ECLI:NL:GHAMS:2013:4827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
6 januari 2014
Zaaknummer
200.091.181-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over tekortkomingen in reisovereenkomst tussen reisorganisatie en reiziger

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Vamonos Travels B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank Vamonos heeft veroordeeld tot betaling aan de reiziger, [geïntimeerden], van een aanzienlijk bedrag wegens tekortkomingen in de uitvoering van een reisovereenkomst. De reiziger had een reisovereenkomst gesloten met Vamonos voor een wereldreis door Afrika, die begon op 6 januari 2010 en zou eindigen op 7 maart 2011. Tijdens de reis heeft de reiziger verschillende klachten geuit over de geboden faciliteiten en de uitvoering van de reis, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst door de reiziger. Vamonos heeft in hoger beroep gesteld dat de tekortkomingen niet toerekenbaar waren en dat de reiziger geen recht had op restitutie of schadevergoeding.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de tekortkomingen van Vamonos niet zodanig waren dat deze de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de reiziger de overeenkomst opzegde, maar dat deze opzegging niet was gebaseerd op omstandigheden die aan Vamonos konden worden toegerekend. Hierdoor was de reiziger gehouden om de aanbetaling voor een vervolgreis naar de Seychellen te voldoen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de reiziger af, terwijl het de vordering van Vamonos toewijsde, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.091.181/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 452216/HA ZA 10-685
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 december 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAMONOS TRAVELS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1],

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden zonder vaste woon- of verblijfplaats,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen zullen hierna Vamonos en [geïntimeerden] genoemd worden.
Vamonos is bij dagvaarding van 8 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector civiel recht, van 9 maart 2011, onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerden] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Vamonos als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Vamonos heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerden] integraal zal afwijzen voor zover die in eerste aanleg zijn toegewezen en hem zal veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 54.145,00, dan wel subsidiair
€ 29.750,00, althans een door het hof te bepalen bedrag, inclusief 19% BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot en met de dag van de voldoening, en hem tevens zal veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 21.264,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ook te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot en met de dag van de voldoening, met verwijzing van [geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerden] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van Vamonos in het hoger beroep, dan wel verwerping van de grieven en bekrachtiging van het vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Vamonos in de kosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van een of meer van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang gaat het om het volgende.
1. Vamonos is een reisbureau dat onder meer is gespecialiseerd in individuele
wereldreizen op maat naar Afrika, Latijns-Amerika, Azië en het Midden-Oosten.
2. [geïntimeerden] is begin januari 2010, met zijn twee minderjarige kinderen, vertrokken
voor een rondreis door het continent Afrika voor de duur van ruim één jaar. Voor het maken van deze reis heeft [geïntimeerden] een reisovereenkomst gesloten met Vamonos. Op basis van deze reisovereenkomst zou [geïntimeerden] tien bestemmingen van zijn geplande wereldreis bezoeken in de periode van 6 januari 2010 tot en met 7 maart 2011. De eerste bestemmingen van [geïntimeerden] waren de landen Oeganda en Rwanda.
3. [geïntimeerden] heeft ter voorbereiding op de reis een word-document opgesteld dat
leidend was voor de planning van de reis door Vamonos (hierna: het word-document).
In het word-document staat onder meer, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(...) Day 4 (...) Transfer Ngamba Island (...)
After een early lunch staat allereerst de forest walk met chimpansees gepland.
Taking Care of en Alternative kids! (...)
Day 5(...) Jinja (...)
Overnight: Jinja Nile Resort Triple + Extra Bed — Nilefacing (...)
Day 8 (...) Jinja — Transfer Masindi
Overnight: Masindi Hotel — Family Room
Day 10 (...) Masindi — Transfer Murchison Falls (...)
Overnight: Nile Safari Lodge (...)
Nile Safari Lodge Activities: (arrange with guide)
(...)
Wildlife Drives: (Inclusive)
Walking Trails: (Inclusive)
Village Walks: (Inclusive)
(...)”.
4. Vamonos heeft ten behoeve van de door [geïntimeerden] geplande reis een
overeenkomst opgesteld gedateerd 9 november 2009, welke niet is ondertekend. Deze
overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Overeenkomst tussen Vamonos Travels en de Familie [geïntimeerden] betreffende de
boekingsvoorwaarden van de Wereldreis van familie [geïntimeerden], Etappe I + II.
(...)

3. Annuleringskosten

In het geval van annulering door de familie [geïntimeerden] zijn de kosten van annulering gelijk aan de (aan)betaalde bedragen als boven genoemd. Hierbij wordt er van uitgegaan dat alle volgens bovenstaand schema verschuldigde (aan)betalingen daadwerkelijk zijn betaald. (...)”.
5. Naar aanleiding van het word-document en veelvuldig overleg heeft Vamonos
reisbescheiden opgesteld voor [geïntimeerden] In een reisvoorstel gedateerd 4 december 2009 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(...) Inbegrepen bij de reissom:
• (...)
• Transport per 4x4 busje (met voldoende ruimte voor bagage) op prive-basis, vanaf
dag 5 t/m dag 60. (...)
• Gids en chauffeur op privébasis (...)
• Baby-sitter en activiteiten voor de kinderen (...)”.
6. In een offerte gedateerd 5 januari 2010 is, voor zover hier relevant, het navolgende opgenomen:
Excursies
day place excursion
(...)
dag 4 Ngamba Island adults: Forest Walk chimps /children: activities with rangers
(...)
dag 10 Murchison Falls boat trip (...)
dag 11-13 Murchison Falls gamedrives/ walking trails / village walks
(...)
dag 15 Kibale NP adults: chimps / children: activities with
rangers (...)
(...)
Dag 17 Kibale NP whole day excursion (5am —9 pm) Chimp
Habituation Experience/ children: Activities and babysitting during these hours (...)”
7. In de periode van 8 januari 2010 tot en met 16 januari 2010 hebben diverse
e-mailwisselingen plaatsgevonden tussen [geïntimeerden] en Vamonos waarin [geïntimeerden]
klachten uit over het verloop van de reis in Oeganda.
8. Bij fax van 19 januari 2010 heeft de advocaat van [geïntimeerden] aan Vamonos onder meer het volgende bericht:
“(...) Tot mij wendden zich de heer en mevrouw [geïntimeerde sub 2] Zij hebben bij u een reisovereenkomst afgesloten voor onder meer Rwanda en Uganda.
Zij zijn nu bezig met die reis. Helaas hebben zij reeds meermalen moeten constateren dat de in de overeenkomst toegezegde faciliteiten hetzij niet aanwezig zijn, hetzij niet conform de overeenkomst zijn. Ondanks voortdurende aanmaningen en ingebrekestellingen van de heer [geïntimeerde sub 1] treedt geen enkele verbetering op
Cliënten zien dan ook geen andere mogelijkheid dan de overeenkomst per heden te
ontbinden wegens ernstige tekortkomingen van Vamonos (...)”.
9. Bij brief van 10 februari 2010 heeft Vamonos aan [geïntimeerden], voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:
“(...) 2b) de auto.
(...)
De genoemde chauffeur en gids zijn in Afrika vrijwel altijd een en dezelfde persoon. (...)
2c) de kinderopvang.
In het 4 uur durende gesprek na aankomst met onze lokale agent is de kinderopvang tijdens activiteiten die jullie zonder kinderen zouden gaan ondernemen tot in detail doorgesproken. Voor 10 januari stond er voor jullie een forest walk naar de chimps ingepland en voor de kinderen “activiteiten”. Afgesproken tijdens het gesprek met onze agent is dat de kinderen achter zouden blijven bij de staff van het Ngamba Island Camp en dat de staff met hen een bezoek zou brengen aan het plaatselijke Education Centre.
Voor 19 januari stond geen kinderopvang ingepland. Toch is met de agent afgesproken dat de rangers met de kinderen ook een korte wandeling door het bos zouden maken en dat verder de chauffeur op hen zou passen. Dit is gebeurd volgens afspraak. (...)”.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerden] vorderde in conventie in eerste aanleg - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Vamonos:
a. tot betaling van € 91.316,05, zijnde de aanbetaling voor niet genoten reisdagen,
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot aan de dag van
betaling;
b. tot betaling van € 9.980,09, zijnde schadevergoeding, vermeerderd met
wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot aan de dag van betaling;
c. tot betaling van € 4.000,00, zijnde de kosten van het arrangeren van
vervangende accommodatie alsmede telefoon- en internetkosten;
d. tot betaling van € 10.000,00 in verband met gederfd reisgenot;
e. tot betaling van € 3.501,36 voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met
wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot aan de dag van betaling;
f. tot kwijtschelding van alle eventuele betalingsverplichtingen van [geïntimeerden] aan
Vamonos in verband met facturen voor de overige reisbestemmingen;
g. tot betaling van de kosten van het geding, waaronder de beslagkosten en de
nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[geïntimeerden] legde hieraan - kort gezegd - ten grondslag dat de reisovereenkomst niet aan de verwachtingen voldeed die hij, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:507 lid 1 BW, op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben. De tekortkomingen van Vamonos in de uitvoering van de reisovereenkomst, zowel ieder voor zich als gezamenlijk, gaven [geïntimeerden] het recht de reisovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden en door deze ontbinding zijn over en weer ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan en heeft [geïntimeerden] schade geleden die Vamonos dient te vergoeden, aldus [geïntimeerden]
3.3.
Vamonos voerde gemotiveerd verweer en stelde - samengevat – het volgende. De
zorgvuldig voorbereide reis voldeed wel degelijk aan de verwachtingen die [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben. Indien de reis op sommige punten zou hebben afgeweken van hetgeen [geïntimeerden] daar in redelijkheid van mocht verwachten, geldt dat deze tekortkomingen van zo geringe betekenis zijn dat deze de ontbinding van de gehele reisovereenkomst niet rechtvaardigden. Wel kon [geïntimeerden] de reisovereenkomst opzeggen. De consequentie van het opzeggen van de overeenkomst zonder dat daarvoor een omstandigheid is aan te wijzen die aan Vamonos kan worden toegerekend betekent dat [geïntimeerden] geen recht heeft op restitutie van de reissom of vergoeding van schade.
3.3.
Vamonos vorderde in reconventie - na wijziging van eis - veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van € 21.264,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
14 januari 2010 tot aan de dag van betaling alsmede onmiddellijke ambtshalve opheffing van alle ten laste van Vamonos gelegde conservatoire beslagen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
3.4.
Vamonos legde hieraan - kort gezegd - ten grondslag dat zij, nu [geïntimeerden] de
reisovereenkomst heeft opgezegd, recht heeft op nakoming door [geïntimeerden] van de
verplichtingen die voortvloeien uit de reisovereenkomst tot de datum van opzegging, te weten 19 januari 2010.
3.5.
[geïntimeerden] voerde gemotiveerd verweer en betwistte dat een reisovereenkomst tussen partijen tot stand was gekomen in de vorm die Vamonos stelde. Voorts voerde [geïntimeerden] aan dat hij de (gestelde) reisovereenkomst niet heeft opgezegd, maar ontbonden en dat deze ontbinding gerechtvaardigd was. Op de datum van de (gestelde) opzegging stond volgens [geïntimeerden] bovendien geen opeisbare vordering open. Daarnaast voerde [geïntimeerden] aan dat Vamonos geen kosten heeft gemaakt zodat zij deze kosten op grond van de redelijkheid en billijkheid niet kan claimen, dat voordeelstoerekening moet plaatsvinden en dat de (gestelde) kosten moeten worden verrekend met de vorderingen die [geïntimeerden] op Vamonos heeft.
3.6.
De rechtbank heeft in conventie Vamonos veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 92.816,05 en haar tevens veroordeeld in de kosten van het beslag, aan de zijde van [geïntimeerden] tot dan begroot op € 2.264,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2010, met verwijzing van Vamonos in de kosten van de procedure, met nakosten en rente, en in reconventie de vorderingen van Vamonos afgewezen, met veroordeling van haar in de proceskosten.
3.7.
De rechtbank heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de reis op een tweetal punten, te weten de gebruikte minivan en de kinderopvang, niet voldeed aan hetgeen [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst mocht verwachten en dat op die punten sprake was van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Vamonos. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat die tekortkomingen, gelet op de bijzondere aard van de reis, de omvang van de reis en het aantal genoten reisdagen, de ontbinding van de reisovereenkomst niet konden rechtvaardigen, maar wel dat sprake is van een opzegging van de reisovereenkomst door [geïntimeerden] die wegens niet aan [geïntimeerden] toe te rekenen omstandigheden hem het recht gaven op teruggave van een evenredig deel van de reissom, te weten de bedragen die gemoeid zijn met de niet door [geïntimeerden] genoten reisdagen. De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat ten aanzien van een zevental andere klachten van [geïntimeerden] niet kan worden gezegd dat de reis niet voldeed aan hetgeen [geïntimeerden] redelijkerwijs mocht verwachten op grond van de reisovereenkomst en dat op die punten geen sprake is van toerekenbare tekortkomingen van Vamonos.
3.8.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Vamonos met haar grieven op.
3.9.
Met
grief Ibetoogt Vamonos dat de rechtbank heeft verzuimd vast te stellen dat partijen een overeenkomst hebben gesloten die Vamonos recht geeft op betaling voor haar werkzaamheden, los van de tussen partijen gesloten reisovereenkomst.
In haar toelichting merkt Vamonos op dat haar werknemers zich voor [geïntimeerden] fulltime hebben bezig gehouden met deze bijzondere opdracht waardoor zij andere opdrachten mis begon te lopen. Zij stelt voorts dat partijen hebben afgesproken dat Vamonos voor deze bijzondere werkzaamheden zou worden betaald. Er is daarom volgens haar een redelijke vergoeding daarvoor verschuldigd. In dit verband verwijst Vamonos naar de door [geïntimeerden] in eerste aanleg overgelegde productie 13, zijnde een emailwisseling tussen [geïntimeerden] en Vamonos, inhoudend als de op 18 november 2009 gedane uitlating van de heer [L.] van Vamonos aan [geïntimeerden]:
“Ik wil hoe dan ook een (aan)betaling ontvangen voor al het werk dat is verricht voor de periode na 2011. Dit is veel verder gegaan dan het normale offertewerk en als we hier niets over afspreken komt het risico van annulering geheel bij ons te liggen.”
Tevens verwijst Vamonos naar productie 14 bij de memorie van grieven, zijnde een email van Vamonos aan [geïntimeerden] en inhoudend:
(…) Zoals overeengekomen zou ik waar we het over hebben gehad nog even op papier zetten en naar je mailen.
1 Wanneer jullie om de een of andere reden onverhoopt toch niet boeken ontvangt Vamonos een vergoeding voor al het werk dat wij de afgelopen 8 maanden voor jullie hebben gedaan. We hebben het tot op dit moment over honderden mails en telefoongesprekken alsmede over de meer dan duizend geproduceerde documenten in de vorm van gedetailleerde van dag-tot-dag offertes voor een reis zich uitstrekkend over 8 jaar. De vergoeding bedraagt volgens onze afspraak minimaal € 25000. (…).
Ook stelt Vamonos op grond van artikel 7:405 lid 2 BW recht op vergoeding van die werkzaamheden te hebben, nu deze werkzaamheden (het hof begrijpt:) los moeten worden gezien van hetgeen gebruikelijk aan werkzaamheden wordt verricht bij het sluiten van een reisovereenkomst. Vamonos begroot die vergoeding op € 45.500,- exclusief BTW en € 54.145,- inclusief BTW, uitgaande van een uurtarief van € 35,- exclusief BTW en gemiddeld twee uur werk per uitgebrachte offerte. Subsidiair vordert Vamonos € 25.000,- exclusief BTW en € 29.750,- inclusief BTW.
3.10.
Het hof overweegt als volgt. Vamonos heeft niet eerder in deze procedure vergoeding gevorderd van de werkzaamheden die hier aan de orde zijn, zodat het hof begrijpt dat Vamonos haar eis in hoger beroep op dit punt heeft vermeerderd. [geïntimeerden] heeft zich tegen deze vordering gemotiveerd verweerd en onder meer naar voren gebracht dat de reisovereenkomst geen aparte voorziening inhield voor een recht op een dergelijke vergoeding, anders dan in geval van een volledige annulering voor aanvang van de reis wegens oorzaken in de risicosfeer van [geïntimeerden], en dat deze situatie zich niet heeft voorgedaan. Het hof is van oordeel dat in de hiervoor genoemde producties, noch overigens een aanwijzing kan worden gevonden voor een overeenkomst tussen partijen die Vamonos recht gaf op de gevorderde vergoeding van kosten in verband met voor [geïntimeerden] verrichte werkzaamheden, anders dan in het geval van een annulering voor vertrek. Van een annulering voor vertrek is echter geen sprake geweest. Bij die stand van zaken moet de stelling dat [geïntimeerden] aan Vamonos loon verschuldigd was op grond van artikel 7:405 BW ook worden verworpen, omdat de kosten voor dergelijke werkzaamheden geacht moeten worden te behoren tot de gebruikelijke (kantoor)kosten van een reisorganisatie in het kader van het offreren en voorbereiden van (individuele) reizen dan wel te zijn begrepen in de reissom die Vamonos aan [geïntimeerden] in rekening bracht. Dit brengt mee dat de grief faalt en de desbetreffende vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
3.11.
Grief IIhoudt in dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden door artikel 7:503 BW ambtshalve toe te passen. [geïntimeerden] heeft volgens Vamonos verzuimd opzegging op de voet van artikel 7:503 BW aan de vordering ten grondslag te leggen, en heeft expliciet volgehouden dat van opzegging géén sprake is.
3.12.
De grief faalt. Niet gebleken is dat [geïntimeerden] zijn vordering uitsluitend beoordeeld wenste te zien op basis van een beroep op ontbinding van de reisovereenkomst en niet op grond van opzegging daarvan. In paragraaf 3.20 van de dagvaarding heeft [geïntimeerden] immers met zoveel woorden naar voren gebracht dat hij op 19 januari 2010 heeft besloten de overeenkomst met Vamonos op te zeggen, terwijl voorts door [geïntimeerden] in hoger beroep is bevestigd dat ook opzegging van de overeenkomst een grondslag van de vordering is. De rechtbank heeft dan ook terecht uit de vaststaande feiten en uit hetgeen door [geïntimeerden] naar voren was gebracht, kunnen en mogen afleiden dat hij die overeenkomst heeft willen beëindigen, hetzij op grond van ontbinding, hetzij door opzegging. Dat in de fax van 19 januari 2010 namens [geïntimeerden] aan Vamonos te kennen is gegeven dat [geïntimeerden] de overeenkomst per die datum ontbond, doet daaraan niet af.
3.13.
Grief IIIstrekt ten betoge dat de rechtbank heeft verzuimd vast te stellen dat Vamonos met [geïntimeerden] is overeengekomen dat bepaalde delen van de reis niet vooraf konden worden gepland en in het verlengde daarvan ten onrechte heeft geconcludeerd dat Vamonos toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de reisovereenkomst. Vamonos was niet verantwoordelijk voor de kinderopvang op 19 januari 2010 en [geïntimeerden] mocht ook niet verwachten dat Vamonos daarvoor verantwoordelijk was, aldus Vamonos. Ter toelichting op de grief stelt Vamonos dat zij uitdrukkelijk aan [geïntimeerden] heeft aangegeven dat het niet mogelijk was om op bepaalde plekken, zoals bij de Nile Safari Lodge in Murchison Falls (in het noordwesten van Oeganda), alles van tevoren te regelen. Zij verwijst in dat verband naar het word-document en de offerte van 5 januari 2010, waaruit zulks zou blijken en benadrukt dat dit op die locatie uitdrukkelijk anders was dan in het Kibale National Park [NP] (in het zuidwesten van Oeganda), waar kinderopvang wel van tevoren geregeld kon worden. In het bijzonder geldt volgens Vamonos dat volgens het reisprogramma de familie op dag 12 en 13 bij Murchison Falls bij elkaar zou blijven, terwijl [geïntimeerden] eigenhandig en bewust van dit programma is afgeweken en een intensieve chimpansee excursie is gaan maken die niet geschikt was voor de kinderen, en zelf de kinderen een alternatieve activiteit heeft laten ondernemen. Vamonos was niet verantwoordelijk voor het omboeken van het programma door [geïntimeerden] Al zou dit anders zijn dan nog is het ontbreken van kinderopvang voor de duur van twee en een half uur geen toerekenbare tekortkoming, noch kan op grond daarvan worden gezegd dat een reis die een geheel jaar zou gaan duren niet aan de verwachtingen voldoet als bedoeld in artikel 7:503 BW. In een land als Oeganda is het immers maar beperkt mogelijk de ene activiteit perfect te laten aansluiten op de andere. Dit alles aldus Vamonos. Tot slot wordt uitdrukkelijk door Vamonos betwist dat een gevaarlijke situatie voor de kinderen is ontstaan.
3.12.
Grief IVhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat Vamonos toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de reisovereenkomst, omdat zij [geïntimeerden] gebrekkig heeft geïnformeerd over het feit dat de gids en de chauffeur dezelfde persoon zijn. Als toelichting op de grief brengt Vamonos naar voren dat in verband met de grote hoeveelheid bagage waarmee [geïntimeerden] reisde, in overleg is gekozen voor een minivan. Er is volgens Vamonos niet afgesproken dat de gids en de chauffeur altijd verschillende personen zouden zijn, maar wel dat op bepaalde dagen een aparte gids met de familie zou meereizen naast de chauffeur. [geïntimeerden] wist dat ook. Om [geïntimeerden] ter wille te zijn heeft Vamonos meegewerkt aan kosteloze vervanging van de minivan door een (Toyota) Landcruiser Extended, zo betoogt zij.
3.13.
Ten aanzien van
de grieven III en IVstelt het hof in lijn met de rechtbank - in het bestreden vonnis onder 4.5 - het volgende voorop. Tussen [geïntimeerden] en Vamonos zijn afspraken gemaakt over de invulling en het verloop van een reis door Oeganda. Vamonos dient zich in beginsel aan deze afspraken te houden. Inherent aan een reis naar een (tropisch) ontwikkelingsland als Oeganda, en zeker deze langdurige reis op individuele basis die door [geïntimeerden] zelf in samenspraak met Vamonos was ingevuld, is echter dat niet alle omstandigheden van tevoren zijn te voorzien. Van reizigers naar een dergelijk land, maar zeker ook van [geïntimeerden], die zoals hij zelf aan Vamonos heeft laten weten, een ervaren reiziger is, mag dan ook in dat verband en mede gezien zijn keuze voor een dergelijke bestemming, worden verwacht dat hij met - het zich voordoen van - onvoorziene omstandigheden rekening houdt en daartoe ook bereid is en mag voorts een zekere mate van flexibiliteit en zelfredzaamheid verwacht worden indien hij met dergelijke omstandigheden wordt geconfronteerd, ook al zou hij (zoals [geïntimeerden] stelt) vooraf niet uitdrukkelijk door Vamonos met zoveel woorden erop zijn gewezen dat zich bij de reis onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen. Het feit dat sommige dingen anders lopen dan vooraf gepland ligt besloten in de aard van de reis en de bestemming waarvoor [geïntimeerden] heeft gekozen en levert naar het oordeel van het hof dan ook zeker niet in alle omstandigheden een tekortkoming van Vamonos in de nakoming van de overeenkomst op. Of er een dergelijke tekortkoming is dient te worden beoordeeld aan de hand van de bijzondere omstandigheden van het geval alsmede het handelen of nalaten van [geïntimeerden] zelf en van Vamonos, waarbij de inspanningen die zij zich heeft getroost om bij het zich voordoen van zulke onvoorziene omstandigheden dit rekening houdend met de wensen van [geïntimeerden] op te lossen van belang zijn.
3.14.
[geïntimeerden] heeft gesteld dat de reis niet “kids proof” was ingestoken door Vamonos. Hij heeft in dat verband het volgende naar voren gebracht. De op 16 januari 2010 geplande boottocht en de op 17 januari 2010 geplande game drives waren niet geschikt voor kinderen. Immers de boottocht op 16 januari 2010 vond plaats op een boot waar het gebruik van alcoholische dranken was toegestaan en vooraf heeft de lokale agent [geïntimeerden] niet geïnformeerd dat het zou gaan regenen, waardoor de kinderen (geheel) zijn natgeregend. De game drives op 17 januari 2010 waren voor de kinderen te inspannend en te lang. Daarnaast functioneerde de airco toen slecht waardoor de game drives wegens de warmte voortijdig moesten worden afgebroken. Toen [geïntimeerden] op 19 januari 2010 een chimpansee tracking ging maken, zouden voor de kinderen passende vervangende activiteiten en volledige oppas geregeld worden. Achteraf bleek dat slechts een één uur durende boswandeling geregeld was voor de kinderen en dat zij twee en een half uur lang in de minivan, zonder airconditioning met buiten 35 graden Celsius, op hun ouders hebben moeten wachten, terwijl de gids/chauffeur die als oppas fungeerde het grootste gedeelte van de tijd heeft geslapen. Dit was een gevaarlijke situatie aldus [geïntimeerden] en bovendien hebben de kinderen weinig plezier beleefd aan deze vakantiedag. [geïntimeerden] wijst erop dat hij niets lokaal heeft geboekt. De agent ter plaatse heeft bepaalde activiteiten voor de eerste twintig dagen omgeboekt en [geïntimeerden] mocht er volgens hem van uitgaan dat de kinderopvang die voor deze activiteiten was geregeld automatisch mee zou worden gewijzigd. Er is ook voor professionele kinderopvang betaald, aldus [geïntimeerden] Hij heeft ten slotte naar voren gebracht dat hij op 18 januari 2010 nog met Vamonos heeft gebeld om de zorg uit te spreken of de kinderopvang op 19 januari 2010 wel goed geregeld was en dat Vamonos heeft toegezegd dit onder de aandacht te brengen van de agent.
3.15.
Het hof overweegt als volgt. Dat op een boot alcohol mag worden gedronken en het tijdens de bootreis onaangekondigd gaat regenen, brengt niet zonder meer mee dat sprake is van een boottocht die niet geschikt is voor kinderen. Wat betreft het bezwaar tegen de lengte van de game drives - in dat verband is de klacht dat deze voortijdig werden afgebroken minder voor de hand liggend - geldt dat niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerden] ter zake enig initiatief heeft ontplooid dat er toe had kunnen leiden dat deze een in verband met het uithoudingsvermogen van de kinderen voor hem acceptabele duur hadden. Dat de reis niet “kids proof” was ingestoken kan, opnieuw mede in aanmerking genomen de aard van die reis en de plaats(en) waar deze werd ondernomen, op grond van deze omstandigheden dan ook niet worden gezegd en daarin kunnen dus geen tekortkomingen van Vamonos worden gezien. [geïntimeerden] heeft verder niet weersproken dat volgens het reisprogramma op dag 15 en 17 twee chimpansee trekkings gepland stonden in Kibale NP, waarbij voor (volledige) kinderopvang zou worden gezorgd. Ook heeft hij verklaard te hebben ingestemd met een voorstel van de lokale agent in plaats daarvan een chimpansee trekking te doen op dag 13 (19 januari 2010) in Murchison Falls. [geïntimeerden] heeft gesteld te hebben verwacht dat ook de kinderopvang, behorende bij een chimpansee trekking in Kibale NP zou worden omgeboekt, in die zin dat die opvang in Murchison Falls precies zo zou zijn geregeld als in Kibale NP. Nu echter volgens het programma op 19 januari 2010 in Murchison Falls géén kinderopvang stond gepland, had het op de weg van [geïntimeerden] gelegen, alvorens akkoord te gaan met de voorgestelde verandering van het programma, zich ervan te verzekeren dat toen en daar voor de kinderen een zodanig vervangend programma en kinderopvang was geregeld, dat dit zijn goedkeuring kon wegdragen. Weliswaar heeft [geïntimeerden] op 18 januari 2010 Vamonos gebeld om de zorg uit te spreken of kinderopvang goed geregeld was, maar niet gesteld of gebleken is dat Vamonos [geïntimeerden] heeft toegezegd dat dit het geval zou zijn op eenzelfde wijze als in Kibale NP of dat zij zelf dit zo zou regelen, nog daargelaten de vraag of Vamonos tot dat laatste op een dergelijk korte termijn en op zodanige afstand in staat was. Evenmin is gesteld of gebleken dat de plaatselijke agent van Vamonos met zoveel woorden een dergelijke toezegging aan [geïntimeerden] heeft gedaan. Anderzijds staat wel vast dat tijdens de chimpansee trekking van [geïntimeerden] in Murchison Falls wel degelijk een alternatief programma voor de kinderen is geregeld en dat deze op geen enkel moment zonder begeleiding/opvang zijn geweest. Dat dit alternatieve programma, te weten een boswandeling van een uur, en deze opvang, te weten door de gids/chauffeur, door [geïntimeerden] achteraf onbevredigend werd geacht, kan Vamonos onder deze omstandigheden niet worden tegengeworpen. Daarbij geldt dat niet is onderbouwd dat daadwerkelijk een gevaarlijke situatie voor de kinderen is ontstaan of - zoals [geïntimeerden] het stelt - dat dit vreselijke gevolgen had kunnen hebben. Het enkele feit dat de kinderen onder tropische temperaturen in een busje op hun ouders hebben moeten wachten is daarvoor geen grond. De kinderen waren immers daarbij wel degelijk onder begeleiding en dat het 35 graden was, zoals [geïntimeerden] stelt, is naar algemeen bekend is in Oeganda zeker niet uitzonderlijk en dus inherent aan de door [geïntimeerden] zelf gekozen reisbestemming. De conclusie is dat op deze punten geen tekortkomingen van Vamonos kunnen worden vastgesteld die meebrachten dat de reis niet voldeed aan hetgeen [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst mochten verwachten. Grief III slaagt.
3.16.
Met betrekking tot grief IV die ziet op de minivan geldt het volgende. Niet in geschil is dat [geïntimeerden] zelf voor een minivan heeft gekozen. De kern van het verwijt dat [geïntimeerden] Vamonos op dit punt maakt is dat hij bij goede voorlichting door Vamonos over de omstandigheid dat de gids en de chauffeur dezelfde persoon zouden zijn niet zou hebben gekozen voor een minivan (met voldoende ruimte en zitplaatsen) maar voor een terreinwagen. [geïntimeerden] stelt er in dat verband van uit gegaan te zijn dat er zowel een gids en een chauffeur zouden meereizen.
3.17.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Met betrekking tot de keuze voor een minivan was volgens de stellingen van [geïntimeerden] met name de ruimte in de auto het zwaarst wegende argument. Dit blijkt ook uit de email (prod. E6 bij inleidende dagvaarding) van 14 januari 2010 van [geïntimeerden] aan Vamonos, voor zover hier van belang inhoudend (met onverbeterde taalfouten):
“Prima dat het(het hof begrijpt: de gids/chauffeur)
één persoon is maar één van de redenen om voor een Mini VAN te kiezen was dat er in de offertes duidelijk is opgenomen dat het over één Gids en één Chauffeur ging. Dit zijn dus twee volwassen plaatsen voorin in één Auto. Nu blijkt dat het over fysiek één persoon gaat veranderd e.e.a. Twee kleine kinderen en één volwassene kunnen wél op de achterbank mits er in de bagage ruimte is voldoende plaats is (verlengde Landcruiser). Een Mini VAN bied hier in Uganda geen extra ruimte omdat deze VAN vol met banken en stoelen zit. (…).
Uit het antwoord in reconventie van [geïntimeerden], waarin verwezen wordt naar een email van 22 november 2009 waarin de volgende opmerking is weergegeven:
“Opmerking 2: voor alle beschreven Vervoer + Chauffeur (+ Evt. Gids) in de Offertes:
-Voldoende zitruimte voor 5-6 Personen (1 Chauffeur + (Evt. Gids) + 3 Personen achter, 1 Persoon voor (afhankelijk van ofdat er een gids meerijdt) of daar waar een gids meerijdt, 1 extra zitplaats achter.”, valt vervolgens af te leiden dat [geïntimeerden] er zelf niet van uit ging dat er voortdurend een gids met hem zou meereizen. Dit was door [geïntimeerden] ook niet aan Vamonos opgegeven in zijn aanvankelijke wensenlijst als per email verzonden aan Vamonos op 5 maart 2009. Daarin staat immers vermeld: “
Wat willen we wel? (…) 2. Privé rondreis (Engelstalige chauffeur/gids)”.Op de laatste pagina van het reisvoorstel van 4 december 2009 staat weliswaar vermeld dat een gids en een chauffeur bij de reissom zijn inbegrepen, maar niet dat voortdurend een aparte gids met [geïntimeerden] zou meereizen. Nu in de reis ook diverse rustdagen en studiedagen voor de kinderen waren inbegrepen lag dit ook minder voor de hand. Gelet op de specifieke wens van [geïntimeerden] voor een minivan als reiswagen in verband met de ruimte, kan Vamonos niet worden verweten dat zij niet uitputtender aan [geïntimeerden] heeft voorgehouden dat niet op alle routes een gids en een chauffeur zouden meereizen zodat het wellicht in verband met beschikbare ruimte toch wenselijker voor hem zou zijn voor een terreinwagen/jeep te kiezen. Dit lag ook te minder voor de hand nu volgens het reisprogramma op meerdere dagen van de reis wel een aparte (lokale) gids zou meereizen. Op die dagen zou dan immers alsnog een ruimteprobleem ontstaan. Vamonos mocht er bovendien van uit gaan dat [geïntimeerden] zijn keuze voor de minivan weloverwogen had gemaakt, nu [geïntimeerden] met betrekking tot de invulling van de reis zeer veel eigen initiatief aan de dag had gelegd, onder meer blijkend uit het word-document en eerdergenoemde email van 5 maart 2009 met de wensenlijst en zoals gezegd een ervaren reiziger was. Met betrekking tot de minivan kan dan ook ten hoogste worden gezegd dat [geïntimeerden] bij nader inzien tot de conclusie is gekomen dat de keuze voor een minivan minder gelukkig was nu van ruimtegebrek onvoldoende sprake was. Deze onverwachte omstandigheid is door [geïntimeerden] vervolgens per email en telefoon aan Vamonos gecommuniceerd op respectievelijk 8 en 11 januari 2010. Vamonos heeft zich vervolgens ingespannen ander vervoer in de vorm van een Landcruiser voor [geïntimeerden] te organiseren, hetgeen op 17 januari 2010 zijn beslag heeft gekregen en - vanwege een door [geïntimeerden] nader geuite wens dat dit een Landcruiser Extra Extended moest zijn, die echter niet zonder meerkosten beschikbaar was - op 20 januari 2010 zou resulteren in het kosteloos vervangen van de minivan door een Landcruiser Extended. In aanmerking genomen de bijzondere omstandigheden van het geval - waaronder opnieuw begrepen de aard van de reis en de bestemming -, het handelen van [geïntimeerden] zelf en de inspanningen van Vamonos om de minivan te vervangen door de Landcruiser, kan niet worden gezegd dat op dit punt tekortkomingen van Vamonos kunnen worden vastgesteld die meebrachten dat de reis niet voldeed aan hetgeen [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst mochten verwachten. Grief IV slaagt ook.
3.18.
Vervolgens dient de vraag aan de orde te komen of de overige door [geïntimeerden] (bij inleidende dagvaarding, bij antwoord in reconventie, en vervolgens in de kern herhaald bij memorie van antwoord in hoger beroep) gestelde tekortkomingen van Vamonos bij de uitvoering van de reisovereenkomst tot een rechtsgeldige ontbinding hebben kunnen leiden, dan wel als niet aan [geïntimeerden] toe te rekenen omstandigheden bij de opzegging dienen te gelden, en meebrachten dat de reis niet aan de verwachtingen voldeed die [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mochten hebben, zodat Vamonos schadeplichtig is jegens [geïntimeerden]
3.19.
Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. De rechtbank heeft in de overwegingen 4.6 tot en met 4.23 en 4.27 tot en met 4.32 van het bestreden vonnis een en ander uitvoerig besproken en afgewogen. Het hof verenigt zich met die overwegingen en concludeert met de rechtbank dat die omstandigheden, noch op zichzelf, noch in samenhang met elkaar meebrachten dat de reis niet voldeed aan hetgeen [geïntimeerden] op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht verwachten. Op geen van de aangevoerde punten is gebleken van (toerekenbare) tekortkomingen van Vamonos. Voor een ontbinding van de reisovereenkomst was op grond daarvan, en op grond van de omstandigheden die het hof hiervoor heeft besproken, dan ook geen plaats. Met betrekking tot de subsidiaire grondslag van de vordering - de opzegging van de reisovereenkomst - moet de conclusie vervolgens luiden dat [geïntimeerden] deze op 19 januari 2010 heeft opgezegd, maar dat niet is gebleken van een opzegging wegens een niet aan [geïntimeerden] toe te rekenen omstandigheid. Dit brengt mee dat hij gehouden kan worden om Vamonos de schade te vergoeden die zij ten gevolge van de opzegging lijdt en dat hij geen recht heeft op teruggave of kwijtschelding van een (evenredig) deel van de reissom.
3.20.
Op dit laatste ziet ook
grief V. Deze behelst dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de niet getekende overeenkomst geen onderdeel uitmaakt van de tussen partijen geldende afspraken. In de toelichting op de grief stelt Vamonos dat partijen (conform artikel 3 van de conceptreisovereenkomst) zijn overeengekomen dat in geval van annulering door [geïntimeerden], de kosten van annulering gelijk zijn aan de aanbetaalde bedragen. Artikel 3 houdt overigens in, zo is hiervoor vermeld, dat er van wordt uitgegaan dat alle volgens het schema verschuldigde (aan)betalingen daadwerkelijk zijn betaald. Op het moment van de opzegging was [geïntimeerden] volgens Vamonos een aanbetaling verschuldigd voor de reis naar de Seychellen, ter hoogte van € 21.264,-. Volgens Vamonos is deze aanbetaling verschuldigd en dient deze alsnog te worden voldaan. Vamonos verwijst naar de onderbouwing van deze vordering in haar memorie van antwoord/eis in reconventie waar is gesteld dat de reis naar de Seychellen op 11 maart 2010 zou aanvangen, en dat dit bedrag aldus uiterlijk 8 weken tevoren, zijnde 14 januari 2010 aan Vamonos had dienen te zijn overgemaakt. Een voorbehoud zoals door [geïntimeerden] eenzijdig gemaakt dat aanbetaling ook 6 weken van te voren kon plaatsvinden, geldt volgens Vamonos niet.
In eerste aanleg heeft [geïntimeerden] zich tegen deze vordering als volgt verweerd.
a. Ten eerste stelt [geïntimeerden] dat geen overeenkomst (in die vorm) tussen partijen is overeengekomen, zodat op die grond de vordering zou moeten worden afgewezen.
b. Subsidiair stelt [geïntimeerden] dat de overeenkomst niet is geannuleerd (c.q. opgezegd) maar ontbonden, welke ontbinding gerechtvaardigd was.
c. Meer subsidiair stelt hij dat geen kosten voor annulering verschuldigd zijn omdat een betalingstermijn van uiterlijk 6 weken voor aanvang van vervolgreizen is overeengekomen, als gevolg waarvan op de datum van opzegging geen opeisbare vordering open stond.
d. Nog meer subsidiair stelt [geïntimeerden] dat Vamonos geen kosten heeft gemaakt voor de Seychellen reis zodat op grond van de redelijkheid en de billijkheid deze kosten van annulering niet geclaimd kunnen worden.
e. Uiterst subsidiair stelt hij dat een voordeelstoerekening zal moeten plaatsvinden en dat de kosten van annulering moeten worden verrekend met de vorderingen van [geïntimeerden] op Vamonos.
In hoger beroep heeft [geïntimeerden] op dit punt nog het volgende naar voren gebracht. De conceptovereenkomst van 9 november 2009 maakt geen deel uit van de tussen partijen geldende afspraken, nu deze niet is ondertekend, noch door de familie aanvaard. Verder is door de heer [L.] van Vamonos tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg gezegd dat deze conceptovereenkomst compleet achterhaald zou zijn door de afspraken die later zijn gemaakt, hetgeen als een gerechtelijke erkentenis moet gelden. Volgens [geïntimeerden] is de wel geldende afspraak overeengekomen bij de definitieve boeking begin december 2009 (prod. 3 Vamonos), inhoudend:
“De resterende betalingen zullen zoals besproken per reis telkens 8 weken voor vertrek worden overgeboekt. Daarbij moet gelden dat de betaling 6 weken voor aanvang bij Vamonos binnen zal zijn. Deze ruimte is nodig voor het geval dat er op het moment van de vervaldatum 8 weken voor aanvang mogelijk geen toegang is tot het internet om de betaling uit te voeren. Het streven is echter zoals afgesproken 8 weken voor vertrek.”Volgens [geïntimeerden] is deze afspraak herhaald in een email van 13 januari 2010 van hem aan Vamonos.
3.21.
Het hof overweegt als volgt.
Ad a en c. Ook indien wordt uitgegaan van de stellingen van [geïntimeerden] dat de conceptovereenkomst is achterhaald door latere afspraken omtrent de aanbetaling zoals hierboven vermeld geldt dat de tekst van die latere afspraken inhoudt dat (aan)betalingen telkens 8 weken van tevoren dienden te worden overgeboekt aan Vamonos, zoals was opgenomen in de conceptovereenkomst. In die latere afspraken is slechts nader gesproken over het feit dat een dergelijke betaling in elk geval binnen een termijn van 6 weken voor aanvang van het desbetreffende reisonderdeel bij Vamonos binnen diende te zijn, indien sprake was van een slecht functionerend internet. Dit volgt ook uit de email van [geïntimeerden] aan Vamonos van 8 januari 2010 (prod. E-4 inl. dagv.), inhoudend:
“Met betrekking tot de betalingen heb ik reeds aan [M.] doorgegeven dat wij ervoor zorgen deze bij jullie te zullen zijn tussen de 8 en 6 weken voor aanvang route. Dit heeft te maken dat er niet overal en en zeker niet overal een goede internet verbinding mogelijk is. (…) De betalingen komen binnen maar wij moeten er toch wel op kunnen vertrouwen dat in geval van een technisch probleem dit geen struikelblok mag opleveren en de reizen door jullie gewoon zijn geregeld. (…) Het kan dan ook niet meer zo zijn door een te late betaling als gevolg van onmogelijke toegang tot het internet om de betaling op tijd te doen een reis niet is geboekt. Dit zou tegen de afspraken in zijn.”
Ook wordt verwezen naar de emailwisseling die hieronder ad d. is opgenomen en waaruit blijkt dat [geïntimeerden] in elk geval al op 16 januari 2010 aan de bank had doorgegeven dat de aanbetaling voor de Seychellen reis moest worden gedaan. De conclusie is dan ook dat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan een en ander de betekenis moesten toekennen en redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten dat de aanbetaling voor de Seychellenreis op 14 januari 2010 verschuldigd was. Het verweer faalt.
Ad b. Uit hetgeen hiervoor in r.o. 3.19 is overwogen volgt dat [geïntimeerden] de reisovereenkomst heeft opgezegd wegens een aan hem toe te rekenen omstandigheid. Ook dit verweer kan niet slagen.
Ad d. Deze stelling stuit af op de inhoud van de emailwisseling van 14 en 16 januari 2010 (prod. E-6) die door [geïntimeerden] zelf in het geding is gebracht en inhoudt als verklaring van Vamonos op 14 januari 2010: “Aan de Seychellen hebben we echter alles al moeten betalen. Ik zou het dus op prijs stellen als je dit op korte termijn kan regelen.” [geïntimeerden] betwist dit niet en antwoordt hierop op 16 januari 2010: “De betalingen zijn doorgegeven aan de bank (…).”
Ad e. Nu de conclusie is dat [geïntimeerden] geen vordering op Vamonos heeft is voor enige verrekening als gevorderd geen plaats. Als onderbouwing van de gevorderde voordeelstoerekening heeft [geïntimeerden] naar voren gebracht dat Vamonos ondanks dat de overeengekomen vluchten op basis van business class zouden plaatsvinden, economy class is geboekt. [geïntimeerden] verwijst naar een factuur van 20 november 2009 ad € 23.967,50 met een vluchtenschema als bijlage (prod E-25) en een email van Vamonos aan [geïntimeerden] van 19 januari 2010 (prod. E-26) waaruit volgt dat voor 11 maart 2010 een economy vlucht is geboekt van Kigali naar Nairobi. Het hof kan [geïntimeerden] hierin niet volgen. Immers de betreffende factuur ziet blijkens de inhoud en bijlage niet specifiek op de Seychellenreis, maar op een veelheid van vluchten in de periode 6 januari 2010 tot en met 6 november 2010 vanuit India naar Afrika en vervolgens naar diverse Afrikaanse bestemmingen. In de bijlage is de vlucht Kigali-Nairobi op 11 maart 2010 niet opgenomen, maar een vlucht Entebbe-Nairobi. Kennelijk heeft er dus een wijziging in het reisschema plaatsgevonden. Overigens blijkt ook uit voornoemde email dat behoudens de vlucht Kigali-Nairobi alle vluchten naar en van de Seychellen op businessclass basis zijn geboekt. Gelet hierop maar ook overigens is onvoldoende onderbouwd dat de vordering ten aanzien van de Seychellenreis ad € 21.264,00 niet is gebaseerd op de daadwerkelijk te maken vluchten en reisklasse. Ook deze verweren falen.
Dit alles brengt mee dat de grief slaagt. [geïntimeerden] is gehouden aan Vamonos voornoemd bedrag te voldoen.
3.22.
De slotsom is dat de grieven I en II falen en de grieven III, IV en V slagen. Voor bewijslevering is geen plaats omdat geen bewijs is aangeboden van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden. Dit leidt ertoe dat de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog geheel zullen worden afgewezen en dat de vordering van Vamonos, met inbegrip van wettelijke rente, als na te melden zal worden toegewezen. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden vernietigd. [geïntimeerden] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog af;
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Vamonos van een bedrag van € 21.264,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2010 tot en met de dag van de voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Vamonos begroot op € 1.188,- aan verschotten en € 1.788,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 4.789,31 aan verschotten en € 2.632,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 december 2013.