In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, die in dienst was bij Pronk Import B.V., recht heeft op structurele cao-salarisverhogingen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. De appellant is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vordering tot betaling van achterstallig loon werd afgewezen. De appellant stelt dat hij recht heeft op de cao-loonsverhogingen zoals overeengekomen in het Principeakkoord tussen Pronk en FNV Bondgenoten. De kantonrechter had in zijn vonnis vastgesteld dat de cao van toepassing was, maar de appellant kreeg geen salarisverhogingen omdat Pronk stelde dat hij op basis van de cao geen recht had op deze verhogingen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de arbeidsovereenkomst van de appellant en de cao-bepalingen. Het hof oordeelt dat de uitleg van de cao-bepalingen in het voordeel van de appellant moet worden geïnterpreteerd. De cao voorziet in salarisverhogingen voor werknemers die zijn ingedeeld in functiegroepen, en de appellant valt onder deze regeling. Het hof concludeert dat de appellant recht heeft op de cao-loonsverhogingen, mits zijn salaris niet boven de maximum grens van de zorgtoeslag ligt. De vordering van de appellant wordt toegewezen, en hij krijgt de gelegenheid om een nieuwe berekening van zijn vordering in te dienen, rekening houdend met de cao-bepalingen.
De beslissing van het hof houdt in dat de appellant in de gelegenheid wordt gesteld om zijn berekening van de achterstallige loonbetalingen aan te passen, en dat Pronk hierop mag reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.