afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.094.763/01
zaak/rolnr. rechtbank Alkmaar : 349315 CV EXPL 10-6634
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 februari 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE STOCKHUNTER B.V.,
gevestigd te Bovenkarspel,
appellante,
tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Dirlik te Alkmaar,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METAPERS HOLDING B.V.,
gevestigd te Grootebroek,
geïntimeerde,
tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,
advocaat: mr. S. Grasboer te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna De Stockhunter en Metapers genoemd.
De Stockhunter is bij dagvaarding van 25 juli 2011 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 4 mei 2011, gewezen tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stockhunter B.V. als eiseres en Metapers als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte verandering/vermeerdering eis, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Stockhunter heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, haar in hoger beroep gewijzigde vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Metapers in de kosten van het geding in beide instanties.
Metapers heeft in het principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in het incidenteel appel tot partiële vernietiging van dat vonnis en niet-ontvankelijkverklaring van De Stockhunter in haar vorderingen, een en ander met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van De Stockhunter, althans haar advocaat, in de volledige kosten van het geding in beide instanties inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist en op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties staat in dit geding het volgende vast.
a. Van 1 juli 2001 tot 1 juli 2009 verhuurde Metapers een bedrijfsruimte aan de Industrieweg 1 te Grootebroek aan De Stockhunter of haar moeder, De Stockhunter Beheer B.V. (hierna: De Stockhunter Beheer). Het gehuurde maakte deel uit van een complex van drie panden, waarvan de huurders de aansluitingen voor water, gas en elektriciteit deelden. De meters van die voorzieningen bevonden zich in het gehuurde en De Stockhunter of De Stockhunter Beheer voldeed de water- en energierekeningen.
b. Door middel van een tussenmeter berekende Metapers het water- en energieverbruik van haar overige huurders. De vergoeding voor dat verbruik inde zij bij die huurders en betaalde zij door aan De Stockhunter of De Stockhunter Beheer.
c. In verband met de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 juli 2009 heeft De Stockhunter of De Stockhunter Beheer Metapers verzocht om een eindafrekening terzake van de nutsvoorzieningen. Blijkens de op 3 juli 2009 verzonden afrekening zou De Stockhunter of Stockhunter Beheer nog € 23,80 tegoed hebben.
d. Na een e-mailwisseling daarover tussen de directeur/enig aandeelhouder van De Stockhunter Beheer met de directeur van Metapers heeft De Stockhunter bij factuur van 6 augustus 2009 aanspraak gemaakt op betaling door Metapers van een bedrag van € 14.205,03 als eindafrekening van het verbruik van gas, water en elektriciteit over de periode van mei 2002 tot 1 juli 2009. Deze factuur is niet voldaan.
e. Bij brief van 22 december 2009 met kenmerk “(…) Stockhunter Beheer B.V.” heeft de gemachtigde van De Stockhunter of De Stockhunter Beheer Metapers gesommeerd het bedrag van € 14.205,03 te betalen binnen 14 dagen. Aan deze sommatie is niet voldaan.
3.1 Bij inleidende dagvaarding van 11 oktober 2010 heeft “de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stockhunter B.V.” betaling gevorderd van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2009. Zij heeft zich daartoe beroepen op onverschuldigde betaling althans wanprestatie. Metapers heeft onder meer als verweer aangevoerd dat de vordering moest worden afgewezen, omdat niet Stockhunter B.V., maar Stockhunter Beheer haar wederpartij in de huurovereenkomst en in de met betrekking tot de nutsvoorzieningen overeengekomen betalingsconstructie was. Dit verweer is door de kantonrechter gehonoreerd.
3.2 In hoger beroep heeft Metapers aangevoerd dat De Stockhunter niet ontvankelijk is in het door haar ingestelde beroep omdat zij niet meer bestaat. Metapers beroept zich in dit verband op een door haar overgelegd uittreksel van 7 juni 2012, waarin is vermeld dat op 25 oktober 2011 is geregistreerd dat De Stockhunter op grond van een daartoe strekkend besluit is ontbonden met ingang van 5 oktober 2011 en dat op 25 oktober 2011 de registratie is beëindigd in verband met het einde van de liquidatie met ingang van 5 oktober 2011.
3.3 Dit verweer faalt. De appeldagvaarding is uitgebracht op 25 juli 2011, waarna de zaak is aangebracht op 4 oktober 2011. Op 1 november 2011 bleek het door De Stockhunter verschuldigde griffierecht te zijn betaald. Op 21 februari 2012, dus enkele maanden na de ontbinding, heeft De Stockhunter bij de memorie van grieven nog aanspraak gemaakt betaling van meergenoemd bedrag van € 14.205,03 met rente. Uit een en ander blijkt dat met de op 25 oktober 2011 aan het handelsregister gedane opgave niet is beoogd afstand te doen van de (gepretendeerde) vordering op Metapers. Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 5 BW, dat bepaalt dat de ontbonden rechtspersoon blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is, blijft De Stockhunter in ieder geval voortbestaan zolang over haar vordering nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan. De melding van het einde van de liquidatie moet derhalve op een vergissing berusten. Er bestaat geen noodzaak tot heropening van de vereffening.
3.4 Voorts heeft Metapers aangevoerd dat De Stockhunter niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep omdat in eerste aanleg in geprocedeerd door een niet bestaande partij, namelijk Stockhunter B.V., en De Stockhunter bij het bestreden vonnis geen partij was.
3.5 Ook dit verweer slaagt niet. De weglating van het lidwoord “De” doet geen redelijke twijfel ontstaan over de identiteit van de met “Stockhunter B.V.” aangeduide rechtspersoon. Metapers heeft moeten begrijpen dat dit De Stockhunter was. Het is in dit verband vermeldenswaard dat Metapers zelf in de conclusie van antwoord spreekt over haar contractuele wederpartij “Stockhunter Beheer”, waarmee zij De Stockhunter Beheer bedoelt, aldus dezelfde fout makend als in de inleidende dagvaarding is gemaakt. Het hof zal de inleidende dagvaarding verbeterd lezen, door welke verbetering Metapers niet in haar gerechtvaardigde belangen wordt geschaad.
3.6 Het hiervoor overwogene brengt met zich dat de incidentele grief van Metapers, die inhoudt dat de kantonrechter Stockhunter B.V. niet ontvankelijk had moeten verklaren in haar vorderingen omdat zij een niet bestaande entiteit is, tevergeefs is voorgedragen.
3.7 In hoger beroep heeft De Stockhunter haar vordering, die zij heeft herberekend, primair gebaseerd op onrechtmatige daad (door Metapers gepleegd bedrog), subsidiair ongerechtvaardigde verrijking (Metapers heeft niet de volledige door haar van de overige huurders ontvangen vergoeding voor energie- en waterkosten doorbetaald aan De Stockhunter, die deze kosten heeft moeten betalen) en meer subsidiair op wanprestatie (tekortkoming in de nakoming van de gemaakte betalingsafspraken).
3.8 Metapers heeft ook in hoger beroep betwist dat De Stockhunter haar wederpartij was in de huurovereenkomst en in de overeengekomen betalingsconstructie. Volgens Metapers was in beide haar wederpartij De Stockhunter Beheer. Bovendien betwist zij de door De Stockhunter gestelde inhoud van de betalingsafspraken.
3.9 Uit hetgeen over en weer is gesteld leidt het hof af dat de betalingsconstructie als volgt is geweest. Huurder betaalde de volledige kosten van nutsvoorzieningen die ook door andere huurders van dezelfde verhuurder werden gebruikt, de verhuurder mat door middel van een door hem aangelegde tussenmeter het verbruik van die andere huurders, inde bij die huurders bedragen ter vergoeding van het verbruik en droeg onder overlegging van een overzicht van de meterstanden en de prijs per eenheid bedragen af aan eerstgenoemde huurder.
3.10 Zonder nadere stellingen, die ontbreken, moet deze constructie aldus worden begrepen dat de huurder die de nutsvoorzieningen betaalde (De Stockhunter of De Stockhunter Beheer) jegens de verhuurder (Metapers) recht had op vergoeding van het volledige bedrag dat zij aan de nutsbedrijven heeft betaald voor het verbruik van de overige huurders. Dit betekent dat Metapers op grond van de gemaakte afspraken zich niet ertoe kan beperken slechts een deel van het verbruik van haar overige huurders te vergoeden, zoals zij in hoger beroep lijkt te bepleiten, maar ook dat het de huurder die de nutsvoorzieningen op haar naam heeft staan in beginsel niet aangaat welke bedragen de verhuurder bij haar overige huurders in rekening heeft gebracht, zolang zij maar een volledige vergoeding ontvangt van hetgeen zij ten behoeve van de overige huurders heeft betaald. Als dat laatste het geval is kan zij zich niet op wanprestatie beroepen, maar ook niet op bedrog of ongerechtvaardigde verrijking.
3.11 Dat Metapers minder heeft vergoed dat het volledige energie- en waterverbruik van haar overige huurders kan uit de stellingen van De Stockhunter echter niet met voldoende duidelijkheid worden afgeleid. De Stockhunter heeft in eerste aanleg gesteld dat zij naar aanleiding van de afrekening ten bedrage van € 23,80 (credit), waarvan zij meende dat die niet kon kloppen, navraag heeft gedaan bij de overige huurders, van wie zij te horen kreeg dat zij per jaar € 1.800,= voor energie en water aan Metapers hadden betaald. De Stockhunter meent dat zij aanspraak heeft op afdracht van dat bedrag van € 1.800,= per jaar, terwijl zij over de periode van 1 mei 2002 tot 1 juli 2009 van Metapers slechts een bedrag van € 692,= (het hof begrijpt: per jaar) heeft ontvangen. Op niet te volgen wijze berekent De Stockhunter haar vordering vervolgens op € 14.205,03: “1 mei 2002 tot 1 juli 2009 x € 1.108,= per maand plus BTW”. Belangrijker dan deze onbegrijpelijkheid is echter het feit dat De Stockhunter haar vordering baseert op het bedrag dat Metapers van haar overige huurders heeft ontvangen (welk bedrag haar, zoals gezegd, niet regardeert) en niet op het daadwerkelijke verbruik van die overige huurders.
3.12 In hoger beroep heeft De Stockhunter haar vordering herberekend. Thans vordert zij primair een bedrag van € 15.282,= vermeerderd met wettelijke rente en subsidiair een door het hof te schatten bedrag. Eerstgenoemd bedrag is het totaal van de nota’s van de energiebedrijven en het waterbedrijf voor de onderhavige bedrijfspanden over de periode 2002 tot en met 2009 maal 2/3, verminderd met de door Metapers ten behoeve van haar overige huurders betaalde vergoeding. De Stockhunter onderbouwt haar vordering met de stelling dat Metapers aan de overige huurders meer in rekening heeft gebracht dan zij hadden verbruikt en aan haar minder heeft vergoed dan waarop zij op grond van een “evenredige verdeling” recht had. Zij meent ten minste aanspraak te kunnen maken op vergoeding van 2/3 van het totale energie- en waterverbruik, omdat zij zelf nauwelijks elektriciteit en water gebruikte en de overige huurders grootverbruikers waren, van wie het werkelijk verbruik echter niet bekend is omdat alleen Metapers toegang had tot de tussenmeter. De door Metapers jaarlijks verstuurde afrekeningen waren vervalsingen, omdat daarin onjuiste meterstanden waren vermeld.
3.13 Ook in hoger beroep lijkt de stelling van De Stockhunter dat zij een te lage vergoeding heeft ontvangen voornamelijk te berusten op het vermoeden, gebaseerd op gesprekken met de overige huurders, dat Metapers aan die overige huurders hogere bedragen in rekening heeft gebracht dan zij heeft doorbetaald. Een enigszins onderbouwde redenering waaruit volgt dat Metapers minder aan De Stockhunter (of haar moeder) heeft vergoed dan de overige huurders hebben verbruikt, is nergens te lezen. Als zodanig kan niet gelden de opmerking dat zij zelf nauwelijks elektriciteit gebruikte, omdat de overgelegde energierekeningen voor het overgrote deel betrekking hadden op gas, over het gebruik waarvan De Stockhunter niets heeft gesteld. In dit verband valt bovendien op dat Metapers in alle jaren behalve 2006 en 2008 afrekeningen heeft gestuurd waarin in het geheel geen bedragen voor gas waren vermeld. Voorts ontbreken in de processtukken concrete mededelingen van De Stockhunter over de identiteit van de overige huurders, de omvang van de door hen gehuurde ruimten en het soort gebruik dat die huurders van die ruimten maakten, afgezet tegen de omvang van de bedrijfsruimte van De Stockhunter (Beheer) en haar gebruik daarvan. Wanneer bij het voorgaande in aanmerking wordt genomen dat De Stockhunter geen enkele verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij (of haar moeder) jarenlang de door Metapers vervaardigde afrekeningen heeft aanvaard, hoewel zij de beschikking had over de jaarafrekeningen van de energiebedrijven en het waterbedrijf om daarmee te vergelijken én in die afrekeningen van Metapers, zoals gezegd, meestal in het geheel geen melding is gemaakt van het gebruik van gas, moet de conclusie zijn dat de stellingen van De Stockhunter zozeer lacuneus zijn, dat dit tot afwijzing van haar vordering moet leiden.
3.14 Bij gebreke van voldoende gemotiveerde stellingen komt het hof aan de door De Stockhunter aangeboden bewijslevering niet toe, nog daargelaten dat het bewijsaanbod, voor zover concreet, met name ziet op de stelling dat Metapers haar overige huurders meer in rekening heeft gebracht dan zij heeft doorbetaald en niet op de stelling dat De Stockhunter (of haar moeder) minder heeft vergoed gekregen dan die overige huurders hebben verbruikt, waar het in dit geding om draait.
3.15 De slotsom is dat de principale grieven falen en het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. De Stockhunter zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel, met de nakosten en rente. Voor een veroordeling van de advocaat van De Stockhunter in de kosten of voor een veroordeling van De Stockhunter in de volledige proceskosten in beide instanties bestaat geen grond. Hoewel Metapers in het voorwaardelijk incidenteel appel in het ongelijk is gesteld zal zij in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep niet in de kosten daarvan worden veroordeeld.
rechtdoende in principaal en voorwaardelijk incidenteel appel:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt De Stockhunter in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Metapers begroot op € 1.769,= aan verschotten en € 894,= voor salaris en op € 131,= voor nasalaris, indien niet binnen veertien is voldaan aan de kostenveroordeling een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest en met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, indien betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen, J.C.W. Rang en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2013.