4.7.Het hof stelt voorop dat bij de bepaling van de behoefte van de onderhoudsgerechtigde rekening dient te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens het huwelijk. Daarin kan een aanwijzing worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd. Verder dient zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde. Gelet op het voorgaande neemt het hof de door de vrouw als producties 2 tot en met 6 bij het verweerschrift echtscheiding tevens zelfstandige verzoeken in de procedure in eerste aanleg overgelegde behoefteoverzichten tot uitgangspunt voor het vaststellen van haar behoefte. De man heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de door de vrouw overgelegde overzichten gemotiveerd betwist. Gelet op het voorgaande ziet het hof aanleiding de behoefte van de vrouw in redelijkheid als volgt vast te stellen, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat bepaalde door de vrouw opgevoerde uitgaven in 2007, het laatste volledige jaar waarin partijen nog samenwoonden, niet representatief zijn voor de mate van welstand waarin zij de laatste jaren voor het uiteengaan hebben geleefd.
De vrouw voert aan, dat aan haar van de totale gezinskosten een bedrag van € 41.203,24 (€ 3.433,60 per maand) zonder de door haar berekende kosten van levensonderhoud, woonlasten (gebruikers- en eigenaarlasten) en verzekeringspremies is toe te rekenen.
Het hof zal eerst de door de vrouw opgevoerde aan haar toe te rekenen gezinskosten behandelen.
Body Centre Sport en Fitness:
Deze posten zijn door de man niet betwist, zodat het hof deze bedragen ongewijzigd in aanmerking zal nemen, derhalve in totaal € 565,- per jaar, te weten € 47,- per maand.
KPN Autotelefoon:
De man heeft aangevoerd dat de kosten van de autotelefoon niet tot de kosten van de huishouding moeten worden gerekend nu de auto eigendom was van zijn B.V. De vrouw heeft verwezen naar haar verweer in eerste aanleg, inhoudende dat alle kosten zoals opgenomen onder contributies/abonnementen waar een 3 achter staat, op haar betrekking hebben.
Het hof overweegt daarover als volgt. Het moge zo zijn dat de vrouw – zo begrijpt het hof - in een auto van de B.V. heeft gereden, en in dat verband van de autotelefoon gebruik heeft kunnen maken, maar niet is gebleken dat de noodzaak of behoefte tot mobiel bellen in of vanuit de auto is komen te vervallen vanaf het moment dat de vrouw in een eigen auto rijdt, zoals bijvoorbeeld met het oog op de bereikbaarheid van/voor de kinderen. Het hof neemt in redelijkheid een bedrag van € 60,- per maand aan kosten voor de mobiele- of autotelefoon mee.
Verfbenodigdheden schilderles:
Deze post is door de man niet betwist zodat het bedrag van € 145,76 per jaar, te weten € 12,- per maand, door het hof in aanmerking zal worden genomen.
ANWB contributie, Wensink garage, benzinekosten, CMB, Boetes, CMB [kenteken]:
De man is van mening dat de post “autokosten” gecorrigeerd dient te worden voor kosten die verband houden met de auto van de man (Saab) en incidenteel hoge kosten van een garage en hoge benzinekosten die te maken hebben gehad met heen en weer pendelen van beide partijen tussen de twee woningen in Friesland en [c].
Volgens de vrouw vloeien de kosten met name voort uit het feit dat de auto een grote, dure auto was en de kinderen ermee naar sport en spel werden vervoerd.
Het hof zal de post ANWB contributie van € 69,50 per jaar, te weten - afgerond - € 6,- per maand alsmede éénmaal CMB, immers motorrijtuigenbelasting behorende bij één auto, te weten € 396,- per jaar (€ 33,- per maand), in aanmerking nemen. Het hof houdt rekening met het door de vrouw gestelde bedrag aan boetes van € 388,25, (€ 32,- per maand), nu deze kosten door de man niet zijn betwist.
Niet duidelijk is in hoeverre de kosten van Wensink garage incidenteel zijn, zoals door de man is gesteld. Het hof zal derhalve in redelijkheid rekening houden met garagekosten van € 4.000,- per jaar (€ 333,- per maand), daaronder begrepen afschrijvingen dan wel reserveringen ten behoeve van een nieuwe auto. Voorts houdt het hof in redelijkheid rekening met benzinekosten van € 300,- per maand.
Beroepskosten en scholing, boeken en tijdschriften
Volgens de man dient de post ‘studie en beroep’ te worden gecorrigeerd, nu de vrouw klaar is met al haar opleidingen. De vrouw heeft aangevoerd dat deze kosten jaarlijkse kosten betreffen, die het ene jaar hoger zijn dan het andere, afhankelijk van deelname aan internationale symposia.
Het hof acht het niet redelijk in het geheel geen rekening te houden met kosten van scholing, nu de vrouw ook in het kader van haar werkzaamheden scholing zal moeten volgen. Het hof houdt in redelijkheid rekening met een bedrag van € 70,- per maand.
Voorts houdt het hof in redelijkheid rekening met een bedrag van € 60,- per maand terzake boeken en tijdschriften in het kader van de werkzaamheden van de vrouw.
Kapper, kleding, lichamelijke verzorging, retraite, schoenen, sieraden en tandarts
De man is van mening dat de post ‘gezondheid/persoonlijke verzorging’ gecorrigeerd dient te worden voor allerlei uitgaven die de vrouw naar haar keuze heeft gedaan en waar hij het niet mee eens is. Volgens de vrouw zijn deze kosten behoeftebepalend.
Het hof zal in redelijkheid rekening houden met kosten van de kapper van € 60,- per maand, kleding van € 500,- per maand, lichamelijke verzorging van € 80,- per maand en schoenen van € 80,- per maand. Het hof acht de tandartskosten van € 485,40 per jaar en € 40,- per maand aannemelijk en niet onredelijk. Voorts houdt het hof, in aanmerking genomen de professie van de vrouw, in redelijkheid rekening met kosten van retraite van gemiddeld
€ 80,- per maand. Het hof houdt geen rekening met kosten van sieraden, nu dit geen structurele maandelijkse uitgave betreft.
Overnachting Pa […]
De man heeft alle kosten onder ‘diversen’, waaronder bovenstaande post, integraal betwist. De vrouw heeft verklaard dat genoemde kosten zijn gemaakt ten behoeve van overnachtingen van haar vader wanneer hij bij partijen verbleef. Het hof is van oordeel dat deze kosten geen deel uitmaken van de behoefte van de vrouw, zodat daarmee geen rekening dient te worden gehouden.
Specificatie creditkaart
Blijkens door de vrouw in eerste aanleg overgelegde overzichten heeft de vrouw voor zich zelf via de creditkaart betalingen gedaan in een jaar tot een bedrag van € 12.033,-. De man heeft deze kosten integraal betwist. Volgens de vrouw blijken de uitgaven uit de bankafschriften en zijn de bedragen derhalve daadwerkelijk uitgegeven.
Het hof stelt voorop dat de vrouw in haar behoefteoverzicht (productie 5 bij het verweerschrift in eerste aanleg) niet het gehele bedrag aan creditcarduitgaven zoals opgenomen in productie 2 bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft opgenomen, doch slechts minder dan een derde deel. Uit het feit dat tijdens het huwelijk regelmatig en voor aanzienlijke bedragen uitgaven per creditcard werden gedaan, blijkt naar het oordeel van het hof dat sprake was van een zekere levensstandaard van partijen, die mede maatgevend is voor de behoefte van de vrouw. Het hof zal derhalve rekening houden met uitgaven per creditcard van € 700,- per maand. Het hof gaat ervan uit, dat met deze uitgave kosten voor vakantie, ontspanning, uit eten gaan, verjaarscadeautjes en dergelijke kosten zijn gedekt. Gelet op de welstand van partijen tijdens het huwelijk is een dergelijke post niet onredelijk.
In genoemde productie 6 gaat de vrouw voorts uit van kosten van levensonderhoud van € 669,13 netto per maand. Het hof zal met dit bedrag rekening houden, nu het hof dit bedrag niet onredelijk voorkomt. Voorts houdt het hof rekening met een woonlast van de vrouw van € 700,- per maand, ervan uitgaande dat de woning in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zonder hypotheeklasten aan de vrouw zal worden toebedeeld en dat de schulden in verband met de woning aan de man zullen worden toebedeeld. In deze post zijn de belastingen in verband met de bewoning van het huis, de kosten van gas, electra en water en de premies verzekeringen inbegrepen. Het hof ziet geen aanleiding om rekening te houden met een extra woonlast van € 1.200,- per maand zoals door de vrouw aangevoerd. De redenering van de vrouw dat zij aldus zelf haar vordering wegens overbedeling financiert gaat niet op. Het komt bij de berekening van de behoefte aan op hetgeen de alimentatiebehoeftige feitelijk nodig heeft om in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien.
Voorts houdt het hof in redelijkheid rekening met eenzelfde premie zorgverzekering als de man van € 159,- per maand.
Gelet op het voorgaande begroot het hof de behoefte van de vrouw op € 4.021,- netto per maand.