Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
Artikel 1.
In bedoelde gemeenschap van inboedel vallen echter niet de kleren, lijfssieraden en lijfstoebehoren, welke eigendom zijn van diegene der echtgenoten te wiens gebruike zij dienen of te wiens gebruik zij bestemd zijn, hetgeen eveneens van toepassing is op de goederen die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder welke dienstbaar zijn aan het beroep of de onderneming van een der echtgenoten.
3.Het geschil in hoger beroep
- de echtscheiding tussen de man en de vrouw uit te spreken;
- het ouderschapsplan vast te stellen;
- een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast te stellen van € 300,- per kind per maand;
- een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw vast te stellen van € 190,- per maand;
- als aanvullende nevenvoorziening de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen op de wijze als door haar bij aanvullend verzoekschrift van 10 september 2012 is bepleit.
4.Beoordeling van het hoger beroep
- Welke mogelijkheden zijn er voor een regeling inzake de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken aan de ouder bij wie de kinderen niet hun hoofdverblijfplaats hebben?
- Zijn er factoren die een regeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit de kinderen en welke vanuit de ouders? Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
- Hoe dient de regeling er qua vorm en frequentie, in het belang van de kinderen, uit te zien?
5.Beslissing
2 maart 2014omtrent de bevindingen en resultaten van dit onderzoek schriftelijk rapport uit te brengen aan het hof en houdt de behandeling van de zaak tot die datum
pro formaaan;