ECLI:NL:GHAMS:2013:4703
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- H.E. Kostense
- J. den Boer
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2001 en 2002. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. E.M. van Zelm, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De inspecteur had de navorderingsaanslag voor 2001 vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 121.043 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 156.233, met een heffingsrente van € 11.045 en een vergrijpboete van € 5.355. Voor het jaar 2002 was de aanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 417.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 33.968, met een heffingsrente van € 3.150.
Na bezwaar had de inspecteur de navorderingsaanslag voor 2001 verminderd, maar de boete gehandhaafd. De rechtbank Haarlem had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep bij het Hof werd ingediend. Tijdens de zitting op 1 mei 2013 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende niet langer de correctie van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen betwistte, maar wel de correctheid van de navorderingsaanslagen. Het Hof oordeelde dat de beleggingen en tegoeden op de beleggingsrekeningen tot het vermogen van de belanghebbende behoorden tot het moment van overboeking naar de BV. De correcties werden als terecht beschouwd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen partij in de proceskosten veroordeeld.