Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in hoger beroep
- akte uitlating producties [geïntimeerde];
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de huurachterstand,
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de maandelijks conform de huurovereenkomst verschuldigde huur c.q. vergoeding,
- voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] met terugwerkende kracht indexeringen is verschuldigd,
- voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] met ingang van 3 september 2012 contractuele boete is verschuldigd,
- [geïntimeerde] tot betaling van die boete zal veroordelen,
- zal gebieden aan [geïntimeerde] dat wordt voldaan aan de afspraak dat hij maximaal vier huurders toelaat in het pand,
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot restitutie en
- [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten.
2.Vooraf
Het hof zal hieronder uiteenzetten, welke herstelmogelijkheid het hof voor ogen staat.
Voorshands ervan uitgaand dat dit herstel plaatsheeft, overweegt het hof verder als volgt.
3.Feiten
4.Beoordeling
Voor Capital wordt de woning beheerd door [Y].
€ 1.953,83 aan kale huur.
De huurprijs is krachtens artikel 18 van de algemene bepalingen, die deel uitmaken van de huurovereenkomst, geïndexeerd. De verhuurder mag de huur jaarlijks per 1 juli verhogen. Capital heeft de (kale) huur over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 telkens met ingang van 1 juli verhoogd. [Y] heeft dat namens Capital schriftelijk aan [geïntimeerde] meegedeeld. Bij brieven van 17 november 2011 is meegedeeld dat de huur met ingang van 1 juli 2009, 1 juli 2010 en 1 juli 2011 is verhoogd. Bij brief van 15 mei 2012 is meegedeeld dat de huur met ingang van 1 juli 2012 is verhoogd. Ook zijn de servicekosten in de loop van de jaren verhoogd.
Capital heeft, toen betaling uitbleef, [geïntimeerde] in rechte betrokken.
heeft vervolgens van zijn kant eveneens een vordering ingesteld. Hij heeft aangevoerd dat hij onverschuldigd watergeld heeft betaald en dat van verhoging van de servicekosten geen sprake kan zijn vanwege het ontbreken van een jaarlijks overzicht. Verder heeft hij betoogd dat de gehuurde woning lekt, alsmede een wc en een raam kapot zijn en dat Capital weigert dat afdoende te verhelpen. Vanwege deze aantasting van het huurgenot heeft hij recht op huurvermindering, aldus [geïntimeerde].
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] zelf watergeld betaalt en voor recht verklaard dat [geïntimeerde] voor de levering van water geen vergoeding van kosten aan Capital is verschuldigd en Capital veroordeeld tot restitutie aan [geïntimeerde] van € 868,08 (24 x € 36,17) aan watergeld.
Verder heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat van verhoging van servicekosten ten laste van [geïntimeerde] geen sprake kan zijn, omdat het vereiste kostenoverzicht ontbreekt.
Tot slot heeft de kantonrechter de gevorderde huurprijsvermindering vanaf 1 juli 2010 toewijsbaar geoordeeld. Hij heeft de huurprijs voor de periode dat de gebreken niet zijn verholpen vastgesteld op € 1.367,68 per maand en Capital veroordeeld om
€ 15.826,05 aan huur terug te betalen aan [geïntimeerde].
De grieven lenen zich gedeeltelijk voor gezamenlijke bespreking.
Capital leidt dat af uit onderdeel 2.4 van de conclusie van antwoord in conventie van [geïntimeerde]. Daar staat: “[geïntimeerde] is op grond van de huurovereenkomst gerechtigd om vier (4) medebewoners in het gehuurde te laten wonen. De woning wordt sinds de aanvang van de huurovereenkomst als ‘studentenhuis’ door vijf (5) personen bewoond.”
heeft bestreden dat hij aan meer dan vier onderhuurders verhuurt. Hij heeft in de conclusie van antwoord bedoeld uiteen te zetten dat hij samen met vier onderhuurders in de woning woont.
De door Capital verdedigde uitleg van de door [geïntimeerde] in zijn conclusie van antwoord in conventie gekozen bewoordingen ligt buitengewoon weinig voor de hand. Nu tussen partijen vast staat dat het de bedoeling was dat [geïntimeerde] ook zelf in de gehuurde woning ging wonen, en [geïntimeerde] het woord ‘medebewoners’ heeft gebruikt, is evident dat [geïntimeerde] zichzelf gerekend heeft tot de door hem genoemde vijf bewoners. Daarop stuit het betoog van Capital reeds af. Daar komt bij dat Capital in haar akte, anders dan op haar weg had gelegen, de toelichting van [geïntimeerde] bij memorie van antwoord onbestreden heeft gelaten. Dat betekent dat het hof voorbijgaat aan alle consequenties die Capital wil verbinden aan de door haar veronderstelde tekortkoming van [geïntimeerde]. In zover faalt de eerste grief.
In zover heeft Capital succes met haar eerste grief.
In de eerste plaats heeft hier te gelden dat Capital de huurverhoging per 1 juli 2012 heeft aangezegd bij brief van 15 mei 2012. Die mededeling was tijdig. Er is dus geen toereikende grond om te aanvaarden dat [geïntimeerde] die verhoging niet behoeft te betalen.
De huurverhogingen per 1 juli 2009, 1 juli 2010 en 1 juli 2011 zijn pas bij brief van 17 november 2011 aangezegd. Dat is laat en een dergelijke handelwijze verdient geen schoonheidsprijs. De vraag is echter of Capital daarmee haar recht heeft verspeeld om de door haar gewenste huurprijsaanpassing aan [geïntimeerde] in rekening te brengen. Uit de omstandigheid dat Capital lang gewacht heeft met het aanpassen van de huur heeft [geïntimeerde] redelijkerwijs niet mogen begrijpen dat Capital afstand heeft gedaan van dat haar toekomende recht. Het stilzitten van Capital brengt evenmin mee dat ze dit recht heeft verwerkt. Dat geldt ook als in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerde] een bijzonder belang had bij tijdige aanzegging van de huurverhoging, omdat hij die verhoging wilde kunnen doorberekenen aan zijn onderhuurders. [geïntimeerde] diende immers, in aanmerking genomen het huurprijswijzigingsbeding in de huurovereenkomst, ermee rekening te houden dat Capital tot verhoging van de huurprijs zou overgaan. Hij had aldus de mogelijkheid de te verwachten verhoging te verwerken in de huur die hij van zijn onderhuurders wilde vragen.
Dat alles wordt anders als [geïntimeerde] met [A], vertegenwoordiger van Capital, bij aanvang van de huur de afspraak heeft gemaakt dat hij tijdig bericht zou krijgen van de jaarlijkse huuraanpassing teneinde hem in staat te stellen de verhoging door te berekenen aan zijn onderhuurders. Zou die afspraak komen vast te staan, dan hoefde [geïntimeerde] bij het uitblijven van een tijdige huurverhoging niet meer te rekenen op indexering van de huur. In dat geval is het achteraf in rekening brengen van de verhogingen gelet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid jegens [geïntimeerde] onaanvaardbaar.
Het ligt op de weg van [geïntimeerde] om tegenover de gemotiveerde betwisting van Capital te bewijzen dat hij met [A] bij aanvang van de huur de afspraak heeft gemaakt dat hij tijdig bericht zou krijgen van de jaarlijkse huuraanpassing teneinde hem in staat te stellen de verhoging door te berekenen aan zijn onderhuurders. Het hof zal [geïntimeerde] de gelegenheid bieden om overeenkomstig zijn aanbod bewijs door getuigen te leveren.
Op grond van bovenstaande overwegingen slaagt grief 2 in elk geval gedeeltelijk. Omdat het gevorderde bedrag aan indexering per 1 juli 2012 toewijsbaar is geoordeeld, kan het bestreden vonnis in zover niet in stand blijven.
De verdere bespreking van de tweede grief wordt aangehouden in afwachting van de bewijslevering.
heeft deze toelichting niet bestreden.
Dat betekent dat grief 6 slaagt.
Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven voor zover de kantonrechter voor recht heeft verklaard dat, kortweg, [geïntimeerde] geen watergeld aan Capital is verschuldigd en Capital op die grond heeft veroordeeld om € 868,08 aan ontvangen watergeld aan [geïntimeerde] terug te betalen. Het hof zal het bestreden vonnis in elk geval in zover vernietigen en de desbetreffende vorderingen van [geïntimeerde] afwijzen.
Bij memorie van grieven (onder 17) heeft Capital gesteld dat het watergeld in de loop van de jaren niet is geïndexeerd. In zover snijdt haar grief geen hout.
De vergoeding van de kosten van de schoonmaak c.v. heeft Capital per 1 juli 2012 verhoogd van € 10,- naar € 11,- per maand in verband met de gestegen kosten (in 2012 € 132,01). Ter ondersteuning van haar stelling heeft Capital bij memorie van grieven van 16 april 2013 een kostenoverzicht in het geding gebracht teneinde [geïntimeerde] inzicht te geven in de omvang van de kosten. [geïntimeerde] heeft betwist de verhoging aan Capital verschuldigd te zijn, gelet op het tijdstip dat Capital het overzicht heeft verstrekt.
heeft in deze kwestie het gelijk aan zijn zijde. Het bepaalde in artikel 7:261 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek staat in de weg aan toewijzing van dit onderdeel van de vordering van Capital. Vast staat immers tussen partijen dat aan de verhoging van de c.v.-schoonmaakkosten geen overzicht als bedoeld in artikel 7:259 Burgerlijk Wetboek is voorafgegaan.
Op grond van bovenstaande overwegingen faalt grief 7.
De kantonrechter heeft de huurprijsvermindering toegepast vanwege
- lekkages die optrekkend vocht en schimmelvorming tot gevolg hebben gehad (het volgens de kantonrechter belangrijkste gebrek),
- een kapotte wc en
- een kapot raam in de deur van de woonkamer.
heeft (bij memorie van antwoord aanvullend) toegelicht dat de lekkages zich op drie plaatsen hebben voorgedaan, te weten in één van de slaapkamers naast de woonkamer, op de overloop op de bovenverdieping en op de slaapkamer boven. Later hebben niet functionerende douches bovendien lekkage in de woonkamer teweeggebracht. Hij heeft lekkages en andere klachten aan [Y] gemeld: per e-mail op 5 februari 2010, 9 juni 2010, 4 augustus 2011 en 11 april 2013 alsmede telefonisch. De acties van Capital waren niet toereikend. De schimmelvorming heeft zich uitgebreid en dat duidt erop dat de lekkages niet afdoende zijn verholpen. Ter ondersteuning van zijn betoog heeft [geïntimeerde] foto’s in het geding gebracht.
Capital heeft niet bestreden dat er klachten zijn geweest. Zij heeft enerzijds aangevoerd dat zij telkens naar behoren op de klachten heeft gereageerd en bovendien heeft zorg gedragen voor de reguliere controle en het reguliere onderhoud. Ter ondersteuning van die stelling heeft Capital een lijst van de door haar uitgevoerde werkzaamheden in het geding gebracht. Ook heeft zij erop gewezen dat een huurbetaling van € 1.000,- die was opgeschort in verband met onderhoudsklachten in augustus 2011 is voldaan. Zij meent daaruit te mogen afleiden dat ook [geïntimeerde] van mening was dat de toenmalige problemen waren verholpen. Capital heeft anderzijds betoogd dat de gebreken waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen geen huurprijsvermindering rechtvaardigen. De woning dateert uit 1929 en ook bij behoorlijk onderhoud valt te verwachten dat er af en toe klachten zijn, aldus Capital.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] weinig helder uiteengezet hoe de door hem opgesomde klachten over de woning zijn huurgenot hebben aangetast, terwijl de beelden op de foto’s evenmin veel zeggen. Het hof wil aannemen dat in de woning in de loop van de jaren 2009-2013 lekkages en andere gebreken zijn geweest en dat zich schimmelvorming heeft voorgedaan maar die vaststellingen zijn ontoereikend om te aanvaarden dat het huurgenot van [geïntimeerde] zodanig is aangetast geweest dat daarbij past te kiezen voor huurprijsvermindering. In het bijzonder houden de stellingen van [geïntimeerde] niets althans onvoldoende in over de bruikbaarheid en het gebruik van de gehuurde woonruimte, zodat [geïntimeerde] het hof in zover niet in staat heeft gesteld zich daarvan een beeld te vormen. Ook valt zijn betoog dat moet leiden tot huurprijsvermindering vanaf 1 juli 2010 moeilijk in overeenstemming te brengen met zijn betoog dat Capital hem niet in staat heeft gesteld om huurprijsaanpassingen door te berekenen aan zijn onderhuurders. Het hof moet immers naar aanleiding van dat laatste betoog aannemen dat hij de door hem bepleite huurprijsvermindering niet heeft doorgegeven aan zijn onderhuurders. Dat overtuigt niet.
Bovenstaande overwegingen voeren het hof tot de conclusie dat de grieven 9 en 10 slagen. In zover kan het vonnis van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof zal [geïntimeerde] veroordelen om de verschuldigde huur aan Capital te betalen. De restitutievordering die betrekking heeft op door Capital aan [geïntimeerde] terugbetaalde huur, is eveneens voor toewijzing vatbaar.
5.Slotsom
De behandeling van grief 5 is uitgesteld.
Grief 7 faalt.
Grieven 9 en 10 slagen.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. Beslissing
uiterlijk op28 januari 2014 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode maart en april 2014 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;