Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht 608906)
en 61 anderen, van wie de namen en woonplaatsen zijn vermeld in de dagvaarding in hoger beroep,
hierna: appellanten,
hierna: ASR,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2.2 Op verzoek van het hof, en in overleg met mr. Kuypers, heeft mr. Van Dijk bij brief van 21 december 2011 de volledige CAO voor het verzekeringsbedrijf (zowel binnendienst als buitendienst) over de periode juni 2004 - juni 2007 aan het hof, met afschrift aan
mr. Kuypers, gezonden. Ook deze stukken maken deel uit van het procesdossier.
3.De vaststaande feiten
“artikel 29B/ artikel 29 ZiektekostenregelingDe werknemer die door overschrijding van de loongrens niet (meer) verplicht verzekerd is krachtens de bepalingen van de Ziekenfondswet, heeft het recht gebruik te maken van de AMEV-Ziektekostenverzekering/AMEV Ziektekostenregeling, overeenkomstig de alsdan geldende bepalingen van die regeling en voor zover die regeling op hem van toepassing is.”
“artikel 22/artikel 21 ZiektekostenregelingDe werknemer die door overschrijding van de loongrens niet (meer) verplicht verzekerd is krachtens de bepalingen van de Ziekenfondswet, heeft het recht gebruik te maken van de AMEV-Ziektekostenverzekering/AMEV Ziektekostenregeling, overeenkomstig de alsdan geldende bepalingen van die regeling en voor zover die regeling op hem van toepassing is.”
“ARTIKEL 22
“
ARTIKEL 29ZiektekostenverzekeringAan de werknemer die in verband met het overschrijden van de verzekeringsgrens voor de verplichte ziekenfondsverzekering niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet zal een faciliteit worden gegeven in het kader van een vrijwillige ziektekostenverzekering, bij voorkeur door de betrokkene in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering.”3.6 In de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het verzekeringsbedrijf binnendienst april 1991- 1992 (productie 2 conclusie van antwoord) is onder andere het volgende bepaald:
“ARTIKEL 29Ziektekostenverzekering1. De werkgever zal aan de werknemer, die niet verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, een bijdrage verstrekken in de door de werknemer te betalen premie voor een vrijwillige ziektekostenverzekering voor zichzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden voor zover deze op de polis van de werknemer zijn medeverzekerd. Het staat de werkgever vrij deze bijdrage uitsluitend te verbinden aan een door de onderneming gehanteerde collectieve verzekering.
“ARTIKEL 29Ziektekostenverzekering
“Artikel 7.3 Ziektekostenverzekering en Zorgverzekeringswet1. De werkgever zal aan de werknemer, die niet verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, een bijdrage verstrekken in de door de werknemer te betalen premie voor een vrijwillige ziektekostenverzekering voor zichzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden voor zover deze op de polis van de werknemer zijn medeverzekerd. Het staat de werkgever vrij deze bijdrage uitsluitend te verbinden aan een door de onderneming gehanteerde collectieve verzekering.
“6 Verdeling van de premie
“3.13 AMEV Ziektekostenregeling1. DeelnemersDe regeling geldt, met inachtneming van hetgeen onder de bijzondere bepalingen is vermeld, voor werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst van AMEV Nederland N.V. zijn of treden en wier vast en overeengekomen loon boven de loongrens van de Ziekenfondswet uitkomt.Deze werknemers en op bepaalde voorwaarden ook hun gezinsleden kunnen in de AMEV Ziektekostenregeling worden opgenomen.(…)2. Hoofdzaken van de dekkingVoor verzekerden tot 65 jaarDe basisdekking bestaat uit de Instapverzekering en de Beperkte Aanvullende Verzekering (pakket 1) uit de verzekeringvoorwaarden van VGZ.(…)
“3.13 AMEV ZiektekostenregelingDeelnameMedewerkers die een inkomen hebben dat boven de zgn loongrens ligt, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering. (…)
“WIJZIGINGDe regelingen van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in deze PersoneelsGids zijn tot stand gekomen na overleg met de vakorganisaties en de Ondernemingsraad van ASR. Deze regelingen kunnen door de werkgever worden gewijzigd met inachtneming van de daarvoor geldende procedures. Deze procedures hebben betrekking op het voeren van overleg met de vakorganisaties of – voor zover op grond van de WOR vereist – het vragen van advies of instemming aan de Ondernemingsraad van ASR.De basis voor vele regelingen in deze PersoneelsGids wordt gevormd door het bepaalde in de wet en de geldende CAO voor het Verzekeringsbedrijf (binnen-en/of buitendienst). Dwingendrechtelijke wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek en in hiervoor genoemde CAO’s zullen zonder overleg in de regelingen worden doorgevoerd.(…)”3.13 In het Personeelshandboek van de rechtsvoorganger van ASR versie januari 2004 (productie 15 inleidende dagvaarding en productie 16 conclusie van antwoord) is onder andere het volgende vermeld:
“UITGANGSPUNTEN
augustus 2006 aan een aantal appellanten pensioenbrieven gezonden.
“Onderwerp: Werkgeversbijdrage VGZ(…)De AMEV Ziektekostenregeling voorziet in een werkgeversbijdrage aan gepensioneerde medewerkers van AMEV Nederland N.V.Gepensioneerde medewerkers zijn verzekerd via de landelijke Standaard Pakket Polis voor gepensioneerden en krijgen van overheidswege, door met name fiscale en andere inkomensmaatregelen, compensatie voor de premies en premieverhogingen van deze Polis. De overheid gaat bij het vaststellen van de compensatie uit van het ontbreken van een werkgeversbijdrage. Een werkgeversbijdrage aan gepensioneerde medewerkers betekent dan ook in feite een doublure in premiecompensatie.
“Geachte (ex) collega,
“Beste oud-collega,
“Zoals u weet is per 1 januari 2004 voor medewerkers van Fortis ASR met een inkomen boven de ziekenfondsgrens na instemming met de Ondernemingsraad één nieuw collectief ziektekostencontract gesloten.WerkgeversbijdrageOp basis van de huidige CAO-afspraken verstrekt de werkgever een bijdrage in de kosten van de ziektekostenverzekering aan die medewerkers die deelnemen aan het collectieve contract. Deze bijdrage is per 1 januari 2004 een standaard bijdrage die voor actieven en gepensioneerden dezelfde basis heeft. Te weten 60% bruto van de premie behorende bij het product Uitgebreid 3e klasse en €0 eigen risico. Ook al kiest de deelnemer voor een andere klasse dan wel een ander eigen risico of het product Standaard of Maximaal de bijdrage van de werkgever blijft 60% bruto van de premie behorend bij het product Uitgebreid 3e klasse en €0,- eigen risico.
“Geachte oud-collega,Met ingang van 1 januari 2006 komt er een nieuwe collectieve ziektekostenverzekering voor oud-medewerkers van Fortis Verzekeringen Nederland. Een nieuwe collectieve ziektekostenverzekering is noodzakelijk omdat per 1 januari 2006 de nieuwe Zorgverzekeringswet in werking treedt. Daarbij zal het onderscheid tussen ziekenfonds en particuliere verzekeringen verdwijnen.(…)Algemeen- Het collectieve contract wordt aangeboden aan oud-medewerkers (die met VUT of (pre)pensioen zijn gegaan) of hun nabestaande.(…)Werkgeversbijdrage- In de CAO is met vakorganisaties overeengekomen dat de bijdrage in de particuliere ziektekosten voor actieve medewerkers per 1 januari 2006 vervalt.- De bijdrage van Fortis in de ziektekosten aan de gepensioneerden zal eveneens per1 januari 2006 vervallen.- De overheid heeft bepaald dat u als gepensioneerde zelf naast de nominale premie die u aan de verzekeraar verschuldigd bent, de wettelijk verplichte inkomensafhankelijke bijdrage (4,4% in 2006) over uw pensioenuitkering afdraagt. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt niet door Fortis gecompenseerd. De inkomensafhankelijke wettelijke bijdrage over uw AOW (6,5% in 2006) zal door de uitkeringsinstantie wel worden gecompenseerd.- Deze fundamentele wijziging in de betaling en financiering van de ziektekosten wil Fortis niet te abrupt laten verlopen. In ieder geval is 2006 daarom een overgangsjaar.- In het jaar 2006 zult u van ons een tegemoetkoming ontvangen in de ziektekosten. Deze tegemoetkoming bedraagt 5,4% van de pensioenuitkering die u van Fortis Verzekeringen ontvangt voorzover deze niet hoger is dan € 30.015 op jaarbasis. Hierbij wordt uitgegaan van de pensioenuitkering die u in december 2005 ontvangt. Het betreft hier een bruto bedrag dat in één keer aan u zal worden uitgekeerd in januari 2006.- De overheid heeft inmiddels diverse compenserende maatregelen getroffen, zoals de invoering van een zorgtoeslag, de verhoging van de AOW-uitkering en een lagere AWBZ-premie. Deze maatregelen moeten er toe leiden dat een eventuele inkomensachteruitgang voor gepensioneerden als gevolg van de invoering van de ZorgverzekeringsWet geheel dan wel in belangrijke mate wordt gecompenseerd.- In de loop van 2006 zal meer zicht komen op de uiteindelijke inkomenseffecten voor de gepensioneerden. Vandaar dat is besloten dat wij in de eerste helft van het jaar 2006 zullen beoordelen of het reëel is om een afbouwmaatregel voor gepensioneerden te treffen en in welke vorm dat dan plaats zou kunnen vinden. Het zal tegen die tijd worden besproken met de ondernemingsraad.(…)”3.21 In een brief van 10 juli 2006 van de rechtsvoorganger van ASR aan onder andere de reeds genoemde [18.] (productie 14 inleidende dagvaarding en productie 20 conclusie van antwoord) is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
1 januari 2006, gedurende hun leven en dat van hun gerechtigde levensgenoten zal blijven betalen.
De “hoofdstellingen” van appellanten zijn:
1. De bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering van de postactieven is niet gekoppeld aan de bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering die in collectieve arbeidsovereenkomsten aan actieve medewerkers is toegekend.
2. Appellanten zijn als postactieven niet betrokken of vertegenwoordigd geweest bij enig CAO overleg.
3. De bijdrage in de premie voor de ziektekosten aan de postactieven betreft een wezenlijke secundaire arbeidsvoorwaarde die hun inkomen raakt.
5. De rechtszekerheid staat er aan in de weg de bijdrage die zij gedurende reeds zeer lange tijd hebben ontvangen, te beëindigen.
1. De door ASR tot 1 januari 2006 aan haar postactieven toegekende bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering is altijd gekoppeld geweest aan de voor haar actieve werknemers geldende Regeling Ziektekostenverzekering zoals vermeld in de verschillende CAO’s. Dit brengt mee dat wanneer de werkgeversbijdrage voor actieve medewerkers komt te vervallen, dit automatisch tot gevolg heeft dat ook de bijdrage voor postactieven vervalt (zie onder andere punt 6.8.9 memorie van antwoord).
2. Voor zover geoordeeld zou worden dat bedoelde koppeling ontbreekt, is ASR van mening dat zij de bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering voor de postactieven - als goed werkgever - heeft mogen afbouwen en dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op gepaste wijze is geschied (zie punt 3.2.2 van de memorie van antwoord met verwijzing naar de punten 35 tot en met 38 van de conclusie van antwoord en de punten 49 tot en met 61 van de conclusie van dupliek).
Brieven van 16 september 1998, 20 november 2003, 21 april 2004, 4 juni 2004 en18 november 20044.19 Anders dan appellanten hebben aangevoerd, is het hof van oordeel dat de grondslag voor een recht van appellanten op een werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering niet in de brieven van 16 september 1998, 20 november 2003, 21 april 2004, 4 juni 2004 en
18 november 2004 is gelegen.
Anders dan appellanten hebben aangevoerd kan uit deze brieven niet worden afgeleid dat beoogd werd een nieuwe aanspraak op een bijdrage in de ziektekostenverzekering te creëren.
Ten slotte is nog van belang dat het Personeelshandboek (versie januari) 2004 dateert van vóór de met ingang van 1 juni 2004 geldende CAO.
In een aantal pensioenbrieven is vermeld dat de deelname kan worden voortgezet op de voorwaarden zoals die gelden voor personen van 65 jaar en ouder.
In de eerdergenoemde Personeelshandboeken waren steeds aparte bepalingen gewijd aan de postactieven, die deels dezelfde inhoud hadden als de voor de werknemers geldende bepalingen (Personeelshandboek 1991 en 1997), maar die deels ook afweken van de regelingen die voor werknemers golden (Personeelshandboeken van 1999 en 2002).
Het enkele feit dat ASR in haar eerdergenoemde brieven aan postactieven van 16 september 1998, 20 november 2003, 21 april 2004, 4 juni 2004 en 18 november 2004 heeft verwezen naar “een werkgeversbijdrage”, “de actieve werknemers” of “de CAO” is onvoldoende om de door ASR gestelde koppeling aan de in de CAO geldende regeling voor werknemers aan te nemen. Het betreft hier een - eenzijdige - van ASR afkomstige weergave van haar standpunt, ten aanzien waarvan gesteld noch gebleken is dat appellanten dit hebben onderschreven. Dit betekent dat niet van de door ASR gestelde koppeling kan worden uitgegaan. De omstandigheid dat ASR haar werknemers en de postactieven gelijk wilde behandelen in die zin dat zij ook aan postactieven een bijdrage in de ziektekostenverzekering heeft toegekend, betekent evenmin dat de door ASR gestelde koppeling aan de CAO vanzelfsprekend is. Het hof acht aannemelijk dat met deze gelijke behandeling vooral werd beoogd er voor te zorgen dat werknemers na hun pensionering een nagenoeg gelijk inkomen zouden ontvangen als vóór hun pensionering. Bij het voorgaande neemt het hof mede in aanmerking de verstrekkende consequentie die ASR aan deze koppeling verbindt, te weten het
automatisch(cursivering door het hof) vervallen van de bijdrage voor de postactieven in het geval deze voor werknemers komt te vervallen. Het hof verwijst naar hetgeen hierna wordt overwogen.
4.24 Ook indien het hof veronderstellenderwijze ervan zou uitgaan dat de door ASR gestelde koppeling heeft bestaan, staat onder andere hetgeen in de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst (hierna:WCAO) is bepaald er naar het oordeel van het hof aan in de weg dat ASR de in de CAO’s juni 2004 vermelde afschaffing van de bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering kan inroepen jegens (de hierna te vermelden) appellanten.
bij arbeidsovereenkomsten in acht moet worden genomen(cursivering door het hof) en dat op grond van artikel 9 lid 1 WCAO voor een eventuele gebondenheid aan een CAO naast de eis van het lidmaatschap van een vereniging (van werkgevers of werknemers) ook is vereist dat de werkgever of de werknemer
bij de overeenkomst(hof: bedoeld is de CAO)
betrokken zijn.Ook de artikelen 12 en 14 WCAO duiden erop dat voor de gebondenheid aan een CAO sprake moet zijn van een werkgever-werknemer relatie.
- appellanten van wie het dienstverband is geëindigd vóór 1 juni 2004. Aan hen kunnen de CAO’s juni 2004 niet worden tegengeworpen;
- appellanten ten aanzien van wie op de datum van het einde van hun dienstverband een van de volgende Personeelshandboeken van kracht was: een Personeelshandboek van vóór 1991, het Personeelshandboek van januari 1991, het Personeelshandboek van 1 september 1997. In deze Personeelshandboeken was bepaald dat postactieven recht hadden op een bijdrage in de ziektekostenverzekering.
actieve medewerkers(zie rechtsoverweging 4.22). Het hof verwijst naar hetgeen hierna in rechtsoverweging 4.38 wordt overwogen.
- appellanten van wie het dienstverband is geëindigd vóór 1 juni 2004;
en (binnen deze groep)
- appellanten ten aanzien van wie op de datum van het einde van hun dienstverband het Personeelshandboek van 6 januari 1999 of het Personeelshandboek van 19 april 2002 gold. In deze Personeelshandboeken was bepaald dat de bijdrage in de ziektekostenpremie bij pensionering zou worden stopgezet. Het hof zal bij de desbetreffende appellanten tussen haakjes vermelden om welk Personeelshandboek het gaat.
1 oktober 2008, [38.] op 1 december 2006 en [39.] op 1 januari 2008) en na ontvangst van de brief van 25 november 2005 waarin ASR de stopzetting van de bijdrageregeling voor gepensioneerden met ingang van 1 januari 2006 heeft aangekondigd. Onder die omstandigheden faalt hun beroep op een langdurig gebruik en de feitelijke toepassing binnen ASR om aan gepensioneerden aan bijdrage te betalen. De vorderingen van [33.], [M.], [38.] en [39.] zullen dan ook bij eindarrest worden afgewezen.
1 januari 2006 ([J.] op 1 februari 2005, [40] op 1 oktober 2004,[L.] op 1 februari 2005 en [N.] op 1 juli 2004) en vóór ontvangst van de brief van 25 november 2005 waarin ASR de stopzetting van de bijdrageregeling voor gepensioneerden met ingang van 1 januari 2006 heeft aangekondigd. Zij doen een beroep op de aan hen gerichte pensioenbrieven (productie 31 of 32 bij conclusie van repliek) van respectievelijk
29 december 2004, 1 juli 2004,6 december 2004 en 22 april 2004. In deze pensioenbrieven is zonder enig voorbehoud bepaald dat ASR een bijdrage in de ziektekostenverzekering in de vorm van een toeslag zal betalen. Voorts blijkt uit het door ASR als productie 21 bij haar conclusie van dupliek overgelegde overzicht dat ten tijde van de uitdiensttreding van [J.], [40], [L.] en [N.] het Personeelshandboek versie januari 2004 gold. In dit Personeelshandboek is uitdrukkelijk bepaald dat postactieven recht hebben op een bijdrage in de ziektekostenverzekering. In zoverre sluiten de pensioenbrieven aan op hetgeen in het Personeelshandboek van januari 2004 is bepaald. Gelet op de duidelijke tekst van de pensioenbrieven van deze appellanten is het hof van oordeel dat zij recht hebben op een bijdrage in de ziektekostenverzekering.
In de Nota van de minister van VWS naar aanleiding van het verslag bij de Wet tot invoering van de Zorgverzekeringswet (Tweede kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30.124, nr. 9 pagina 45) staat een en ander als volgt verwoord:
“De wettelijke mogelijkheid van saldering van de werkgeversbijdrage biedt de werkgevers een instrument om in overleg met de werknemers(-organisaties) te komen tot nieuwe afspraken over de eventuele bijdrage van de werkgever in de premies voor de ziektekostenverzekering van zijn werknemers. De salderingsmogelijkheid geldt alleen het op de dekking van de Zvw betrekking hebbende gedeelte van de vergoeding. Omdat de tegemoetkomingen van de werkgever in de premies voor de ziektekostenverzekeringen nu over het algemeen gaan over de totale premie moet eigenlijk een calculatie worden gemaakt van het deel dat met de dekking van de Zvw correspondeert met de premie over de aanspraken die krachtens de Zvw zijn verzekerd. In de uitwerking daarvan spelen de werkgevers- en de werknemersorganisaties hun eigen rol. Ik heb dan ook de verwachting dat in de afspraken daarover aan de onderhandelingstafel de gewenste duidelijkheid zal worden verschaft. Het staat overigens werkgevers vrij om ook na 1 januari 2006 een tegemoetkoming in de nominale premie voor zowel de zorgverzekering als de aanvullende verzekering van zijn werknemers te verstrekken.Overigens beperkt de wettelijke salderingsbepaling zich (tot) de in de Zvw verzekerde aanspraken; de aanvullende verzekering valt daarbuiten. Het is wettelijk verboden de tegemoetkomingen voor de aanvullende verzekering in de compensatie mee te nemen. De saldering strekt er slechts toe de vrijwillige werkgeversbijdrage te salderen met de wettelijke procentuele bijdrage die de werkgever op grond van de Zvw gehouden is af te dragen. Deze maatregel heeft dus geen enkel effect op de afdracht door de werkgevers aan de (lees: het, hof) Zorgverzekeringsfonds. Indien de werkgever vanwege gemaakte afspraken, gehouden blijft tot enige vergoeding aan zijn werknemers (omdat de tegemoetkoming hoger is dan de wettelijke premieafdracht) dan heeft dit op de exploitatie van de Zvw geen effect. Wel heeft dat gevolgen voor de werkgeverslasten. De werkgever betaalt dan nog een bijdrage aan de werknemer die kan worden gezien als een tegemoetkoming in de nominale premie die de verzekering(lees: verzekerde, hof)
voor de Zvw verschuldigd is. Daarom vinden ook aan menige onderhandelingstafel tussen werkgevers- en werknemersorganisaties onderhandelingen plaats over de werkgeversbijdrage.”
“Eenzijdige wijziging:1. De werkgever behoudt zich het recht voor deze arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.”Het beroep van ASR op deze modelarbeidsovereenkomst faalt reeds omdat gesteld noch gebleken is dat ASR in de arbeidsovereenkomsten met appellanten een - vergelijkbaar - eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen. Het hof laat hierbij in het midden of een dergelijk beding de postactieven zou kunnen binden, aangezien tussen hen en ASR geen arbeidsovereenkomst meer bestaat.
Ten aanzien van [appellant]geldt dat hij geen feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat hij, gelet op de in zijn pensioenbrief vermelde koppeling naar actieve medewerkers, in redelijkheid mocht vertrouwen op een ongewijzigde voortzetting van de bijdrage in de ziektekostenverzekering. De - langdurige - betaling in de praktijk van deze bijdrage na de pensionering van [appellant]is daarvoor onvoldoende. Het hof zal de vorderingen van [appellant]bij eindarrest afwijzen.
4.39 Het hof heeft in rechtsoverweging 4.31 geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [38.] en [39.] op de daar vermelde gronden. Voor zover het de overige appellanten betreft ten aanzien van wie ten tijde van het einde van het dienstverband het Personeelshandboek van 6 januari 1999 gold ([22], [23], [24.], [25.], [26.], [B.], [27.], [30.], [31.], [32. 1], [34.], [35.], [36.] en [37.]) heeft het hof in rechtsoverweging 4.31 beslist dat deze appellanten als postactieven op grond van hun pensioenbrief recht hebben op een bijdrage in de ziektekostenverzekering. Alle pensioenbrieven dateren van na 6 januari 1999. ASR heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de hiervoor genoemde appellanten, in het licht van de aan hen gerichte pensioenbrief, in redelijkheid rekening dienden te houden met een wijziging van de aan hen in deze brief gedane - onvoorwaardelijke - toezegging. Het hof acht hierbij van belang dat ASR zelf heeft benadrukt dat zij gedurende jaren, in afwijking van hetgeen in Personeelshandboeken was bepaald, aan (deze) postactieven een bijdrage in de ziektekostenverzekering betaalde, waaruit het hof afleidt dat ASR de pensioenbrieven als doorslaggevend beschouwde. In die zin komt dan ook geen beslissende betekenis toe aan het feit dat in het Personeelshandboek van 6 januari 1999 is opgenomen dat de werkgeversbijdrage bij pensionering zou worden stopgezet. Het hof constateert voorts dat gesteld noch gebleken is dat in het Personeelshandboek van 6 januari 1999 een eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen.
4.44 ASR heeft voorts op geen enkele concretewijze onderbouwd dat “het kostenaspect” een zwaarwichtig belang oplevert om de bijdrageregeling voor de postactieven te beëindigen.
4.47 Tenslotte geldt dat ASR niet, althans onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat het Personeelshandboek van januari 2004, zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.13 geciteerd, een eenzijdig wijzigingsbeding zou bevatten. Het voorgaande brengt mee dat ASR niet eenzijdig de bijdrage in de ziektekostenverzekering van [J.], [40], [L.] en [N.] mocht wijzigen.
,vormen de onder 4.43 tot en met 4.45 genoemde feiten en omstandigheden, in het licht van de belangen van de gepensioneerden, een onvoldoende zwaarwichtige grond op voor de opzegging (Hoge Raad 28 oktober 2011, LJN BX9854).