ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3805
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.H. Huijzer
- W.J. Noordhuizen
- G.C.C. Lewin
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake het te laat betalen van het griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de betaling van het griffierecht, dat door appellant te laat is voldaan. De eerste uitroeping van de zaak vond plaats op 4 december 2012, terwijl het griffierecht pas op 15 januari 2013 is betaald. Volgens artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (WGBZ) is de eiser verplicht het griffierecht binnen vier weken na de eerste uitroeping te betalen. Het hof oordeelt dat de betaling te laat is geschied, wat leidt tot de ontslag van de geïntimeerden van de instantie en veroordeling van appellant in de proceskosten.
Het hof benadrukt dat in hoger beroep partijen altijd door een advocaat moeten worden vertegenwoordigd, die geacht wordt op de hoogte te zijn van de relevante termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan. De advocaat kan niet afwachten op een nota, maar moet proactief handelen om tijdige betaling van het griffierecht te waarborgen. De omstandigheden dat de financiële vordering van appellant in eerste aanleg is afgewezen en dat het griffierecht inmiddels is betaald, zijn niet voldoende om artikel 127a lid 2 Rv buiten toepassing te laten. Het hof bevestigt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ook al heeft de advocaat mogelijk geen nota ontvangen.
De beslissing van het hof is dat de geïntimeerden van de instantie worden ontslagen en dat appellant in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de geïntimeerden op nihil zijn begroot. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2013.