ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ5405

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.121.502-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ordemaatregel tot schorsing van een notaris in het kader van financieel toezicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam van 10 januari 2013. De kamer had op die datum een ordemaatregel bekrachtigd die op 14 december 2012 door de voorzitter was opgelegd, waarbij de notaris werd geschorst in de uitoefening van zijn ambt. De aanleiding voor deze maatregel was een vermoeden van misbruik van derdengelden door de notaris, die erkende aanzienlijke bedragen van de derdenrekening voor eigen gebruik te hebben aangewend. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) had de voorzitter van de kamer geïnformeerd over deze vermoedens, wat leidde tot de onmiddellijke schorsing van de notaris. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 20 februari 2013 heeft de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de ordemaatregel uiteengezet. Hij stelde dat de schorsing zijn kantoor in financiële problemen bracht en dat hij toegang tot zijn kantoor nodig had om zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten. Het hof oordeelde dat de kamer terecht de ordemaatregel had bekrachtigd, en dat er geen onduidelijkheid bestond over de opgelegde maatregelen. Het hof benadrukte dat de notaris niet had geappelleerd tegen de e-mail van de voorzitter waarin de toegang tot zijn kantoor werd beperkt. De beslissing van het hof bevestigde de noodzaak van de genomen maatregelen in het belang van de integriteit van het notarisambt en de bescherming van derden.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.121.502/01 NOT
bij vervroeging
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 maart 2013
inzake:
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. E.M.T. Langerwerf-Korff, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder de notaris, is bij een op 8 februari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 10 januari 2013. Bij die beslissing heeft de kamer de ordemaatregel gegeven door de voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter) bij beschikking van 14 december 2012, waarbij de notaris is geschorst in de uitoefening van zijn ambt als notaris, bekrachtigd.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2013. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota, met daaraan een aantal e-mailberichten gehecht.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. Bij e-mailbericht van 13 december 2012 heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) te Utrecht de griffier van de kamer - onder meer - bericht dat er een vermoeden bestaat dat de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan het bewust onttrekken van gelden uit een nalatenschap en zij voornemens is de volgende dag naar het kantoor van de notaris te gaan om het desbetreffende dossier te beoordelen.
3.2. Bij e-mailbericht van 14 december 2012, verstuurd op 10:32 uur, heeft het BFT - voor zover van belang - het volgende aan de griffier van de kamer geschreven:
“Kern van de bevindingen is dat onder verschillende omschrijvingen ‘Belastingdienst’, ‘[ naam ]’, ‘[ naam ]’, ‘[ naam ]’ gelden lijken te worden overgeboekt naar rechthebbende derden, maar feitelijk betrekking hebben op een bankrekening, waarvan blijkt dat deze wordt gebruikt door de [ notaris ] in privé. Deze betalingen vinden plaats op deze rekening vanaf 30 maart 2012. Uit boedelkaarten blijkt dat deze gelden daar afgeboekt worden. Uit beschikbare correspondentie blijkt dat de gelden waarschijnlijk aangewend worden om een onderneming van de [ notaris ] van gelden te voorzien. Er is daar sprake van een externe financieringsbron, maar de achtergronden daarvan zijn niet helder. Ook tijdens een eerder bezoek van het BFT van enkele weken geleden zijn daarover vragen gesteld, maar was de notaris niet duidelijk in de oorsprong ervan.”
Op grond van bovenstaande constateringen heeft het BFT de voorzitter verzocht om ‘passende maatregelen te treffen om verder de schade te beperken’.
3.3. Op diezelfde dag heeft de voorzitter de notaris gehoord vanwege de van het BFT die ochtend verkregen informatie en naar aanleiding van de voorlopige uitkomsten van het onderzoek dat het BFT die ochtend had verricht. De notaris heeft in het verhoor erkend dat zijn derdengeldrekening het afgelopen jaar negatief is geworden tengevolge van het aanwenden van gelden op die derdengeldrekening voor zijn eigen behoeften en verklaard dat het een bedrag van ruim € 200.000,00 uit een depot betreft. De notaris heeft voorts verklaard dat de gelden zijn aangewend om lopende kosten van zijn kantoor en zijn herenmodezaken te kunnen voldoen. De volledige verklaring van de notaris is opgenomen in een proces-verbaal, dat door de notaris is ondertekend.
3.4. Op grond van genoemd proces-verbaal en de van het BFT ontvangen inlichtingen heeft de voorzitter bij beschikking van 14 december 2012 de notaris met onmiddellijke ingang - die dag te 17:12 uur - bij wijze van ordemaatregel op de voet van artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna ook Wna) in verbinding met artikel 28 aanhef en sub c Wna geschorst in de uitoefening van zijn ambt van notaris. Voorts heeft de voorzitter ambtshalve kandidaat-notaris mr. [ kandidaat-notaris ] met de waarneming van het protocol en de overige notariële bescheiden belast, vooralsnog tot en met maandag 17 december 2012.
3.5. De notaris heeft de voorzitter bij e-mailbericht van 15 december 2012 - onder meer - de vraag gesteld op grond waarvan hem de toegang tot het kantoor kan worden geweigerd.
3.6. De voorzitter heeft in reactie op laatstgenoemd e-mailbericht - voor zover van belang - op 17 december 2012 het volgende aan de notaris geschreven:
“Vrijdagavond heb ik een ordemaatregel genomen in verband met de aantasting van derdengelden door u.
Tot die ordemaatregelen behoort ook dat u vandaag niet op kantoor kunt verschijnen. Ik heb die bevoegdheid op grond van art.106 Wna.”
en
“De door mij benoemde waarnemer zal dan in overleg met u moeten beslissen in hoeverre het mogelijk is dat u behulpzaam bent bij werkzaamheden op dat kantoor.
In ieder geval de eerst komende weken ligt dat niet voor de hand. Er zal door het BFT onder leiding van één van mijn collega’s in mijn opdracht onderzoek moeten worden gedaan naar de stand van zaken op uw kantoor.”
3.7. Bij beslissing van 17 december 2012 heeft de voorzitter in verband met voormelde schorsing op de voet van artikel 29 lid 2 in verbinding met artikel 28 aanhef en sub c Wna met ingang van 18 december 2012, voor onbepaalde tijd, maar in ieder geval tot 11 januari 2013, oud-notaris mr. [ oud-notaris ], hierna [ oud-notaris ], benoemd tot waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van de notaris.
3.8. De voorzitter heeft bij beslissing van 20 december 2012 de plaatsvervangend voorzitter van de kamer belast met een onderzoek als bedoeld in artikel 96 lid 2 Wna, met de vraagstelling welke omvang het misbruik van de derdenrekening door de notaris heeft, op welke wijze de notaris te werk is gegaan bij het misbruik van die derdengelden, waartoe de notaris die derdengelden heeft aangewend en vanaf wanneer dit misbruik heeft plaatsgevonden.
3.9. Op verzoek van de voorzitter van 3 januari 2013 heeft de kamer bij beslissing van 10 januari 2013, gelet op de ernst van de aan de notaris verweten en door hem erkende gedragingen en het feit dat de notaris tegen de ordemaatregel geen verweer heeft gevoerd, de ordemaatregel, door de voorzitter op 14 december 2012 bij beschikking gegeven, waarbij de notaris is geschorst in de uitoefening van zijn ambt als notaris, bekrachtigd.
4. Het standpunt van de notaris in hoger beroep
4.1. In hoger beroep heeft de notaris het volgende aangevoerd. Het is van groot belang dat de notaris toegang krijgt tot zijn kantoor om werkzaamheden te verrichten teneinde omzet te genereren om zo spoedig mogelijk de derdengeldrekening aan te vullen en de schulden in te lossen. De waarnemer van de notaris, mr. [ oud-notaris ], is minimaal werkzaam op zijn kantoor en doet niets aan acquisitie en omzetverhoging. Onder deze omstandigheden stevent het kantoor van de notaris af op een faillissement. Noch in de beslissing van de kamer van 10 januari 2013 noch in de daaraan voorafgaande beschikkingen is beslist dat de notaris niet tot zijn kantoor zou mogen worden toegelaten. Op de in het e-mailbericht van 15 december 2012 door de notaris aan de voorzitter gestelde vraag waar in de beschikking van de voorzitter staat dat hij zijn kantoor niet in mag, is geen ondubbelzinnig antwoord van de voorzitter gekregen. In zijn e-mailbericht van 17 december 2012 heeft de voorzitter geantwoord dat de notaris op bepaalde dagen - ‘vandaag’ - niet op zijn kantoor kan verschijnen en dat dit ook tot de ordemaatregelen behoort die hij bevoegd is op grond van artikel 106 Wna op te leggen. De notaris is van mening dat de voorzitter op grond van laatstgenoemd wetsartikel bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt kan gelasten ‘of een andere voorlopige voorziening kan treffen’ - bijvoorbeeld geen toegang tot het kantoor - , derhalve niet beide maatregelen naast elkaar. Op grond van het voorgaande verzoekt de notaris het hof hem per direct toe te laten tot zijn kantoor en te bepalen dat hij derden mag inschakelen om (eveneens) de omzet van zijn kantoor te verhogen.
4.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris - voor zover van belang - het volgende aangevoerd. Mr. [ oud-notaris ] heeft al in het begin van zijn waarneming medegedeeld dat hij noch per telefoon noch per e-mail met de notaris wenst te communiceren. Uit de aan de pleitnota aangehechte e-mailberichten van mr. [ oud-notaris ] gericht aan de notaris blijkt de negatieve toonzetting van eerstgenoemde. Aan de diverse verzoeken om een wekelijks inzicht in de kantoorfinanciën teneinde een crediteurenakkoord te bereiken, is niet door mr. [ oud-notaris ] voldaan. Ook is mr. [ oud-notaris ] niet ingegaan op zijn voorstel om een interim manager aan te stellen, die belangeloos het kantoor verder kan helpen. Voorts is de debiteurenstand inmiddels verdubbeld en wordt er niet tussentijds gedeclareerd. Omdat mr. [ oud-notaris ] enkel routinematige werkzaamheden binnen het notariskantoor verricht, hebben minstens twee grote nieuwe cliënten hun aangebrachte zaak ingetrokken. Er zijn gesprekken met mogelijke opvolgers gaande, zodat het ook om deze reden essentieel is dat het notariskantoor aan haar verplichtingen kan blijven voldoen. Op vragen van het hof heeft de notaris verklaard dat hij heeft getracht met de voorzitter en met mr. [ oud-notaris ] een en ander te bespreken, maar zowel de voorzitter als mr. [ oud-notaris ] blijft vasthouden aan hetgeen de voorzitter in zijn e-mail van 17 december 2012 aan de notaris heeft bericht. De strekking van het ingestelde hoger beroep is dan ook dat de kamer in zijn beslissing van 10 januari 2013 (impliciet) ten onrechte de door de voorzitter in zijn e-mailbericht van 17 december 2012 genomen maatregel dat de notaris niet op zijn kantoor mag verschijnen, heeft bekrachtigd.
5. De beoordeling
5.1. Met betrekking tot de ordemaatregel waarbij de notaris is geschorst in de uitoefening van zijn ambt als notaris - waartegen de notaris overigens geen verweer heeft gevoerd - heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Met betrekking tot de door de voorzitter in zijn e-mailbericht van 17 december 2012 gedane uitlatingen ten aanzien van het niet mogen verschijnen van de notaris op zijn kantoor, wordt het volgende overwogen. Vooropgesteld wordt dat in deze zaak artikel 106 lid 1 Wna, zoals dit wetsartikel tot 1 januari 2013 gold, van toepassing is. Op 1 juni 2009 is de Wna gewijzigd, waardoor de mogelijkheid voor de voorzitters van de kamers van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen is verruimd om onverwijld een voorlopige maatregel op te leggen. Dit betekent dat de voorzitters per 1 juli 2009 op grond van artikel 106 lid 1 Wna ook andere voorlopige maatregelen kunnen treffen dan schorsing, bijvoorbeeld het verbod om op kantoor aanwezig te zijn gedurende een bepaalde termijn (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 385, nr. 7, p. 8), toegespitst op de specifieke omstandigheden van het geval. Aangezien het de bedoeling van de wetgever is geweest aan de voorzitter over te laten een passende maatregel te treffen, kan dit naar het oordeel van het hof ook zijn, bijvoorbeeld, een naast de schorsing te geven verbod om op kantoor te verschijnen. Wat van het vorenoverwogene ook zij, noch uit de beschikking van de voorzitter van 14 december 2012 noch uit de beslissing van de kamer van 10 januari 2013 blijkt dat de notaris bij wijze van ordemaatregel op grond van het bepaalde in artikel 106 lid 1 Wna een verbod tot toegang tot zijn kantoor opgelegd is. Voor zover de uitlatingen van de voorzitter in zijn e-mailbericht van 17 december 2012 als ordemaatregel in de zin van artikel 106 lid 1 Wna zouden moeten worden beschouwd, had de notaris binnen zes weken na de dag van verzending van dit e-mailbericht hiertegen appel dienen in te stellen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Ten slotte overweegt het hof ten overvloede dat voor zover in de beslissing van de kamer van 10 januari 2013, anders dan het hof doet, zou moeten worden gelezen dat ook de in het e-mailbericht van 17 december 2012 door de voorzitter gedane uitlating dat de notaris niet op zijn kantoor mag verschijnen, wordt bekrachtigd, de door de voorzitter in dit kader genoemde termijn van ‘de eerst komende weken’ inmiddels is geëindigd.
5.3. Hetgeen de notaris verder nog naar voren heeft gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 maart 2013 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 10 januari 2013 op het verzoek van de voorzitter van 3 januari 2013 tot bekrachtiging van de ordemaatregel, genomen bij beschikking van 14 december 2012, tegen:
[ notaris ],
notaris te [ plaats ].
Verloop van de procedure
Op de mondelinge behandeling van het verzoek op 10 januari 2013 is de notaris niet verschenen. Hij heeft de kamer per e-mailbericht laten weten dat hij afziet van het voeren van verweer tegen de ordemaatregel.
Wel verschenen en gehoord op de mondelinge behandeling is de heer J.E. Buijs AA, namens het Bureau Financieel Toezicht.
Beoordeling van het verzoek
Blijkens de door de voorzitter bij het verzoek meegezonden stukken, in het bijzonder de verklaring die de notaris op 14 december 2012 tegenover de voorzitter heeft afgelegd, blijkt dat de notaris erkent dat hij voor een aanzienlijk bedrag hem niet toekomende gelden van de derdenrekening heeft genomen voor eigen gebruik. Daaruit blijkt dat de notaris zodanig misbruik heeft gemaakt van zijn positie als notaris, dat een onmiddellijke schorsing uit zijn ambt noodzakelijk was. Gelet op de ernst van de aan de notaris verweten en door hem erkende gedragingen en het feit dat de notaris tegen de ordemaatregel geen verweer heeft gevoerd, zal de kamer de ordemaatregel bekrachtigen.
Beslissing:
De kamer bekrachtigt de ordemaatregel, gegeven door de voorzitter op 14 december 2012, waarbij de notaris is geschorst in de uitoefening van zijn ambt als notaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, O.J. van Leeuwen,
M. Bijkerk, F.L.M. van de Graaff en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.
Mr. E.B.T. Kienhuis, mr. M.Y.C. Poelmann,
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing staat binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van deze beslissing hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).