ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6150
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.L. van der Bel
- G.J. Rijken
- J.H. Lieber
- Rechtspraak.nl
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en bewijslevering in echtscheidingsprocedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2013, betreft het een hoger beroep inzake de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen partijen, de vrouw en de man, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.Th. Philipsen, hebben een geschil over de interpretatie van de huwelijkse voorwaarden die zij destijds hebben opgesteld. De vrouw stelt dat zij een bedrag van € 91.742,69, verkregen uit schenkingen en nalatenschappen, heeft geïnvesteerd in de vennootschap onder firma (VOF) die zij samen met de man heeft. De man betwist deze stelling en stelt dat de vrouw niet in haar bewijsopdracht is geslaagd.
Het hof heeft eerder, op 10 mei 2012, een tussenbeschikking gegeven waarin de vrouw werd toegelaten tot het bewijs van haar stelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2012 heeft de vrouw verklaard dat zij de notaris, die de huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld, als informant wilde horen. De notaris heeft tijdens de comparitie op 6 december 2012 zijn visie gegeven op de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden en de bedoelingen van partijen. Het hof heeft de informatie van de notaris in zijn overwegingen betrokken.
Het hof oordeelt dat de vrouw niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Hoewel zij geldbedragen op de bankrekening van de VOF heeft gestort, heeft zij de herkomst van die bedragen niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Het hof concludeert dat de vrouw niet kan aantonen dat de bedragen afkomstig zijn van schenkingen of nalatenschappen en dat deze daadwerkelijk in de VOF zijn geïnvesteerd. Daarom wijst het hof het verzoek van de vrouw tot betaling van het bedrag van € 91.742,69 af. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de man aan de vrouw € 104.369,- moet voldoen, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.