Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in 2000 met de vrouw is gehuwd, heeft op 30 mei 2013 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2013. De vrouw heeft op 16 juli 2013 een verweerschrift ingediend. De man verzoekt de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te verlagen naar nihil, of in ieder geval naar een bedrag dat het hof juist acht. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De feiten zijn als volgt: partijen zijn op 25 januari 2005 gescheiden en hebben twee kinderen. De man heeft een inkomen van € 1.900,- bruto per maand en ontvangt een bonus van € 400,-. De vrouw vormt met de kinderen een eenoudergezin. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en geconcludeerd dat de man met ingang van 1 januari 2012 in staat moet worden geacht een bijdrage van € 68,- per maand te betalen, en met ingang van 1 maart 2013 van € 182,- per maand. Het hof houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en de helft van de woonlasten van de man.
De man heeft ook schulden, maar het hof oordeelt dat deze geen voorrang hebben op de onderhoudsverplichting jegens de kinderen. De man heeft niet aangetoond dat de aflossingen op zijn schulden voorrang dienen te hebben. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding over de periode vanaf 1 januari 2012, en bepaalt de nieuwe bijdragen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 24 december 2013.