ECLI:NL:GHAMS:2013:827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
23-001800-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met vrijspraak na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een vechtpartij op 29 oktober 2006 in de Ten Katestraat te Amsterdam, waarbij openlijk geweld werd gepleegd tegen twee slachtoffers. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan met een bijl en het gebruik van metalen staven. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 maart 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, maar ook de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte niet gericht was tegen bepaalde onderdelen van het vonnis van de rechtbank, waardoor het hof de verdachte in dat opzicht niet ontvankelijk verklaarde.

Het hof heeft vervolgens de bewijsvoering in de zaak beoordeeld. De verklaringen van de betrokken partijen waren tegenstrijdig, en het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor openlijke geweldpleging. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld, en dat het enkele worstelen om een bijl niet voldeed aan de eisen van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover dat aan zijn oordeel was onderworpen en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de andere ten laste gelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken, vooral bij openlijke geweldpleging.

Uitspraak

parketnummer: 23-001800-09
datum uitspraak: 21 maart 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-447879-06 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof de verdachte in zoverre niet ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg op 3 oktober 2008 door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat, voor zover aan het oordeel van hof onderworpen:
2:
hij op of omstreeks 29 oktober 2006 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Ten Katestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
  • het dreigend met een bijl en/of met een (metalen) staaf aflopen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
  • het slaan met die bijl op het (voor)hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
-het slaan met die bijl tegen de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- het slaan/stompen en/of schoppen/trappen van die [slachtoffer 2] en/of worstelen met en/of trekken en/of duwen aan/tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Vrijspraak

Uit het dossier volgt dat er de verdachte, zijn broer [medeverdachte] en hun neven [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de avond van 29 oktober 2006 betrokken zijn geweest bij een vechtpartij in de [adres 2], voor het restaurant [naam 2] (waarvan [slachtoffer 1] op dat moment de eigenaar is). De verdachte heeft steeds ontkend de aanstichter te zijn geweest en heeft verklaard daar enkel ter plaatse te zijn geweest om te praten met [slachtoffer 1]. Toen hij werd aangevallen door [slachtoffer 1] die met een bijl zwaaide heeft hij deze vastgepakt, er is geworsteld om deze bijl af te pakken en hij is aan een hand gewond geraakt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat de precieze gang van zaken tijdens het incident op 29 oktober 2006 in de Ten Katestraat in Amsterdam in de nabijheid van het restaurant [naam 2] van [slachtoffer 1] onvoldoende is komen vast te staan om tot conclusies ten aanzien van ieders rol in het geheel te komen die boven redelijke twijfel verheven zijn. Daarbij moet met name gedacht worden aan de vraag wie de bijl en wie een of meer metalen staven heeft gebruikt, nu de verklaringen ter zake van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] enerzijds, en die van de verdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds wat dit punt betreft diametraal tegenover elkaar staan, waarbij het hof –anders dan de rechtbank – van oordeel is dat er –gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep- onvoldoende overtuigend steunbewijs aanwezig is dat tot de overtuiging kan leiden dat hetzij [medeverdachte] en [verdachte], hetzij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich van deze goederen bediend hebben ten tijde van het incident.
Het hof is daarnaast van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat die in die richting wijzen, niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat de verdachte een vooropgezet plan heeft gehad om de broers [slachtoffers] te mishandelen toen hij met zijn broer [medeverdachte] naar voornoemd restaurant is gereden, terwijl hij wist dat in ieder geval [slachtoffer 1] daar aanwezig was. Hij had immers een zekere [naam 3] gebeld en gevraagd of [slachtoffer 1] in het restaurant was, waarop [naam 3] dit bevestigd had.
In het geval van openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht dient de betrokkene opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld te hebben. Het enkele deel uitmaken van een groep (van twee of meer) personen is niet voldoende, de betrokkene dient ook een voldoende wezenlijke of significante bijdrage te leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Het hof is van oordeel dat, hoewel het dossier ook aanwijzingen bevat die in die richting wijzen, op grond van de inhoud van het dossier, onvoldoende kan worden vastgesteld of de verdachte danwel op welke wijze de verdachte een wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde openlijk geweld op 29 oktober 2006 te Amsterdam. Daaraan doet niet af dat [medeverdachte] en [verdachte] beiden bij de politie hebben verklaard dat zij met een van de broers [slachtoffers] hebben geworsteld om de door deze gehanteerde bijl, nu dit enkele worstelen om een bijl afhandig te maken geen geweld oplevert in de zin van artikel 141 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T.A.C. van Hartingsveldt, mr. E. Mijnsberge en mr. H.J.M. Boukema, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2013.
Mr. H.J.M. Boukema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]