ECLI:NL:GHAMS:2013:4961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
200.125.613-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van gerechtsdeurwaarder bij derdenbeslag en raadpleging GBA

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder was in eerste instantie berispt omdat hij beslag had gelegd op de bankrekening van klaagster zonder eerst de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) te raadplegen. Klaagster stelde dat hierdoor een onjuist adres in het beslagexploot was vermeld, wat haar zowel materieel als emotioneel schade had berokkend. De gerechtsdeurwaarder erkende de fout, maar verdedigde zijn handelen door te stellen dat hij geen bevoegdheid had om de GBA te raadplegen in de fase van het leggen van derdenbeslag. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren gepresenteerd en heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het hof concludeerde dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld, aangezien hij niet bevoegd was om de GBA te raadplegen voor het leggen van derdenbeslag. De beslissing van de kamer werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder, en de klacht werd alsnog ongegrond verklaard. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheden van gerechtsdeurwaarders in het kader van beslaglegging en de noodzaak van correcte adresgegevens, maar ook de bescherming van gerechtsdeurwaarders tegen onterecht tuchtrechtelijk verwijt.

Uitspraak

beslissing

_____________________________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.125.613/01 GDW
zaaknummers kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 410.2012 + 421.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 november 2013
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANT,
t e g e n
[klaagster],
wonend te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 8 april 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 5 maart 2013, verzonden op 18 maart 2013. Bij die beslissing heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klaagster, tegen onder meer de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2.
Van de zijde van klaagster is op 11 juni 2013 een verweerschrift – met bijlage – ter griffie ontvangen.
1.3.
Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 12 september 2013.
De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klaagster is met berichtgeving niet verschenen.
1.4.
Klaagster heeft, na hiertoe door het hof in de gelegenheid te zijn gesteld, nog een schriftelijke reactie ingediend, ter griffie ontvangen op 30 september 2013.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij beslag heeft gelegd op haar bankrekening, zonder eerst de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) te raadplegen. Dientengevolge is in het beslagexploot van 19 augustus 2011 een onjuist adres van klaagster vermeld. Klaagster stelt dat deze nalatigheid van de gerechtsdeurwaarder haar zowel materieel als emotioneel veel schade heeft berokkend, omdat zij niet eerder dan door middel van de overbetekening van het beslag op 1 september 2011 bekend werd met de openstaande vordering.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

5.1.
De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij een onjuist adres in het beslagexploot heeft vermeld, maar stelt dat zijn ambtshandeling correct is geweest aangezien hij conform de wettelijke vereisten wel de juiste naam en woonplaats van klaagster heeft vermeld.
5.2.
Voorts wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat hij in het stadium van het leggen van derdenbeslag geen bevoegdheid heeft om de GBA te raadplegen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij daarnaast niet heeft hoeven twijfelen aan de juistheid van het door zijn ambtelijk voorganger gehanteerde adres bij de betekening van het dwangbevel. Het ‘rauwelijks’ gelegde bankbeslag kan hem daarom niet worden verweten.

6.De beoordeling

6.1.
Het beslagexploot dat de gerechtsdeurwaarder op 19 augustus 2011 heeft betekend is een bevel aan de derde-beslagene (de bank van klaagster) om het beslagene onder zich te houden. Zoals uit artikel 475, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt, bestaat er geen verplichting om in dit exploot, behalve naam en woonplaats ook het adres van de schuldenaar te vermelden. Een dergelijk exploot is immers gericht aan de derde-beslagene en niet aan de schuldenaar. De schade die klaagster stelt te hebben geleden is, naar het hof begrijpt, veroorzaakt door hantering van het oude adres van klaagster voorafgaand aan het derdenbeslag, waardoor klaagster geen kennis heeft kunnen nemen van de incassomaatregelen en plotseling met hoge kosten werd geconfronteerd.
Dat in die fase kennelijk geen afdoende verificatie van het adres van klaagster heeft plaatsgevonden, kan deze gerechtsdeurwaarder echter niet worden tegengeworpen nu aannemelijk is dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij deze (eerdere) ambtshandelingen. De gerechtsdeurwaarder heeft in deze zaak slechts het derdenbeslag onder de bank gelegd.
6.2.
Ten aanzien van de vraag of het tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder, zoals klaagster betoogt, nagelaten heeft haar gegevens te verifiëren bij de GBA, overweegt het hof nog het volgende. Door de gerechtsdeurwaarder is terecht aangevoerd dat hem in de fase van betekening exploot derdenbeslag geen bevoegdheid toekomt om gegevens van een schuldenaar bij de GBA op te vragen. De gerechtsdeurwaarder is namelijk alleen bevoegd tot raadpleging van de GBA voor zover dit noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taak (vergelijk artikel 88 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens). Voor het betekenen van het beslagexploot aan de bank is slechts het adres van de bank relevant, niet dat van de schuldenaar. Dat is wèl weer het geval bij de overbetekening van het beslagexploot aan klaagster. Die overbetekening is echter niet door de gerechtsdeurwaarder gedaan, maar door een gerechtsdeurwaarder in Rotterdam.
6.3.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer, voor zover het de beoordeling van de tegen deze gerechtsdeurwaarder gerichte klacht betreft, niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing dan ook in zoverre vernietigen.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, doch alleen voor zover deze ziet op de klacht ten aanzien van de gerechtsdeurwaarder;
- verklaart deze klacht alsnog ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, H.T. van der Meer en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 november 2013 door de rolraadsheer.