ECLI:NL:GHAMS:2013:4993
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- R.G. Kemmers
- A.V.T. de Bie
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een kind door de verwekker
In deze zaak gaat het om de vervangende toestemming voor erkenning van een kind door de verwekker, na een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De moeder, appellante, heeft op 13 augustus 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 15 mei 2013, waarin de man, geïntimeerde, vervangende toestemming is verleend om het kind te erkennen. De man heeft op 25 september 2013 een verweerschrift ingediend, en de bijzonder curator heeft ook een verweerschrift ingediend. De zaak is op 21 november 2013 behandeld ter terechtzitting, waar zowel de vrouw als de man, bijgestaan door hun advocaten, en de bijzonder curator aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hadden tot 2007 een relatie, waarna in 2008 het kind is geboren. De vrouw oefent alleen het ouderlijk gezag uit. De man was na de relatie gehuwd, maar dit huwelijk is op 3 juli 2013 ontbonden. De vrouw verzoekt de vernietiging van de bestreden beschikking en afwijzing van het verzoek van de man tot erkenning, terwijl de man de beschikking wil laten bekrachtigen. De bijzonder curator refereert zich aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt dat de feitelijke situatie is veranderd sinds de behandeling bij de rechtbank, en dat de belangen van de vrouw en het kind moeten worden afgewogen. De vrouw stelt dat haar belangen worden geschaad door de erkenning, omdat de man in het verleden heeft verzocht om een abortus en daarna geen contact heeft gezocht. Het hof oordeelt echter dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de erkenning schadelijk zou zijn voor haar of het kind. De vrouw heeft geen bewijs geleverd van psychische problemen die de erkenning problematisch zouden maken. Het hof concludeert dat de vrouw in staat is om de erkenning een plaats te geven in het leven van het kind en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, met de verklaring dat deze uitvoerbaar is bij voorraad.