie waardoor haar angst en stemmingsproblemen worden onderdrukt. Voorts levert de medicatie een bijdrage aan het verminderen en voorkomen van psychotische momenten. Het is niet te verwachten dat een ondercuratelestelling de gedragsproblemen en zorgafhankelijkheid zal verminderen, aldus [x].
4.3. [y] heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat [x] behoefte heeft aan duidelijke grenzen. Dankzij de begeleiding en hulpverlening in het Buitenhof gaat het momenteel goed met [x]. De kans op een terugval is echter altijd aanwezig. Als curator is het mogelijk om ook de noodzakelijke zorg ten behoeve van [x] te initiëren. Een bewindvoerder heeft daartoe onvoldoende mogelijkheden, aldus [y].
4.4. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat [x] een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis heeft. Zij is sinds de jaren tachtig in behandeling geweest bij diverse GGZ-instellingen. Zij was in het verleden zelfstandig wonend en zelfredzaam. Haar lichamelijke en psychische klachten zijn echter sinds de onderbewindstelling in 1996 toegenomen. [s] heeft in haar brief van 21 juni 2011 verklaard dat, ondanks de drastische uitbreiding van het aantal zorgverleners op allerhande terreinen, begeleiding, stimulering en uitbreiding van zorgproducten, [x] niet leerbaar blijkt en dat niets lijkt te beklijven. Ze onthoudt zaken niet meer of zeer selectief en er lijkt weinig animo voor een werkelijke verbetering van haar lichamelijke conditie. Ze gaat steeds verder achteruit en is een gevaar voor zichzelf en haar omgeving.
In genoemd verslag van het psychiatrisch onderzoek van [x] wordt de vraag of [x] lijdende is aan een geestelijke stoornis, bevestigend beantwoord. Uit genoemd verslag blijkt dat bij [x] een persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld met overwegend cluster-B trekken. Bij de persoonlijkheidsstoornis worden onder meer borderline en afhankelijke trekken onderkend. De stoornis geeft aanleiding tot een herhalend patroon van conflicten, spanningen, teleurstellingen en grensoverschrijdend gedrag in de relaties met anderen. [x] leidt een vereenzaamd bestaan. [x] is onvoldoende in staat haar leven in voldoende mate zelfstandig vorm te geven. Met de huidige hulpverlening is een moeizaam maar min of meer stabiel evenwicht ontstaan, waarbij [x] zich afhankelijk toont ten aanzien van de geboden begeleiding.
[y] heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat zij erop heeft aangedrongen dat [x] in een woonvorm onder 24-uurs toezicht zou worden opgenomen. Zij verblijft sinds 30 oktober 2012 in het Buitenhof. De laatste twee maanden gaat het goed met [x]. Zij blijft echter dreigen zich van het leven te beroven als zij het niet naar haar zin heeft. [y] heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts een brief overgelegd van 19 februari 2013 van W. van Bekkum, zorgmanager van het Buitenhof. Uit deze brief blijkt dat [x] zich sinds circa januari 2013 coöperatief opstelt ten opzichte van de hulpverlening, waardoor de begeleiding vlotter verloopt. Namens het Buitenhof adviseert W. van Bekkum om de bij de bestreden beschikking uitgesproken ondercuratelestelling te handhaven, omdat gevreesd wordt voor een terugval van [x].
4.5. Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van een geestelijke stoornis als bedoeld in artikel 1:378 lid 1 aanhef en onder a BW, als gevolg waarvan [x] al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof acht, gelet op de persoonlijke problematiek van [x], de in dat kader noodzakelijke hulpverlening en de afhankelijkheid van [x] van deze hulpverlening, een ondercuratelestelling in onderhavige zaak het meest passend. De onderbewindstelling wordt immers alleen ingesteld ten aanzien van de goederen van [x], terwijl de ondercuratelestelling ook ziet op de persoon. Ingeval van een ondercuratelestelling kan de curator derhalve tevens de niet-vermogensrechtelijke belangen van [x] behartigen, waaronder de inzet van hulpverlening. Gezien het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
4.6. Voorts is aan de orde het verzoek van [x] om een andere curator dan [y] te benoemen. Gebleken is dat [x] de voorkeur geeft aan [s], maar dan als bewindvoerder, hetgeen niet aan de orde is. Nu voorts uit de stukken blijkt dat [s] niet bereid is om curator ten behoeve van [x] te zijn, de advocaat van [x] desgevraagd geen andere curator heeft genoemd en niet gebleken is dat de verhoudingen tussen [y] en [x] dusdanig zijn verstoord dat [y] haar taken als curator niet kan uitvoeren, ziet het hof geen aanleiding een andere curator te benoemen. Dit verzoek van [x] zal derhalve worden afgewezen.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. M.M.A. Gerritzen - Gunst en mr. L.H.M. Zonnenberg in tegenwoordigheid van mr. J.J. Laterveer - Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2013.