ECLI:NL:GHAMS:2013:843

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
23-004732-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeerscontrole en onrechtmatig verkregen bewijs in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, cocaïne en MDMA, alsook voor het witwassen van een geldbedrag van € 10.360,-. De zaak kwam voort uit een verkeerscontrole op 29 januari 2010, waarbij de verdachte werd aangehouden. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de verkeerscontrole niet rechtmatig zou zijn geweest. Het hof oordeelde dat de politie bevoegd was om de verdachte te controleren op basis van de Wegenverkeerswet en dat er geen sprake was van détournement de pouvoir. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging en oordeelde dat het bewijs dat tegen de verdachte was verzameld, rechtmatig was. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigde en een gevangenisstraf van 11 maanden oplegde, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het hof benadrukte de ernst van de feiten, gezien de impact van harddrugs op de volksgezondheid en de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004732-10
datum uitspraak: 21 maart 2013
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-660110-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2012 en 7 maart 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 500 gram heroïne en/of 2,70 gram heroïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of 1,48 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (ongeveer) 16,5, althans een of meer XTC-pil(len), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of MMDA, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2:
hij op of omstreeks 29 januari 2010, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van ongeveer 10.360 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere bewijsconstructie komt dan de rechtbank.

Bespreking van het verweer met betrekking tot onrechtmatig verkregen bewijs

Standpunt van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, zich primair opnieuw op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, nu de verkeerscontrole waaraan verdachte is onderworpen, door medewerkers van de afdeling zware criminaliteit, uitsluitend is uitgeoefend in het kader van de aanpak en opsporing van de zware criminaliteit. Nu daarmee de aanhouding en de staande houding van de verdachte onrechtmatig zijn geweest, omdat sprake is van strijd is met het beginsel van zuiverheid van oogmerk en van détournement de pouvoir, mag het aldus daaruit rechtstreeks verkregen bewijs niet voor de bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten worden gebruikt.
Door de raadsman is subsidiair aangevoerd dat er geen bewijs is dat het op het ijs aangetroffen plastic tasje met drugs van de verdachte is, zodat hij van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld ter zake van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten nu geen sprake is geweest van onrechtmatig optreden door verbalisanten op grond van détournement de pouvoir. De advocaat-generaal heeft daartoe het volgende gesteld, kort en zakelijk weergegeven.
Door de Dienst Regionale Recherche van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland is ervoor gekozen om op zogenaamde sleutelplaatsen personen te controleren van wie bekend is dat er veelvuldig criminelen komen. De regiopolitie Amsterdam-Amstelland houdt daarom met enige regelmaat verkeerscontroles bij deze sleutelplaatsen. ‘[bedrijf 1]’ is een dergelijke sleutelplaats.
Op 29 januari 2010 is waargenomen dat een persoon uit de omgeving van dit pand kwam en in een auto stapte die op naam stond van het leasebedrijf [bedrijf 2] in Sneek. Het was verbalisanten bekend dat dit leasebedrijf bekend staat als een schimmig bedrijf, waarbij het vermoeden is dat men zich bezig houdt met witwassen en actief meewerkt aan het afschermen van (beroeps)criminelen. Vervolgens is besloten de auto een stopteken te geven teneinde deze aan een Wegenverkeerswetcontrole te onderwerpen. Vervolgens is een begin gemaakt met de Wegenverkeerswetcontrole doordat aan de bestuurder is gevraagd zijn rijbewijs en kentekenbewijs te tonen. Tot een nadere controle is het niet gekomen, omdat de bestuurder vol gas weggereden is.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een (aanvang van een) controle op grond van de WVW 1994. Dat mede op basis van een daaraan voorafgaande observatie voor deze concrete controle is gekozen en de controle mede tot informatievergaring op een ruimer gebied dan door de WVW 1994 wordt bestreken, leidde en beoogd was te leiden, doet aan de rechtmatigheid ervan niet af. Naar het oordeel van de advocaat-generaal is daarom geen sprake van détournement de pouvoir.
Beoordeling door het hof
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek terechtzitting gaat het hof uit, voor zover hier van belang, van de volgende feiten en omstandigheden.
Door de Dienst Regionale Recherche, Bureau Zware criminaliteit van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland is ervoor gekozen om beroepscriminelen vaker te controleren en dat dan vooral op de plaatsen (hierna te noemen sleutelplaatsen) die zij frequenteren: de plaatsen waar zij elkaar ontmoeten, hun criminele activiteiten ontplooien, voorbereiden of bespreken danwel waar zij hun crimineel verkregen vermogen witwassen.
Aangezien beroepscriminelen er veel aan gelegen is zo anoniem mogelijk door het leven te gaan en zij de kans op overheidsinterventie zo klein mogelijk willen maken, zijn zij in onderling contact zeer terughoudend in het gebruik van communicatiemiddelen als mobiele telefoons. Men lijkt elkaar bij voorkeur persoonlijk te spreken en gebleken is dat deze ontmoetingen veelal plaatsvinden in sportscholen en horecagelegenheden op locaties aan in- en uitgaande hoofdwegen. In perceel [adres bedrijf] te Amsterdam, een locatie als hierboven genoemd, is gevestigd [bedrijf 1].
De eigenaar van [bedrijf 1] staat bekend als een Amsterdamse beroepscrimineel en heeft verschillende antecedenten voor bezit vuurwapen, bedreiging, moord en mishandeling. Verder komt hij voor in verschillende onderzoeken, onder andere een onderzoek naar afpersing. Uit politieonderzoek blijkt dat tenminste eenmaal in [bedrijf 1] een vuurwapen is aangeboden aan een bezoeker en zijn in een recente dynamische controle drie mannen uit de entourage van voornoemde eigenaar aangehouden in verband met het bezit van een vuurwapen.
Op 29 januari 2010 is een niet-stelselmatige observatie verricht op het voornoemde sport- en fitnesscentrum [bedrijf 1], [adres bedrijf] te Amsterdam, en zijn er verkeerscontroles uitgevoerd op bezoekers van dit sport- en fitnesscentrum. Deze verkeerscontroles zijn uitgevoerd door geüniformeerd politiepersoneel waarbij controle op de naleving van de door de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen leidend is geweest (proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina 001, opgemaakt op 29 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, verbalisant [verbalisant 1] van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Bureau Zware Criminaliteit).
Op 29 januari 2010 bevinden de politieambtenaren van de Dienst Regionale Recherche, belast met de uitvoering van de dynamische controle, zich rond genoemd perceel
(proces-verbaal van relaas, doorgenummerde dossierpagina 1 001, opgemaakt op 30 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar verbalisant [verbalisant 2] van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Bureau Zware Criminaliteit).
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], inspecteur en brigadier van politie, dienstdoende bij de Dienst Regionale Recherche, afdeling zware criminaliteit, en BRT, bevinden zich op 29 januari 2010, in uniform gekleed, in een opvallend politievoertuig met dynamische verkeerscontrole belast op de Burgemeester de Vlugtlaan te Amsterdam. Via de portofoon vernemen zij van hun observatieposten dat zij op de Johannes Poststraat te Amsterdam een Chrysler Touring zien rijden voorzien van het kenteken [kenteken]. Via de back office vernemen zij portofonisch dat dit voertuig te naam is gesteld op het leasebedrijf [bedrijf 2] in Sneek. Het is verbalisant [verbalisant 3] ambtshalve bekend dat dit leasebedrijf bekend staat als een schimmig bedrijf, waarbij het vermoeden is dat men zich bezig houdt met witwassen en actief meewerkt aan het afschermen van (beroeps)criminelen. Tevens vernemen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van hun backoffice dat de betreffende Chrysler recent in gebruik was geweest bij een Rotterdamse crimineel die betrokken was bij verdovende middelenhandel. Op basis van deze kennis verzoekt [verbalisant 3] de observatieauto’s dit voertuig te blijven volgen om zodoende dit voertuig aan een verkeerscontrole te onderwerpen (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 002-004, opgemaakt op 29 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Bureau Zware Criminaliteit).
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], hoofdagent en brigadier van politie, dienstdoende bij de Dienst Regionale Recherche, afdeling zware criminaliteit, zien het voertuig geparkeerd staan in de Professor Oranjelaan te Amsterdam. De verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 2], brigadier en hoofdagent van politie, dienstdoende bij de Dienst Regionale Recherche, afdeling zware criminaliteit, die eerder om 16.45 uur deze auto hebben zien passeren en zagen dat er een man als bestuurder in het voertuig zat, zien een aantal minuten later de verdachte, met veel van dezelfde uiterlijk kenmerken als de bestuurder toen zij het voertuig eerder zagen passeren. Zij nemen waar dat hij een opvallend groen tasje in zijn linkerhand vasthoudt. Zij zien verder dat verdachte in het betreffende voertuig stapt en wegrijdt. Hierop volgen de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] het voertuig in een onopvallend dienstvoertuig en zien dat het voertuig een dermate vreemde route rijdt, dat hij kennelijk de bedoeling heeft om volgende personen af te schudden, dan wel om te controleren of hij wordt achtervolgd. Verdachte rijdt namelijk meerdere rondjes in dezelfde wijk rond (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 005-006, opgemaakt op 29 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 7] van de politie Amsterdam-Amstelland, Dienst Regionale Recherche, Bureau Zware Criminaliteit).
Op de ringweg A 10 krijgt verdachte een teken van het opvallende dienstvoertuig met daarin [verbalisant 3] en
[verbalisant 4], dit dienstvoertuig te volgen en ter hoogte van de Laan van Spartaan te Amsterdam krijgt hij een stopteken. Hierna wordt verdachte door geüniformeerde verbalisanten onderworpen aan een algemene verkeerscontrole, waarbij het rijbewijs en het kentekenbewijs worden gevorderd. Vervolgens overhandigt de verdachte aan verbalisant [verbalisant 3] een Nederlands rijbewijs en het kentekenbewijs van de auto. Verbalisanten [verbalisant 3] merkt dat verdachte nerveus is en zijn handen constant dichtbij de onderkant van zijn jas houdt en steeds om zich heen aan het kijken is. Op verbalisant [verbalisant 4] maakte verdachte een zeer nerveuze indruk. Deze verbalisant ziet dat verdachte een bobbel aan de onderzijde van zijn jas had en vermoedt dat de verdachte daar iets verborgen hield. Verbalisant [verbalisant 3] neemt deze bobbel ook waar. Verbalisanten kunnen goed in de auto kijken en zien nergens een groen tasje liggen.
Vanwege onder meer het gedrag dat was gezien door de observatieposten (het schudrondje), het gebruik maken van een voertuig van [bedrijf 2] en het ontbreken van het groene tasje, besluit [verbalisant 8] verdachte toestemming te vragen in zijn auto te kijken. Verdachte zegt tegen verbalisant dat hij dat liever niet heeft, waarop [verbalisant 8] aangeeft toch te willen kijken. Hierop start verdachte plotseling het voertuig en rijdt met grote snelheid weg. [verbalisant 3] staat direct naast de auto en moet snel wegstappen om te voorkomen dat het voertuig hem raakt. Hierop wordt de achtervolging ingezet. Verdachte rijdt een braakliggend terrein op. Aan het einde van het terrein waren hekken geplaatst waardoor verdachte niet met zijn voertuig verder kan rijden. Verbalisanten zien dat de verdachte uit zijn auto komt en wegrent in de richting van de hekken die om het voetbalveld staan. [verbalisant 3] ziet hierbij dat verdachte rent terwijl hij zijn handen voor zijn buik houdt, kennelijk om te voorkomen dat iets dat hij daar verborgen houdt, tijdens het rennen zou vallen. [verbalisant 3] ziet tijdens de achtervolging, op een stenen richel tussen het hekwerk om het voetbalveld en de sloot, op een afstand van ongeveer 40 á 50 meter dat verdachte een groen tasje in zijn handen heeft. Verdachte wordt even later aangehouden. Aan het eind van de omschreven richel, waar eveneens de sloot ophoudt, wijst [verbalisant 9] [verbalisant 3] op een groen plastic tasje dat in een hoekje van de sloot ligt. [verbalisant 3] ziet op ijs van de sloot ook een mobiele telefoon liggen (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 002-004, opgemaakt op 29 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Bureau Zware Criminaliteit). Ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 oktober 2010 heeft de verdachte verklaard dat dit zijn mobiele telefoon betreft.
[verbalisant 2] ziet tijdens de achtervolging dat verdachte aan het einde van de omheining iets door zijn knieën zakt en het groene tasje in zijn handen houdt. Hij ziet dat de verdachte dit tasje laat vallen in het water; later constateert hij dat het ijs betreft. Hij ziet later eveneens dat dit zakje dezelfde kleur groen heeft en van hetzelfde formaat is, als het zakje waar hij de verdachte mee had zien lopen in de Professor Oranjelaan te Amsterdam en welke hij verdachte had zien weggooien (het hof begrijpt: op het ijs had laten vallen) (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 007-008, opgemaakt op 29 januari 2010, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 7] van de politie Amsterdam-Amstelland, Dienst Regionale Recherche, Bureau Zware Criminaliteit). De verbalisant beschrijft de afstand tussen hemzelf en verdachte, op het moment dat de verbalisant het groene tasje voor de tweede keer waarneemt, met als referentie het voetbalveld, en waarbij de verbalisant over de middenlijn van het voetbalveld was, terwijl verdachte zich aan het einde van het voetbalveld bevindt (proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant 2] van 26 augustus 2010, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, inhoudende een verklaring van verbalisant [verbalisant 2]).
Het zich in dit tasje bevindende pakket blijkt 500 gram heroïne bevattend materiaal te bevatten (zoals blijkt uit een geschrift, zijnde een rapport van 4 februari 2010, laboratoriumnummer 174N10 van drs. [deskundige], politiedeskundige, in de zaak tegen [verdachte], doorgenummerde dossierpagina 000096).
Het hof overweegt dat uit het dossier, zoals dat hiervoor is aangehaald, genoegzaam is af te leiden dat de verbalisanten hun controlebevoegdheden in het kader van artikel 160 van de WVW 1994 hebben aangewend door de bestuurder van de auto naar zijn rijbewijs en kentekenbewijs te vragen. Hiertoe waren zij bevoegd en zij hebben in die uitoefening geen grenzen overschreden. Dat zij daarnaast mede, ter informatievergaring, hebben gevraagd of zij in de auto mochten kijken maakt niet dat zij de controlebevoegdheden voor een ander doel hebben aangewend dan waarvoor deze bevoegdheden zijn bedoeld. Dit is echter niet doorslaggevend omdat eerst naar het rijbewijs werd gevraagd, de verbalisanten hebben gerelateerd dat het om een WVW-controle ging en de verdachte een (verdergaande) WVW-controle zelf onmogelijk heeft gemaakt, door tijdens deze controle weg te rijden. Het hof wijst hierbij op de - in het kader van de ‘dynamische controle’ - omschreven omstandigheden waaronder wordt overgegaan tot het observeren van sleutelplaatsen waar veelvuldig criminelen komen. De conclusie uit het voorgaande is dat de controlebevoegdheid krachtens artikel 160 WVW 1994 wellicht ook is gebruikt voor het vergaren van verdere informatie, hetgeen echter in deze zaak aan de rechtmatigheid van het optreden van de politieambtenaren niet in de weg staat.
Ten aanzien van de door de raadsman gestelde schending van het beginsel van zuiverheid van oogmerk overweegt het hof dat in deze door de verdediging geen feiten en omstandigheden zijn gesteld, noch anderszins ter terechtzitting van feiten en omstandigheden is gebleken, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de politie bij haar beslissing om verdachte aan een verkeerscontrole te onderwerpen uitsluitend ten doel had de opsporing van strafbare feiten.
De verweren worden mitsdien verworpen.

Het op het ijs aangetroffen heroïne bevattend materiaal

De verdachte beroept zich ten aanzien van het op het ijs aangetroffen heroïne bevattend materiaal op zijn zwijgrecht.
Het hof acht, gelijk de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het groene tasje met het heroïne bevattend materiaal op het ijs heeft gegooid. Het hof constateert, gelijk de rechtbank, dat er drie momenten zijn geweest waarop de verbalisanten het groene tasje hebben gezien.
- Het eerste moment is voordat verdachte bij de sportschool in de auto stapt.
Verbalisanten zien dan dat hij een opvallend groen tasje bij zich heeft. In het verhoor bij de rechter-commissaris op 26 augustus 2010 verklaart verbalisant [verbalisant 7] dat zij verdachte eerst op 10 meter afstand waarneemt. Verdachte loopt dan in de richting van de auto waarin de verbalisanten zitten. Op een gegeven moment betreft de afstand tussen de waarnemende verbalisant en verdachte vijf meter.
- Het tweede moment is wanneer verdachte zijn auto heeft verlaten en te voet verder is gevlucht. De verbalisant [verbalisant 3] achtervolgt verdachte op ongeveer 40 a50 meter en ziet dat verdachte een groen tasje in zijn handen heeft. Ook verbalisant [verbalisant 2] ziet dan dat verdachte ten tijde van zijn vlucht een groen tasje bij zich heeft. Hij beschrijft de afstand als een half voetbalveld.
- Vervolgens wordt het groene tasje op het ijs van de sloot op de vluchtroute van verdachte aangetroffen. Het ligt dan op het ijs van dezelfde sloot waar ook de telefoon van verdachte wordt aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg erkend dat de aangetroffen telefoon van hem is.
Het hof concludeert, gelijk de rechtbank, dat de verbalisanten verdachte verschillende keren op goed zichtbare afstand met het groene tasje hebben gezien. Het verweer van de raadsman dat de verbalisanten te ver weg waren om in het donker te zien dat verdachte een groen tasje bij zich had, wordt derhalve verworpen. Het hof acht, gelijk de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het groene tasje met het heroïne bevattend materiaal aanwezig heeft gehad en vervoerd.

Geldbedrag afkomstig van misdrijf

Het hof is van oordeel dat het geldbedrag van € 10.360,- dat in de woning van de verdachte in zijn kledingkast werd aangetroffen -en waarover verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaart dat dit bedrag hem toebehoort- van een misdrijf afkomstig is.
Voor de herkomst van dit bedrag heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg als verklaring gegeven dat dit geld afkomstig is van de verkoop van zijn Volkswagen Passat. Hij zou deze auto geruild hebben tegen een Citroen Saxo met bijbetaling door de eigenaar van deze Citroen Saxo, de heer [getuige]. Tevens heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte vaak contant krijgt betaald voor zijn werkzaamheden als taxichauffeur.
Het hof is, gelijk de rechtbank, van oordeel dat de door de verdachte bij de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg aangevoerde verklaring dat het geld afkomstig is van de autoruil, strijdig is met de bij de politie op 17 februari 2010 afgelegde verklaring van de getuige [getuige] (dossierpagina 0283). Deze getuige verklaart dan nooit een geldbedrag aan verdachte te hebben betaald, dat hij nooit geld aan verdachte heeft gegeven en dat de verdachte nooit auto’s aan hem heeft verkocht. De getuige is hierover op 14 augustus 2012 door de rechter-commissaris, in het bijzijn van de raadsman van de verdachte, opnieuw gehoord. Hij verklaart dan dat hij de auto van de verdachte heeft ingekocht, hij verdachte een goedkopere auto heeft gegeven en het verschil heeft betaald, welk verschil iets meer dan 5.300 euro bedroeg. Tevens verklaart hij dat hij in zijn politieverklaring geen melding heeft gemaakt van deze contante betaling, omdat daar niet naar gevraagd is en hij alleen over de Passat is bevraagd. Nu de getuige bij de politie uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij nooit een geldbedrag aan de verdachte heeft betaald, acht het hof zijn verklaring bij de rechter-commissaris niet aannemelijk, nu uit zijn bij de politie afgelegde verklaring blijkt dat eventuele betalingen aan de verdachte wel degelijk ter sprake zijn gekomen. Het hof zal daarom geen acht slaan op de door [getuige] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring.
Dat verdachte een geldbedrag € 10.360,- zou hebben gespaard uit zijn inkomsten als taxichauffeur, acht het hof, gelijk de rechtbank, niet geloofwaardig. Uit het dossier (dossierpagina 0322) valt op te maken dat de verdachte over 2008 en 2009 een omzet had, volgens de aangifte omzetbelasting, van respectievelijk € 20.805,- en € 21.249,-. De aangegeven winst uit onderneming bedroeg over 2008
€ 15.637,-. Aannemelijk is derhalve dat de verdachte uit zijn werkzaamheden als taxichauffeur niet een zodanig inkomen heeft gehad dat hij daarvan zijn gezin met kinderen kon onderhouden, de kosten van zijn bedrijf kon betalen en daarnaast een bedrag van meer dan tienduizend euro kon sparen. Daar komt bij dat verdachte wordt veroordeeld voor het vervoer van een dusdanige hoeveelheid drugs dat die wel bestemd moest zijn voor de handel in verdovende middelen. Nu de verdachte geen aanvaardbare verklaring heeft gegeven voor een legale herkomst van het onder hem aangetroffen bedrag van € 10.360,- is het hof van oordeel dat gelet op het voorgaande het niet anders kan dan dat het aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 29 januari 2010 te Amsterdam,
opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 500 gram van een materiaal bevattende heroïne en
opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,60 gram van een materiaal bevattende heroïne en 1,48 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 16,5 pillen, van een materiaal bevattende MDMA;
2:
hij op 29 januari 2010, te Amsterdam, een geldbedrag van 10.360 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan voorwaardelijk vijf maanden met een proeftijd van twee jaren, en verbeurdverklaring van de goederen op de aan het vonnis gehechte kopie van de beslaglijst, aangeduid met de nummers 1, 2, 3, 4 en 5.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan voorwaardelijk vier maanden met een proeftijd van twee jaren, en verbeurdverklaring van de goederen op de beslaglijst aangeduid met de nummers 1, 2, 3, 4 en 5.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en vervoeren van heroïne. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne en MDMA. Dit betreffen ernstige feiten. Harddrugs (heroïne/cocaïne/MDMA) vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Het bezit van hard drugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door een geldbedrag van € 10.360,- voorhanden te hebben waarvan het bezit niet vanuit legale inkomstenbron danwel een andere legale vorm van verwerving ervan is te verklaren. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en worden criminelen in staat gesteld hun illegaal verdiende geld en maatschappelijk en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 februari 2013 is de verdachte eerder in Nederland veroordeeld
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden, waarbij ten aanzien van het voorwaardelijk deel wordt overwogen dat het doel daarvan is de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijk feiten te begaan.
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft de verdachte op 11 november 2010 hoger beroep doen instellen. Het hof wijst heden, 21 maart 2013, arrest. Dit houdt in dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden met ruim vier maanden. Dit leidt er toe dat het hof in plaats van eerdergenoemde gevangenisstraf, thans een gevangenisstraf zal opleggen van 11 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (nummers 1, 2, 3,) behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien met behulp daarvan het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (nummers 4 en 5) behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 55 lid 1, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, van de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” die achter dit arrest is gevoegd en daarvan deel uitmaakt, te weten:
nummers 1, 2 en 3 (verpakkingsmateriaal) en 4 en 5 (geld).
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, van de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” die achter dit arrest is gevoegd en daarvan deel uitmaakt, te weten:
nummers 7, 13, 14 en 15.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T.A.C. van Hartingsveldt, mr. E. Mijnsberge en mr. H.J.M. Boukema, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2013.
Mr. H.J.M. Boukema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[......]