Uitspraak
ONDERNEMINGSKAMER
mr. A.R.J. Croiset van Uchelen, kantoorhoudende te Amsterdam,
R. PHILIPS,
W.J.C. MEINE JANSEN,
H.J.G. DE RUIJTER,
J.A.M. VAN DAAL-DIELIS,
8 W.J.J. VAN DAAL,
mr. G.T.J. Hoff,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. H.J. de Kluiver,
mr. C.N. Peijsteren
mr. R.W. Polak, kantoorhoudende te Amsterdam
,
A. OSWALD,
G.J. VADER,
M.I. LEVA RIOS,
A.M. LEVA RIOS,
8. C. LEVA RIOS,
E.G.R. BAAK,
mr. P.W.J. Coenen,kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
13 G.G.W.M. PETERS,
mr. A.J. de Gier, kantoorhoudende te Utrecht,
14 DE STAAT DER NEDERLANDEN,
mr. A.R.J. Croiset van Uchelenen
mr. T.M. Stevens,kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
“equality of arms”zou worden geschonden indien de Staat niet tenminste inzage in die stukken zou krijgen. Het onderzoek had mede betrekking op de financiering van de overname door Fortis Bank Nederland Holding N.V. van (delen van) ABN AMRO. Nu de Staat aandeelhouder is geworden van Fortis Bank Nederland Holding N.V. en derhalve indirect aandeelhouder is geworden van (delen van) ABN AMRO, heeft de Staat belang bij volledige openheid van zaken ten aanzien van het beleid en de gang van zaken van Fortis NV met betrekking tot de aankoop van (delen van) ABN AMRO. Een en ander geldt te meer omdat de Staat ‘de Nederlandse onderdelen van de Fortis-groep’ heeft verworven wegens zijn verantwoordelijkheid voor het algemeen belang en het Nederlandse financiële systeem als geheel. Ook voor zover het onderzoek betrekking heeft gehad op verschillende door Fortis NV gegeven publieke verklaringen in de periode van medio 2007 tot aan oktober 2008 met betrekking tot de toestand van de nadien door de Staat verworven dochtervennootschappen, stelt de Staat dat hij recht heeft op en belang heeft bij inzage in de overige bijlagen.
C-98 en C-99 ter inzage liggen voor een ieder en dat de overige bijlagen ter inzage liggen voor belanghebbenden. Het verzoek van de Staat neemt kennelijk en terecht tot uitgangspunt dat de enkele omstandigheid dat een partij in de eerste fase van de enquêteprocedure als belanghebbende tot de procedure is toegelaten niet meebrengt dat die partij als belanghebbende als bedoeld in het dictum van voormelde beschikking moet worden aangemerkt. Of dat laatste het geval is dient de Ondernemingskamer - de doeleinden van het enquêterecht in aanmerking nemende - thans te beoordelen.
“vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het algemeen belang en het Nederlandse financiële systeem als geheel”geroepen voelde tot deze verwerving, is de Staat daarmee nog geen belanghebbende als bedoeld in het dictum van de beschikking van 16 juni 2010. De omstandigheid dat het beleid of de gang van zaken van Fortis NV ten aanzien van de betreffende dochtervennootschappen (waaronder de overname door Fortis NV van delen van ABN AMRO) mede onderwerp van het onderzoek is geweest maakt dit niet anders nu het hier nog steeds - slechts - het beleid en de gang van zaken van Fortis NV betreft.
“equality of arms”in andere procedures tegen Fortis NV en VEB die voortvloeien uit de overname van ‘de Nederlandse onderdelen van de Fortis-groep’ leidt niet tot een ander oordeel. Mogelijk vormt dit beginsel voor de rechter bij wie de desbetreffende procedures aanhangig zijn aanleiding om, bijvoorbeeld naar aanleiding van een verzoek op de voet van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te bepalen dat Fortis NV of VEB de Staat - waar nodig na verkregen machtiging van de voorzitter van de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:353 lid 3 - afschrift van een of meer bijlagen bij het verslag dienen te verschaffen.