ECLI:NL:GHAMS:2013:4966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
200.122.044/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake afdracht geïncasseerde gelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. De appellant, een oud-gerechtsdeurwaarder, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van 15 januari 2013, waarin de klacht van de klaagster, een particulier, gegrond was verklaard en de gerechtsdeurwaarder een berisping was opgelegd. De klaagster verwierp dat de gerechtsdeurwaarder in gebreke bleef met het afdragen van de door hem geïncasseerde gelden en stelde dat hij geen volledige openheid van zaken gaf over deze gelden. Tijdens de behandeling van de zaak op 12 september 2013 zijn beide partijen niet verschenen.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren vastgesteld, aangezien partijen hiertegen geen bezwaar hadden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder betwistte de stellingen van de klaagster en voerde aan dat hij op basis van afspraken met de incassogemachtigde van de klaagster handelde. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet in gebreke was gebleven, omdat er onduidelijkheid bestond over aan wie de geïncasseerde bedragen moesten worden afgedragen. De gerechtsdeurwaarder had de gelden op een kwaliteitsrekening gehouden totdat duidelijk was aan wie hij deze kon betalen.

Het hof kwam tot de conclusie dat de klacht van de klaagster ongegrond was en vernietigde de eerdere beslissing van de kamer. De beslissing van het hof was dat de klacht ongegrond werd verklaard en de eerdere beslissing werd vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen gerechtsdeurwaarders en hun opdrachtgevers.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.122.044/01 GDW
zaaknummer eerste aanleg : 542.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 november 2013
inzake:
[gerechtsdeurwaarder]
oud-gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
appellant,
t e g e n
[klaagster]
wonende te[woonplaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 15 februari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 15 januari 2013, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 september 2013. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder in gebreke te blijven met het afdragen van de door hem ten behoeve van klaagster geïncasseerde gelden. Tevens geeft de gerechtsdeurwaarder geen volledige openheid van zaken over de door hem ontvangen gelden, ondanks herhaald verzoek hiertoe.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.
Op grond van de door zijn collega gerechtsdeurwaarder [A] (verder: [A]) aan de gerechtsdeurwaarder gegeven opdracht heeft hij [A] met regelmaat geïnformeerd over de stand van zaken in dit dossier alsmede aan hem tussentijds gelden afgedragen. Op enig moment heeft [A] kenbaar gemaakt de opdracht te willen beëindigen, waarmee de gerechtsdeurwaarder niet akkoord is gegaan. Tussen klaagster en [A] was een geschil ontstaan, maar de gerechtsdeurwaarder wenste hierbij niet betrokken te raken. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder [A] niet meer kon bereiken, heeft hij contact opgenomen met de incassogemachtigde van klaagster, [incassogemachtigde] (hierna: [incassogemachtigde]). Met hem is de afspraak gemaakt dat de door gerechtsdeurwaarder ontvangen gelden op de kwaliteitsrekening zouden blijven staan totdat het geschil tussen klaagster en [A] zou zijn opgelost. Voorts is afgesproken dat de gerechtsdeurwaarder aan [A] rekening en verantwoording zou blijven afleggen en [incassogemachtigde] over een en ander zou worden geïnformeerd. Van deze afspraken blijkt uit het op 19 januari 2012 verzonden e-mailbericht van de gerechtsdeurwaarder aan [incassogemachtigde]. Vervolgens heeft [incassogemachtigde] de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 6 maart 2012 verzocht om tussentijdse betalingen aan [A] te verrichten. [A] zou dan voor doorstorting aan [incassogemachtigde] zorg dragen. [A] liet echter aan de gerechtsdeurwaarder weten dat hij hiertoe niet meer gemachtigd zou zijn. Op dat moment was het voor de gerechtsdeurwaarder onduidelijk aan wie hij de geïncasseerde bedragen diende te betalen.
5.2.
In hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder - voor zover van belang - benadrukt dat een ondubbelzinnige betalingsinstructie ontbrak en nog aangevoerd dat hij wel degelijk openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de door hem geïncasseerde gelden, maar [incassogemachtigde] klaagster wellicht niet over de gemaakte afspraken en correspondentie tussen de gerechtsdeurwaarder en [incassogemachtigde] hieromtrent heeft geïnformeerd.

6.De beoordeling

6.1.
Nadat klaarblijkelijk een geschil tussen collega gerechtsdeurwaarder [A] en klaagster was ontstaan, heeft klaagster de opdracht aan [A] in augustus 2011 beëindigd. Bij brief van 18 augustus 2011 heeft [A] de gerechtsdeurwaarder medegedeeld tot sluiting van het dossier over te gaan en de gerechtsdeurwaarder verzocht in het vervolg rechtstreeks met de opdrachtgever van [A], [incassogemachtigde], te corresponderen en aan hem de geïncasseerde gelden af te dragen. In zijn brief van 10 september 2011 heeft [A] de gerechtsdeurwaarder nogmaals bericht niet langer in deze zaak op treden en meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder de incassogemachtigde van klaagster als opdrachtgever diende te beschouwen. De gerechtsdeurwaarder heeft onweersproken gesteld dat hij vervolgens met [incassogemachtigde] een aantal afspraken heeft gemaakt met betrekking tot het dossier, waarvan blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder aan [incassogemachtigde] gezonden e-mail van 19 januari 2012. Onder meer betrof het de afspraak dat de gerechtsdeurwaarder geïncasseerde gelden zekerheidshalve op de kwaliteitsrekening zou laten staan tot duidelijk zou zijn aan wie de gerechtsdeurwaarder bevrijdend kon betalen. Dit in verband met de sommatie van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder de gelden rechtstreeks naar een bankrekening van haar over te maken. Bij e-mail van 6 maart 2012 heeft [incassogemachtigde] de gerechtsdeurwaarder laten weten dat [A] ontvangen gelden in dit dossier aan [incassogemachtigde] zou doen toekomen en heeft hij de gerechtsdeurwaarder om die reden verzocht om de door hem geïncasseerde gelden aan [A] af te dragen. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 7 maart 2012 aan [incassogemachtigde] bericht dat hij aan dit verzoek zou voldoen.
6.2.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat op het moment dat [A] kennelijk niet langer als opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder fungeerde, [incassogemachtigde] en niet klaagster als opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder had te gelden. Nadat de hiervoor bedoelde afspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en [incassogemachtigde] waren gemaakt, heeft [A] aan de gerechtsdeurwaarder laten weten dat hij niet meer gemachtigd zou zijn om gelden betreffende dit dossier te ontvangen. Dit blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde fax van 14 maart 2012 van [A] (productie gevoegd bij verweerschrift eerste aanleg), waarin [A] de gerechtsdeurwaarder ook laat weten het van de gerechtsdeurwaarder ontvangen bedrag te zullen terugstorten. Dat het op dat moment voor de gerechtsdeurwaarder onduidelijk was aan wie hij de geïncasseerde bedragen diende te betalen en hij daarom de geïncasseerde gelden op de kwaliteitsrekening heeft geparkeerd, komt het hof niet onredelijk voor. Dit betekent dat de klacht dat de gerechtsdeurwaarder in gebreke blijft met het afdragen van de door hem ten behoeve van klaagster geïncasseerde gelden, ongegrond is.
6.3.
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts geen volledige openheid van zaken over de door hem ontvangen gelden te geven, ondanks herhaald verzoek hiertoe. Zoals hiervoor onder 6.2. is overwogen, had niet klaagster maar haar gemachtigde [incassogemachtigde] op enig moment als opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder te gelden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder met [incassogemachtigde] over het dossier heeft gecorrespondeerd, onder meer over het afdragen van de door hem in dit dossier geïncasseerde gelden. Dat [incassogemachtigde] de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk om - meer - informatie zou hebben verzocht, is niet gebleken. Derhalve zal de klacht ook op dit punt ongegrond worden verklaard.
6.4.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze worden vernietigd.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 november 2013 door de rolraadsheer.