Uitspraak
1.[appellant sub 1],
[appellant sub 2],
mr. drs. R.P. Heerente Leiden,
mr. H.G. Tienstrate Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ibetogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de intentieverklaring, onder andere door eigenmachtig – zonder de instemming van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] – de onder 3.4 bedoelde praktijkruimte te sluiten en de samenwerking tussen partijen feitelijk te beëindigen, dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op deze grond bevoegdelijk de nakoming van hun verplichtingen tegenover [geïntimeerde] uit de overeenkomsten van geldlening hebben opgeschort en dat [geïntimeerde] hierdoor in schuldeisersverzuim is gekomen met de nakoming van haar verplichtingen tegenover eerstgenoemden. Zij kan daarom, volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2], wegens het ontbreken van verzuim en een (opeisbare) verplichting tot nakoming aan hun zijde, geen aanspraak maken op betaling door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening. Met
grief IIIbetogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het in de gegeven omstandigheden, waaronder – opnieuw – het eigenmachtige stopzetten van de samenwerking tussen partijen door [geïntimeerde], naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tot enige betaling aan [geïntimeerde] uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening zouden zijn gehouden. Bij de beoordeling van beide grieven is het volgende van belang.
grieven II en IV, zodat deze grieven verder onbesproken blijven. Hetzelfde geldt met betrekking tot hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ter toelichting op hun andere grieven nog hebben aangevoerd voor zover dat hierboven niet afzonderlijk besproken is.
4.Beslissing
in conventiegewezen; en,
in reconventiegewezen;