ECLI:NL:GHAMS:2013:588

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.104.810-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Garantie onder letter of credit en de verplichtingen van de betrokken partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Galladio Holding B.V. en een geïntimeerde partij. Galladio, als rechtsopvolgster van Xalladio Holding B.V., vorderde betaling van een bedrag van US$ 126.300 op basis van een garantie die door de geïntimeerde was afgegeven in verband met een letter of credit (LC). De rechtbank had eerder de vordering van Galladio afgewezen, omdat de geïntimeerde volgens de rechtbank niet gehouden was tot betaling aan Xalladio. Galladio voerde in hoger beroep drie grieven aan tegen deze beslissing.

De eerste grief betrof de vraag of de geïntimeerde verplichtingen had onder de LC. Het hof oordeelde dat Galladio onvoldoende bewijs had geleverd dat Xalladio daadwerkelijk onder de LC was aangesproken. De tweede grief betrof de redelijkheid en billijkheid van de situatie, waarbij Galladio stelde dat het onaanvaardbaar was dat de geïntimeerde zich op de tekst van de overeenkomst beriep. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet onterecht vasthield aan de tekst van de garantie, ondanks de onjuiste voorstelling van zaken door Galladio. De derde grief had geen zelfstandige betekenis en volgde het lot van de andere grieven.

Uiteindelijk verwierp het hof alle grieven van Galladio en bekrachtigde het bestreden vonnis van de rechtbank. Galladio werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief nakosten en wettelijke rente. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de gevolgen van onjuiste informatie in contractuele relaties.

Uitspraak

26 februari 2013
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GALLADIO HOLDING B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
APPELLANTE,
advocaat:
mr. J.C.A. Stevenste ‘s-Gravenhage,
t e g e n
[Geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. J. Hagerste Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 1 februari 2012 is appellante, Galladio, in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2011, in deze zaak onder zaaknummer/rolnummer 479024/HA ZA 11-60 gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde], als gedaagde.
Bij memorie heeft Galladio drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, een productie overgelegd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen zal toewijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden, een bewijsaanbod gedaan en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van Galladio, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten (naar het hof begrijpt:) van het geding in hoger beroep, inclusief nakosten en verhoogd met wettelijke rente.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vordert Galladio, als rechtsopvolgster onder algemene titel van Xalladio Holding B.V. (hierna: Xalladio), dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van US$ 126.300,= met wettelijke rente, op grond van een door [geïntimeerde] met Xalladio op 9 april 2008 aangegane overeenkomst van “garantie”. De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis deze vordering afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat [geïntimeerde] op grond van de bepalingen van de overeenkomst van 9 april 2008 niet gehouden is tot betaling aan Xalladio en dat het beroep van [geïntimeerde] op de bepalingen van die overeenkomst niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.2
Grief 1bestrijdt de overweging van de rechtbank dat [geïntimeerde] ingevolge de overeenkomst van 9 april 2008 niet gehouden is tot betaling aan Xalladio, omdat Galladio onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat Xalladio is aangesproken onder de
letter of credit, hierna: de LC. Ter onderbouwing van deze grief heeft Galladio aangevoerd dat Xalladio weliswaar niet rechtstreeks door Wachovia Bank is aangesproken onder de LC, maar wel de partij is om wie het gaat, omdat zij de partij is die het verlies heeft geleden terzake waarvan door [geïntimeerde] (en vele anderen) een garantie was afgegeven.
3.3
Xalladio en [geïntimeerde] hebben beide, met een aantal andere personen en rechtspersonen, waaronder [X] en [Y], geïnvesteerd in een bouwproject in de Verenigde Staten van Amerika. In de overeenkomst van 9 april 2008 is – in strijd met de waarheid - vermeld dat daarbij als bijlage een door Xalladio inzake dat project getekende LC was gevoegd. In de overeenkomst heeft [geïntimeerde] verklaard “tot een bedrag van US$ 126.300,= (…) garant te staan (…) voor de door Xalladio onder de LC aangegane verplichtingen”. De overeenkomst vervolgt: “Indien en voor zover Xalladio aangesproken zal worden onder de LC bent u gehouden op eerste verzoek van Xalladio onverwijld pro rata parte de door u gestelde Garantie aan Xalladio te voldoen”.
3.4
Galladio heeft geen grief gericht tegen de overweging van de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat Xalladio verplichtingen is aangegaan onder de LC. Galladio erkent dat niet zij maar [X] en [Y] de LC hebben afgegeven en zijn aangesproken onder de LC. Galladio betoogt echter dat Xalladio het verlies dat de heren [X,Y] dreigden te lijden, omdat hun voor de door hen afgegeven LC ondergezette aandelendepot is verkocht, voor haar rekening heeft genomen. Daaruit volgt dat de rechtbank wel degelijk de conclusie had kunnen trekken dat Xalladio, zij het niet direct, maar wel indirect onder de LC is aangesproken, aldus nog steeds Galladio.
3.5
Als al wordt aangenomen dat Xalladio de heren [X,Y] schadeloos heeft gesteld voor de uitwinning van hun aandelendepot en dat aan de betaling een verplichting ten grondslag heeft gelegen, dat is dat in ieder geval niet een verplichting geweest “onder de LC”, als vermeld in de garantie. De omstandigheid dat – volgens Galladio – de tenaamstelling van de LC op een vergissing van de bank berustte en [geïntimeerde] wist dat het aandelendepot van de heren [X,Y] was ondergezet, zowel onder deze LC als onder de daaraan vooraf gegane LC die op naam van Xalladio was gesteld, biedt voor een zo ruimte uitleg als door Galladio bepleit onvoldoende grond. Dat [geïntimeerde] uit de verklaringen en gedragingen van Xalladio de door haar bepleite uitleg van de woorden “onder de LC” heeft moeten begrijpen, is ook onvoldoende gesteld of gebleken. Xalladio heeft – naar moet worden aangenomen welbewust – in strijd met de tekst van de overeenkomst daarbij niet als bijlage de op dat moment reeds gestelde – met de tekst van de garantie strijdige - LC gevoegd, zodat [geïntimeerde] er geen kennis van heeft kunnen nemen dat de LC was gesteld op naam van de heren [X,Y]. In haar brief van 9 december 2008, waarin Xalladio [geïntimeerde] heeft verzocht 50% van het door haar gegarandeerde bedrag te betalen, heeft Xalladio in strijd met de waarheid geschreven dat zij de LC heeft afgegeven. Dat heeft zij herhaald in haar brief aan [geïntimeerde] van 15 januari 2009. Uit genoemde omstandigheden volgt juist dat Xalladio [geïntimeerde] steeds heeft doen geloven dat de LC op naam van Xalladio was gesteld. De eerste grief faalt derhalve.
3.6
Door middel van
grief 2doet Galladio een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zij meent dat het onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich beroept op de tekst van de overeenkomst, terwijl de tenaamstelling van de LC slechts het gevolg is van een vergissing van de bank waardoor [geïntimeerde] niet in haar belangen is geschaad en het risico dat zich heeft verwezenlijkt precies het risico is waarvoor zij zich garant heeft verklaard. De onredelijkheid is temeer evident nu de overige garanten wel hebben betaald en de Nederlandse fiscus heeft aanvaard dat Xalladio, en niet de heren [X,Y] in privé, dit verlies heeft geleden.
3.7
In het licht van het feit dat Xalladio, zoals hiervoor onder 3.5 reeds werd overwogen, [geïntimeerde] steeds een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, is hetgeen Galladio heeft aangevoerd onvoldoende voor het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] vasthoudt aan de tekst van de garantie. Dat de overige garanten, zoals Galladio stelt, wel hebben betaald, legt in deze onvoldoende gewicht in de schaal, alleen al omdat is gesteld noch gebleken dat die garanten hebben betaald in de wetenschap dat niet Xalladio onder de LC is aangesproken, maar de heren [X,Y]. Dat de Nederlandse fiscus heeft aanvaard dat Galladio en niet de heren [X,Y] in privé het verlies heeft geleden, laat onverlet dat Xalladio – welbewust – heeft nagelaten [geïntimeerde] een juiste voorstelling van zaken te geven. Bij het voorgaande neemt het hof in aanmerking dat is gesteld noch gebleken dat Xalladio uit de verklaringen en gedragingen van [geïntimeerde] heeft mogen begrijpen dat het [geïntimeerde] om het even was wie – Xalladio of de heren [X,Y] – de verplichtingen onder de LC was aangegaan. Ook de tweede grief is dus tevergeefs voorgedragen.
3.8
Grief 3heeft geen zelfstandige betekenis en deelt dus het lot van de overige grieven.
3.9
Alle grieven zijn verworpen. Het bestreden vonnis moet daarom worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Galladio veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief nakosten en verhoogd met wettelijke rente.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst - uitvoerbaar bij voorraad – Galladio in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover aan de kant van [geïntimeerde] gevallen, op € 666,= aan verschotten, € 1.631,= voor salaris van de advocaat en € 131,= voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris van de advocaat en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, J.C.W. Rang en M.P. van Achterberg en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 26 februari 2013.