ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.120.590/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wanbeleid en proceskosten in de zaak Praamstra tegen De Orthopedische Schoenmakerij B.V.

In de zaak met nummer 200.120.590/01 OK heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2013 uitspraak gedaan. Verzoeker Cornelis Praamstra heeft de Ondernemingskamer verzocht om vast te stellen dat er wanbeleid is bij De Orthopedische Schoenmakerij B.V. (DOS) en dat Van Bekkum Holding verantwoordelijk is voor dit wanbeleid. Tevens verzocht hij om bepaalde voorzieningen te treffen en om DOS te veroordelen in de kosten van het geding. De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 1 juni 2012, een onderzoek bevolen naar het beleid van DOS en heeft Praamstra en Van Bekkum Holding geschorst als bestuurders van DOS. In de procedure heeft Van Bekkum Holding verzocht om Praamstra niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, wat leidde tot een complexe rechtsgang met meerdere verzoekschriften en brieven van de betrokken advocaten.

Op 6 maart 2013 heeft Praamstra zijn verzoeken ingetrokken en aangegeven niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Van Bekkum Holding heeft echter het verzoek om proceskostenveroordeling gehandhaafd. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat, nu Praamstra zijn verzoeken heeft ingetrokken, deze verzoeken geen verdere behandeling behoeven en dat hij niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Dit heeft geleid tot de beëindiging van de eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer heeft ook geoordeeld dat de verzoeken van Korringa om decharge niet toewijsbaar zijn, omdat de bevoegdheid daartoe niet bij de Ondernemingskamer ligt. De beslissing van de Ondernemingskamer houdt in dat Praamstra in de kosten van het geding wordt verwezen, die tot op heden zijn begroot op € 1.577. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

1OTEC is OTEC is
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met nummer 200.120.590/01 OK van
CORNELIS PRAAMSTRA,
wonende te Wirdum,
VERZOEKER,
advocaat: mr. O.J. Praamstra, kantoorhoudende te Zoetermeer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE ORTHOPEDISCHE SCHOENMAKERIJ B.V.,
gevestigd te Varsseveld,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. Y.K. van Dijk, kantoorhoudende te Heerenveen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
L. VAN BEKKUM HOLDING B.V.,
gevestigd te Varsseveld,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: mr. R.H.P. van de Venne, kantoorhoudende te Zutphen.
1. Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zal verzoeker worden aangeduid als Praamstra, verweerster als DOS en belanghebbende als Van Bekkum Holding.
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van 1 juni 2012, 5 juni 2012, 23 oktober 2012, 27 november 2012, 5 december 2012 en 13 december 2012 in de zaak met nummer 200.104.416.
1.3 Bij de beschikking van 1 juni 2012 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van DOS over de periode vanaf 1 januari 2011, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij die beschikking, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen vooralsnog voor de duur van het geding, Praamstra en Van Bekkum Holding geschorst als bestuurders van DOS, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van DOS, en in die beschikking omschreven aantallen door Praamstra respectievelijk Van Bekkum Holding gehouden aandelen in DOS ten titel van beheer overgedragen aan de hiervoor bedoelde bestuurder.
1.4 Bij de beschikking van 5 juni 2012 heeft de Ondernemingskamer mr. G.W. Breuker te Groningen aangewezen als onderzoeker en J. Korringa te Zuidlaren aangewezen als bestuurder en beheerder van aandelen, een en ander als bedoeld in 1.3 hiervoor.
1.5 Bij de beschikking van 27 november 2012 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het op die dag ter griffie neergelegde verslag met de bijlagen van het in 1.3 bedoelde onderzoek ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6 Bij verzoekschrift met producties - ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 24 januari 2013 - heeft Praamstra de Ondernemingskamer verzocht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad - kort samengevat - :
1. vast te stellen dat gebleken is van wanbeleid bij DOS;
2. vast te stellen dat Van Bekkum Holding voor het wanbeleid verantwoordelijk is;
3. bepaalde nader in dat verzoekschrift omschreven voorzieningen te treffen;
4. DOS te veroordelen in de kosten van het geding.
1.7 Bij verweerschrift met producties - ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 21 februari 2013 - heeft Van Bekkum Holding de Ondernemingskamer verzocht om Praamstra in zijn verzoeken niet ontvankelijk te verklaren, althans diens verzoeken af te wijzen, met veroordeling van Praamstra in de kosten van het geding.
1.8 Mr. Praamstra heeft bij brief van 6 maart 2013 namens Praamstra diens verzoeken (zie 1.6 hiervoor) ingetrokken, meegedeeld niet ter terechtzitting te zullen verschijnen, en de Ondernemingskamer verzocht geen proceskostenveroordeling uit te spreken ten laste van Praamstra.
1.9 Mr. Van de Venne heeft bij brief van 7 maart 2013 namens Van Bekkum Holding het verzoek om Praamstra te veroordelen in de proceskosten gehandhaafd.
1.10 Mr. Van Dijk heeft bij brief van 11 maart 2013 namens Korringa (als bestuurder van DOS) bericht dat hij geen bezwaar heeft tegen beëindiging van de enquêteprocedure en verzocht Korringa decharge te verlenen ter zake van de uitoefening van zijn taak als bestuurder en beheerder van aandelen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Nu Praamstra zijn verzoeken heeft ingetrokken, behoeven die verzoeken geen verdere behandeling meer en dient Praamstra in die verzoeken niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het voorgaande brengt mee dat de bij de beschikking van 1 juni 2012 getroffen onmiddellijke voorzieningen (zie 1.3 hiervoor) moeten worden beëindigd. Gelet hierop zal de Ondernemingskamer deze onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden en uitvoerbaar bij voorraad beëindigen.
2.2 Nu het verzoek is ingetrokken na indiening van het verweerschrift, zal de Ondernemingskamer het verzoek om de verzoeker in de proceskosten te veroordelen toewijzen. De enkele stelling van Praamstra - zoals de Ondernemingskamer die begrijpt - dat een ophanden zijnd faillissement van DOS hem heeft bewogen zijn verzoeken in te trekken, biedt geen grondslag om van dat uitgangspunt af te wijken.
2.3 Korringa verzoekt hem - de Ondernemingskamer begrijpt: bindend voor DOS - decharge te verlenen voor het door hem gevoerde bestuur. Die bevoegdheid komt de Ondernemingskamer echter niet toe. Wel wijst de Ondernemingskamer er in dit verband op dat zij in de beschikking van 5 december 2012 heeft geoordeeld dat de in die procedure door Praamstra geformuleerde verwijten ten aanzien van het functioneren van Korringa als bestuurder van DOS ontoereikend zijn voor toewijzing van zijn verzoek tot ontheffing van Korringa als bestuurder van DOS. Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verklaart Praamstra niet ontvankelijk in zijn verzoeken;
verklaart Korringa niet ontvankelijk in zijn verzoek;
beëindigt met ingang van heden de bij beschikking van 1 juni 2012 getroffen onmiddellijke voorzieningen;
verwijst Praamstra in de kosten van het geding aan de zijde van Van Bekkum Holding gevallen, tot op heden begroot op € 1.577;
wijst het anders of meer verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. M.P. Nieuwe Weme en
mr. G.C. Makkink, raadsheren, en drs. P.R. Baart en prof. dr. mr. F. van der Wel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 maart 2013.