In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de pleegmoeder tegen een beschikking van de kinderrechter die de machtiging tot uithuisplaatsing van haar kleinkind, [minderjarige], heeft verlengd. De pleegmoeder, die ook de grootmoeder van [minderjarige] is, heeft in hoger beroep gesteld dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat [minderjarige] al geruime tijd bij haar verblijft. De kinderrechter had eerder beslist dat de pleegmoeder geen belanghebbende was, omdat zij slechts enkele maanden voor [minderjarige] zorgde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de pleegmoeder, gezien de langdurige zorg voor [minderjarige], wel degelijk als belanghebbende moet worden aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de pleegmoeder pas op 3 oktober 2012 op de hoogte was van de inhoud van de bestreden beschikking, waardoor haar hoger beroep tijdig was ingediend.
In de beoordeling van het hoger beroep heeft het hof gekeken naar de vraag of de kinderrechter terecht de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd. De pleegmoeder heeft betoogd dat de kinderrechter zich ten onrechte niet heeft uitgesproken over de plaatsing van [minderjarige] in een specifiek pleeggezin. Het hof heeft vastgesteld dat de pleegmoeder een veilige en liefdevolle omgeving biedt voor [minderjarige], en dat de omgang tussen [minderjarige] en zijn moeder via Altra goed verloopt. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van [minderjarige] meer gediend is bij voortgezet verblijf bij de pleegmoeder dan bij plaatsing in een neutraal pleeggezin. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 31 maart 2013.