Uitspraak
22 januari 2013
wonende te [woonplaats],
APPELLANT IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadtte Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL, APPELLANT IN HET INCIDENTEEL APPEL,
mr. J.G. Mahnte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
[geïntimeerde sub 2] heeft begin januari 2012 de originele huurovereenkomst zonder bijgeschreven voorkeursrecht van koop ter griffie van dit hof gedeponeerd. Daarvan is onder nummer 3/2012 een akte opgemaakt.
2.De grieven
3. Waarvan het hof uitgaat
4.Behandeling van het hoger beroep
"Indien de verhuurder het pand wil verkopen, zal de eerste partij aan welke hij het pand dient aan te bieden, de huurder zijn. De huurder dient binnen twee weken hierover uitsluitsel te geven."
grieven 1, 2, 3, 4 en 5lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij hebben alle betrekking op de vraag of Joba en [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [appellant] door te profiteren van de wanprestatie van Ram Properties. [appellant] betoogt:
Van belang is de omstandigheid dat Ram Properties en Joba op 20 februari 2007 om ongeveer 10:10 uur een notariële akte houdende verklaring inzake koopakte doen passeren, waarin als leveringsdatum voor alle aan Joba verkochte panden wordt genoemd: 23 februari 2007. Niettemin vindt later die dag om ongeveer 18:45 uur blijkens notariële akte vervroegde levering van het pand plaats aan Joba, waarna eveneens vervroegde doorlevering door Joba aan [geïntimeerde sub 2] plaatsvindt blijkens notariële akte om ongeveer 18:50 uur getekend. De eerste akte is getekend bij een notaris in Amsterdam, de tweede bij een notaris in Haarlem. [geïntimeerde sub 2] is in persoon aanwezig bij de notaris in Haarlem om de akte te ondertekenen. De kosten van deze akte komen voor zijn rekening. Kenmerk van de leveringsakten is dat betaling van de koopsom op een later tijdstip plaatsvindt en dat de overdracht geschiedt onder ontbindende voorwaarde van het niet betalen van de koopsom op een bepaalde datum. Dat [geïntimeerde sub 2] met deze versnelde en ongebruikelijke wijze van levering heeft ingestemd, de kosten van deze extra akte voor zijn rekening heeft genomen en, kennelijk, heeft ingestemd om aan het begin van de avond bij een notaris in Haarlem te wachten op het bericht uit Amsterdam dat aldaar de eerste akte was getekend, waarna [geïntimeerde sub 2] de tweede akte eveneens kon ondertekenen, kan voorshands alleen verklaard worden door aan te nemen dat de wetenschap van Joba aan hem was meegedeeld. Onder deze omstandigheden had het op de weg van [geïntimeerde sub 2] gelegen om aannemelijk te maken dat er andere redenen waren om hieraan mee te werken, hetgeen echter achterwege is gebleven evenals een bewijsaanbod ter zake. Aldus heeft [geïntimeerde sub 2] de gemotiveerde stelling van [appellant] dat [geïntimeerde sub 2] wist dat [appellant] zijn voorkeursrecht niet had prijsgegeven, onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof zal hierna uitgaan van deze wetenschap van [geïntimeerde sub 2].
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Joba en [geïntimeerde sub 2] de levering van het pand mochten aanvaarden ondanks hun kennis van het voorkeursrecht van [appellant] en dat zij niet gehouden waren [appellant]’s belang bij het uitoefenen van zijn voorkeursrecht te laten prevaleren boven hun eigen contractuele verplichtingen.
Het hof overweegt als volgt.
De vervroegde levering en doorlevering van het pand hadden tot gevolg dat [appellant] al op 20 februari 2007 de pas werd afgesneden bij de uitoefening van het door hem jegens Ram Properties bedongen voorkeursrecht, anders dan hij mocht verwachten toen hem bij brief van 12 februari 2007 mededeling werd gedaan van de door Ram Properties alsmede Joba en [geïntimeerde sub 2] voorgenomen overdracht van het pand op 23 februari 2007. Dat is geen zorgvuldig gedrag van Joba en [geïntimeerde sub 2] jegens [appellant].
Joba en [geïntimeerde sub 2] zijn zakelijke partijen. Joba heeft bij de onderhavige transactie vijftien panden voor een koopprijs van € 9.133.000,- gekocht en [geïntimeerde sub 2] doet volgens eigen zeggen met grote regelmaat onroerende zaakstransacties. Joba en [geïntimeerde sub 2] hebben hun handelwijze toegelicht door erop te wijzen dat zij de kans liepen dat [appellant] zijn voorkeursrecht niet zou willen prijsgeven, met als gevolg dat de overdracht van het door hem gehuurde pand op 23 februari 2007 niet zonder meer zou kunnen doorgaan en zij hun verplichtingen uit de koopovereenkomsten niet zouden kunnen nakomen. Voor het overige bevatten hun stellingen niets althans niets specifieks waaraan zou moeten worden ontleend dat het voor hen bezwaarlijk was om tot 23 februari 2007, de datum waarop de levering zou plaatshebben, met het voorkeursrecht van [appellant] rekening te houden. Ook bevatten de stellingen van Joba en [geïntimeerde sub 2] geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat zij, anders dan uit hoofde van de koopovereenkomsten, zouden worden bezwaard in het geval de overdracht op 23 februari 2007 geen doorgang zou kunnen vinden in het geval [appellant] daartegen uit hoofde van zijn voorkeursrecht rechtsmaatregelen zou treffen.
Dat betekent dat Joba en [geïntimeerde sub 2] hun (eigen)belang bij nakoming van de koopovereenkomsten hebben gediend door de periode die [appellant] ten dienste stond om recht te doen gelden op het door hem bedongen voorkeursrecht, waarbij hij groot belang had, ernstig te bekorten en hem daarvan pas achteraf op de hoogte te stellen.
Daaraan verbindt het hof de gevolgtrekking dat dit geval van profiteren van wanprestatie wordt gekenmerkt door bijkomende omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen Joba en [geïntimeerde sub 2] zich jegens [appellant] onrechtmatig hebben gedragen. Met name moet in het licht van die bijkomende omstandigheden als onrechtmatig gedrag worden aangemerkt dat Joba en [geïntimeerde sub 2] hebben meegewerkt aan de vervroeging van de levering van het pand van 23 februari 2007 naar 20 februari 2007.
Deze grieven stuiten af op hetgeen het hof hierboven heeft overwogen, in het bijzonder in rechtsoverweging 4.7.
Vooropgesteld zij dat het onderhavige geschil niet ziet op de schadelijke gevolgen van de beëindiging van de huurovereenkomst, doch gaat over de schadelijke gevolgen van het profiteren van de wanprestatie van Ram Properties door Joba en [geïntimeerde sub 2] door mede te werken aan vervroeging van de leverdatum van 23 februari 2007 naar 20 februari 2007.
De schade die [appellant] heeft geleden als gevolg van deze handelwijze van Joba en [geïntimeerde sub 2], kan aan de orde komen in de schadestaatprocedure. Bij de begroting van de schade kan zo nodig worden betrokken dat [geïntimeerde sub 2] de huurovereenkomst heeft opgezegd.
Het hof passeert daarom het beroep van Joba op afstand van recht door [appellant] als onvoldoende gemotiveerd. Bewijslevering kan achterwege blijven.
[appellant] niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [appellant] maar voor gelijke delen. Dit verweer faalt. Artikel 6:102 lid 1, eerste zin, Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat wanneer op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, zij hoofdelijk verbonden zijn. Hoe zij in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, is in dit geding niet aan de orde.