ECLI:NL:GHAMS:2013:4759

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
200.129.584/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting van curatele in beschermingsbewind en ontslag van de curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van appellante, hierna aangeduid als [x], om haar curatele om te zetten in een beschermingsbewind en om haar curator, [y], te ontslaan. Appellante is sinds 1997 onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en verzoekt nu om de curatele op te heffen en een beschermingsbewind in te stellen, waarbij zij [r] als bewindvoerder wil benoemen. De curator, [y], heeft het verzoek van [x] betwist en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat [x] niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot ontslag van de curator, omdat zij niet de bevoegdheid heeft om dit verzoek in te dienen. De wet stelt dat een curator op gewichtige redenen kan worden ontslagen, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om [y] te ontslaan. Het hof heeft daarbij overwogen dat [x] onvoldoende heeft onderbouwd dat een beschermingsbewind voldoende bescherming biedt voor haar vermogensrechtelijke belangen. De rapportage van een GZ-psycholoog bevestigt dat [x] een verstandelijke handicap heeft en niet in staat is om adequaat om te gaan met haar situatie.

Het hof concludeert dat de curatele van [x] moet worden gehandhaafd, omdat zij door haar verstandelijke handicap niet bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen. De bezwaren van [x] tegen [y] zijn niet voldoende onderbouwd en rechtvaardigen geen ontslag van de curator. De bestreden beschikking is dan ook bekrachtigd, en het hof heeft het verzoek van [x] afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 17 december 2013
Zaaknummer: 200.129.584/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 1397414 EB VERZ 12-13405
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante,
advocaat: mr. E.L.M. Straatsma te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna [x] genoemd.
1.2.
[x] is op 3 juli 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 april 2013 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter), met kenmerk 1397414 EB VERZ 12-13405.
1.3.
De curator, […] (hierna: [y]), heeft op 13 augustus 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De zaak is op 16 oktober 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.5.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de advocaat van [x];
- [y], bijgestaan door mr. S.C. Scherpenhuijsen te Almere.
1.6.
De heer […] (hierna: [r]) en de advocaat-generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.7.
[x] is op 26 november 2013 afzonderlijk door de voorzitter als raadsheer-commissaris, en in aanwezigheid van haar advocaat, alsmede mr. S.C. Scherpenhuijsen en de griffier, gehoord in de instelling waar zij verblijft.

2.De feiten

2.1.
[x] is geboren [in] 1943. Zij verblijft sinds 24 juli 2012 conform een CIZ indicatie in het [verzorgingshuis].
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 1997 is [x] wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2004 is [l] ontslagen als curator over [x] en is in zijn plaats [y] tot curator benoemd.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [x] om de curator met onmiddellijke ingang ontslag te verlenen, de curatele op te heffen en een beschermingsbewind in te stellen en een ander dan [y] aan te stellen als bewindvoerder, afgewezen.
3.2.
[x] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de curatele op te heffen en een beschermingsbewind in te stellen, [y] als curator met onmiddellijke ingang ontslag te verlenen en [r] te benoemen als bewindvoerder.
3.3.
[y] verzoekt de verzoeken van [x] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen dan wel een ander dan [r] tot bewindvoerder te benoemen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Aan de orde is allereerst het verzoek van [x] om in plaats van curatele bewind in te stellen over haar goederen. Zij stelt daartoe dat zij na jaren van revalideren weer in staat is haar eigen zaken te behartigen. Zij wil bijvoorbeeld graag weer zelfstandig wonen en is daartoe ook in staat. Wel stelt zij het op prijs als iemand toezicht houdt op haar financiën. Immers, in de afgelopen jaren is zij hieraan gewend geraakt. Zij heeft [r] bereid gevonden om hiervoor zorg te dragen. [r] komt meerdere malen per week op bezoek en heeft in de afgelopen jaren al enkele taken op zich genomen. Zo brengt hij naast gezelligheid bijvoorbeeld ook kleren als [x] daar om vraagt, aldus [x].
4.2.
[y] heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de curatele dient te worden gehandhaafd en dat een bewind te weinig bescherming biedt.
4.3.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 1:432 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden verzocht een curatele om te zetten in een beschermingsbewind.
Bij de beantwoording van de vraag of de curatele in het onderhavige geval dient te worden omgezet in een bewind stelt het hof voorop dat door de rechter een beschermingsmaatregel alleen dan dient te worden getroffen als vastgesteld is dat deze noodzakelijk is, waarbij uitdrukkelijk rekening dient te worden gehouden met eventueel toepasbare, minder formele oplossingen dan een door de rechter op te leggen beschermingsmaatregel en dat indien een beschermingsmaatregel in een concreet geval noodzakelijk wordt geacht, deze in een juiste verhouding moet staan tot het bij de betrokkene nog wel aanwezige vermogen om zelf beslissingen te nemen. Dat brengt mee dat beschermingsbewind in beginsel de voorkeur heeft boven curatele, indien betrokkene niet in staat is zijn belangen waar te nemen voor zover dit uitsluitend zijn vermogensrechtelijke belangen betreft.
4.4.
Het hof overweegt dat uit de door [y] overgelegde rapportage, welke op 8 juli 2013 is opgesteld door mevrouw Perin, GZ-psycholoog, blijkt dat [x] bekend is met een verstandelijke handicap. Uit deze rapportage blijkt voorts het volgende. Uit een onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar haar cognitief en sociaal-emotioneel functioneren blijkt dat [x] qua denken het niveau heeft van een 8-jarige en qua sociaal-emotionele ontwikkeling het niveau van een 4-jarige. [x] functioneert derhalve op een veel lager niveau dan men in eerste instantie van haar verwacht, zodat zij snel wordt overschat. Zij is niet in staat om adequaat om te gaan met de frustraties die zij als gevolg daarvan heeft en reageert vaak impulsief. Zij heeft zelf onvoldoende zicht op hoe haar doen en laten op anderen overkomt en heeft haar impulsen nog onvoldoende onder controle. [x] is afhankelijk van anderen bij het bijstellen en corrigeren van haar gedrag en haar denken en heeft hierin dagelijks begeleiding nodig, aldus de rapportage.
Het hof is van oordeel dat [x], in het licht van voornoemde rapportage en de overige stukken in het dossier, onvoldoende heeft onderbouwd dat een beschermingsbewind voldoende is om haar vermogensrechtelijke belangen veilig te stellen, nog daargelaten dat een bewind niet voorziet in bescherming van haar niet-vermogensrechtelijke belangen. Evident is dat [x] door haar verstandelijke handicap niet bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen en dat zij slechts door curatele en de daaruit voortvloeiende handelingsonbekwaamheid in haar vermogensrechtelijke belangen en haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard afdoende beschermd wordt. Hetgeen [x] tijdens het verhoor op 26 november 2013 nog ter toelichting op haar verzoek heeft gesteld kan in dezen niet tot een ander oordeel leiden. Dat brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking in zoverre zal bekrachtigen. Hetgeen [x] naar voren heeft gebracht omtrent de persoon van de te benoemen bewindvoerder, behoeft hiermee geen bespreking meer.
4.5.
Nu de ondercuratelestelling van [x] niet zal worden beëindigd, komt het hof toe aan de beoordeling van het verzoek van [x] om [y] te ontslaan als haar curator. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft zij naar voren gebracht dat van een vertrouwensrelatie als basis voor het uitvoeren van een goede curatele geen sprake is. Twee jaar geleden heeft [y] haar mishandeld. Uit angst voor represailles heeft zij hiervan geen aangifte willen doen. Bovendien heeft [y] zonder haar toestemming de huurovereenkomst van haar woning aan [adres] opgezegd. Als gevolg daarvan kan zij niet meer terug naar deze woning, terwijl de situatie in het verzorgingshuis waar zij thans verblijft voor haar niet langer houdbaar is. Tot slot, [y] heeft het mantelzorgcompliment ten onrechte aan zichzelf toegekend. Dit mantelzorgcompliment had moeten worden toegekend aan [r], nu hij degene is die daadwerkelijk zaken voor haar regelt, aldus [x].
4.6.
[y] heeft voornoemde stellingen van [x] gemotiveerd weersproken. Zij heeft daarnaast betoogd dat het verzoek van [x] tot ontslag van haar als curator niet door [x] zelf is geïnitieerd, doch dat dit verzoek is ingediend onder dwang, dan wel druk van [r].
4.7.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:385, eerste lid onder d, BW kan een curator te allen tijde wegens gewichtige redenen op eigen verzoek, op verzoek van de uit hoofde van verkwisting of gewoonte van drankmisbruik onder curatele gestelde, op verzoek van het openbaar ministerie of ambtshalve door de kantonrechter worden ontslagen.
Hieruit volgt dat aan [x], die wegens een geestelijke stoornis onder curatele is gesteld, niet de bevoegdheid toekomt om ontslag van de curator te verzoeken. Dit brengt met zich mee dat [x] niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
4.8.
Zoals hiervoor onder 4.7 is overwogen, kan de curator op grond van gewichtige redenen ook ambtshalve worden ontslagen. Het hof ziet daartoe evenwel geen aanleiding.
Naar het oordeel van het hof heeft [x] haar stelling dat [y] haar zou hebben mishandeld, tegenover de gemotiveerde betwisting hiervan door [y], onvoldoende onderbouwd. Evenals de rechtbank ziet het hof in de enkele beschuldiging onvoldoende reden om [y] als curator van [x] te ontslaan. Vast staat dat [y] op 27 september 2012, mede op grond van een verklaring van S. Kiszer, maatschappelijk werk [verzorgingshuis], dat [x] conform een CIZ-indicatie daar blijvend is opgenomen, toestemming heeft verkregen van de kantonrechter om over te gaan tot opzegging van de huurovereenkomst van de woning aan [adres]. Ook de stelling van [x] dat [y] zonder haar toestemming de huurovereenkomst heeft beëindigd levert derhalve onvoldoende grond op om [y] te ontslaan. Niet aangetoond is dat [y] het mantelzorgcompliment aan zichzelf heeft doen toekennen, zodat het hof aan deze stelling van [x] voorbij gaat.
Gelet op het voorgaande ziet het hof in de door [x] genoemde bezwaren en zorgen ten aanzien van de uitvoering van de curatele door [y], onvoldoende grond eraan te twijfelen dat zij haar taak op correcte wijze uitoefent. Het hof is dan ook van oordeel dat deze bezwaren en zorgen geen gewichtige redenen vormen die het ambtshalve ontslag van [y] rechtvaardigen. Ook op grond van hetgeen voor het overige naar voren is gekomen uit de stukken in het dossier, het verhandelde ter zitting en het verhoor van [x] op 26 november 2013, is niet gebleken van gewichtige redenen die dit rechtvaardigen.
Het hof zal de bestreden beschikking ook op dit onderdeel bekrachtigen.
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
verklaart [x] niet-ontvankelijk in haar verzoek om [y] te ontslaan als haar curator;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer en/of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. C.G. Kleene-Eijk en mr. M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.