2.2.Tegen deze feitenvaststelling zijn in hoger beroep geen bezwaren ingebracht, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan.
2.3.1.Het Hof voegt hieraan op grond van de gedingstukken in eerste aanleg nog de volgende feiten toe:
2.3.2.Cition B.V. (hierna: Cition) is op 3 december 2008 opgericht. Alle aandelen in haar kapitaal worden gehouden door de gemeente Amsterdam. Met ingang van 1 januari 2010 heeft Cition taken op het gebied van het parkeerbeheer overgenomen die voorheen door een gemeentelijke dienst werden uitgevoerd.
2.3.3.In het verweerschrift in eerste aanleg heeft de heffingsambtenaar onder meer het volgende geschreven:
"De rijksoverheid wil de commercie het bestuur binnenbrengen. Het idee daarbij is dat de markt het beter kan dan de ambtenaren. We zien veelvuldig commerciële partijen in de weer met het beheer van het huishoudelijk afval, maar ook in toenemende mate met parkeerbelasting.
[Cition] is een gemeenteBV. [Cition] voert een groot aantal (parkeer)taken uit, zoals: handhaving van de parkeerbelasting, bezwaarbehandeling, technische ondersteuning en het ledigen (...) van parkeerapparatuur en uitvoering parkeervergunningverlening (inclusief bezwaar en beroep). Die taken hebben allemaal een kostprijs, ook zijn er nog overheadkosten. De stadsdelen zijn vrij om binnen grenzen, de uitvoering van de taken bij [Cition] 'in te huren'. De stadsdelen krijgen daarvoor (...) een factuur. Die twee hebben de volgende relatie:
Optelling van de kostprijzen van taken
Optelling van de facturen aan stadsdelen
Winst
De winst 'gaat naar het stadhuis', daarmee worden de kosten van de ontvlechting stadstoezicht-[Cition] en de toekomstige aanbesteding, bestreden en vloeit voor het overige in de algemene middelen.
Jaarlijks worden uit de genoemde kostenposten voor de diverse taken (en uit de vergelijkbare kosten van PCH [
voetnoot: PCH (Parkeer Combinatie Holland) voert de parkeerbelasting uit in de voormalige stadsdelen De Baarsjes en Bos en Lommer], de posten, bepaald in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, die toe te rekenen zijn aan (...) het uitschrijven van een naheffingsaanslag, gedestilleerd. Dat zijn de werkelijke kosten. Daarmee komt Amsterdam tot zijn bedrag voor de 'kosten van de naheffingsaanslag'."
2.3.4.Hoofdstuk 4 van de Tarieventabel 2011, behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2011, luidt voor zover van belang als volgt:
"De kosten van: 1. de naheffingsaanslag voor de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2011 bedragen € 50,90; (...)
De kosten van de naheffingsaanslag en van de wielklem zijn opgebouwd volgens de wettelijke systematiek uit het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. De daarbij behorende overzichten zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deze tarieventabel."
2.3.5.Hoofdstuk 7 van de Tarieventabel 2011, behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2011, luidt voor zover van belang als volgt:
"Opbouw kosten naheffingsaanslagen en wielklemmen, zoals bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
De voor 2011 geraamde kosten voor het opleggen van naheffingsaanslag:
Informatieverwerkingskosten
€ 4.134.027,95
Kosten van afschrijving
222.543,69
Kosten van interest
55.635,92
Personeelskosten
15.589.619,61
Overheadkosten
7.061.097,31
Totale kosten naheffingsaanslag
€ 27.062.924,48
Het voor 2011 geraamde aantal op te leggen naheffingsaanslagen is 508.000.
De kosten gedeeld door het aantal te verwachten naheffingsaanslagen geeft een bedrag van € 53,22; in verband met afronding op tien hele centen en het wettelijk maximum wordt het tarief voor 2011 daarom wederom € 51,90. Het hiervoor wettelijk voorgeschreven maximum (€ 52,00) wordt niet overschreden.(...)"
2.3.6.Bij raadsbesluit van 26 januari 2011 is de Verordening Parkeerbelastingen 2011 [
het Hof verstaat:de Tarieventabel bij de Verordening Parkeerbelastingen 2011] aldus gewijzigd dat het in Hoofdstuk 4, lid 1, genoemde bedrag € 51,90 bedraagt, met inwerkingtreding per 1 februari 2011.
2.3.7.Blijkens (de toelichting op) haar gedeponeerde (verkorte) jaarrekening 2010 heeft Cition in het jaar 2010 een resultaat uit reguliere bedrijfsvoering behaald van € 6.272.729, is in de loop van dat jaar aan de gemeente Amsterdam een interimdividend van € 1.764.706 uitgekeerd en bedroeg het onverdeelde resultaat € 4.508.023.
2.3.8.Het verweerschrift in eerste aanleg is ingediend op briefpapier van Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen en is namens die dienst ondertekend door mr. [C] in diens hoedanigheid van "de ambtenaar belast met de heffing".
2.4.1.Op grond van de gedingstukken in hoger beroep voegt het Hof nog de volgende feiten toe:
2.4.2.Blijkens (de toelichting op) haar gedeponeerde jaarrekening 2011 heeft Cition in dat jaar een resultaat behaald van € 7.617.095, is geen interim dividend uitgekeerd, en is het onverdeelde resultaat van 2010 in 2011 aan de gemeente Amsterdam uitbetaald. De (bruto) opbrengsten uit reguliere dienstverlening bedroegen (afgerond) € 41,7 miljoen waarin begrepen opbrengsten voor handhaving € 28,4 miljoen (2010: € 27,8 miljoen).
2.4.3.Ter voorbereiding op een bespreking heeft belanghebbende aan [D] (hierna: [D]) van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam per e-mail een aantal vragen gesteld. In een e-mailbericht van 5 oktober 2012 aan belanghebbende heeft [D] die vragen als volgt beantwoord:
"1. In de verordening is sprake van begrote bedragen. Hoe zijn die bedragen bepaald?
De bedragen zijn gebaseerd op de begroting van Cition en de begroting van PCH voor het aandeel Baarsjes en Bos en Lommer. Cition verzorgt de overige 'oude' stadsdelen van de gemeente Amsterdam.
2. Waarom zijn begrote bedragen tot op de cent nauwkeurig weergegeven? (...)
In de begroting van Cition zijn naast de kosten voor handhaving, ook kosten voor beheer en onderhoud parkeerautomaten, dienstverlening (vergunningen) en het ledigen van parkeerautomaten opgenomen. Een aantal kostencomponenten in deze begroting worden aan de hand van verdeelsleutels verdeeld over deze primaire processen. Vandaar dat geen ronde bedragen zijn opgenomen.
3. Zijn de vermelde bedragen bepaald op de bedragen die [Cition] aan de gemeente Amsterdam in rekening brengt (waar dus de winstcomponent in zit), of is dat gebaseerd [op] de kosten op het niveau van [Cition]?
De opgenomen bedragen zijn gebaseerd op het kostenniveau van Cition.
3. [
Hof: nummering volgens het origineel] Hoe maakt [Cition] haar winst? Is dat via een tarief per handeling, of via een service fee? Graag een toelichting.
De opdrachtgevers van Cition (stadsdelen en dienst IVV) betalen Cition voor haar diensten. Per opdrachtgever zijn hier aparte afspraken over.
4. Is bij de begrote kosten rekening gehouden met alle kosten voor parkeerbeheer of alleen de kosten van inning van de niet betaalde parkeerbelasting?
In de verordening zijn alle kosten opgenomen die betrekking hebben op de handhaving op straat. De kosten voor dienstverlening (vergunningen), beheer en onderhoud van parkeerautomaten en ledigen van parkeerautomaten worden niet meegenomen in de verordening."
2.4.4.Het verweerschrift in hoger beroep is op 8 november 2012 verstuurd op briefpapier van Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen en ondertekend door de directeur van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam. In het verweerschrift is onder meer vermeld:
"Bij deze verklaar ik de onderhavige naheffingsaanslag, waartegen het hoger beroep zich richt, voor 'gedekt' vanuit mijn functie als directeur Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam, tevens belastingheffer van onder meer de gemeentelijke parkeerbelastingen in de gemeente Amsterdam.
(...)
Anders dan eiser stelt, overstijgt het totaal van de geraamde kosten van het belastingjaar 2011 in verhouding tot het geraamde aantal naheffingsaanslagen voor het belastingjaar 2011, niet het bedrag dat per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een kalenderdag in rekening wordt gebracht. De onderbouwing hiervan wordt binnen afzienbare tijd nagestuurd."
2.4.5.Als bijlage bij het verweerschrift in hoger beroep is een Voordracht voor de collegevergadering van 16 oktober 2012 opgenomen. Deze strekt ertoe dat
"Het college van burgemeester en wethouders besluit in te stemmen met terugwerkende kracht tot 1 september 2010 met de aanstelling van de algemeen directeur van [Cition]., de heer [B], in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van Cition als onbezoldigd gemeenteambtenaar (…) "
2.4.6.Op 17 december 2012 is bij het Hof een brief op briefpapier van Cition Parkeermanagement ingekomen, ondertekend door [B] in zijn hoedanigheid van "Algemeen Directeur Cition". Deze brief houdt onder meer het volgende in:
"Op 8 november 2012 stuurde de directeur van de Dienst Belastingen van de Gemeente Amsterdam u een verweerschrift in de procedure met voornoemd kenmerk. Bij deze brief treft u, zoals in het verweerschrift wordt aangegeven, een bijlage (1) ter onderbouwing van het verweer dat de verordening verbindend is, in tegenstelling tot hetgeen eiser stelt.
Conform artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (...) deel ik u mede dat uitsluitend uw hof kennis zal mogen nemen van bijlage 1. Enkel het gearceerde gedeelte is openbaar. Hieronder volgt een toelichting met betrekking tot de gewichtige redenen voor dit verzoek.
Op 24 januari 2012 heeft het college van B&W van de gemeente Amsterdam besloten over te gaan tot aanbesteding van de fiscale handhaving van de parkeerbelasting en het beheer en onderhoud aan de parkeerautomaten. Vanaf het moment dat dit besluit is genomen, is veel financiële informatie van Cition bedrijfsgevoelige informatie geworden met een vertrouwelijk karakter. De financiële gegevens ten behoeve van de raming van de kosten voor het opleggen van een naheffingsaanslag worden daarom thans enkel onder geheimhouding als bedoeld in (...) de Wet openbaarheid van bestuur (...) verstrekt".
Bijlage 1 is aangeboden in de vorm van een gesloten envelop met inhoud.
2.4.7.Op 18 december 2012 is de conclusie van dupliek bij het Hof ingekomen. De directeur van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam schrijft daarin onder meer:
"Met betrekking tot de discussie of de verordening al dan niet verbindend zou zijn, verwijs ik naar recente correspondentie van [Cition]."
2.4.8.Als bijlagen bij de conclusie van dupliek zijn afschriften gevoegd van de in 2.4.6 vermelde brief en van een brief van 14 december 2012 op briefpapier van Cition Parkeermanagement, gericht aan "de heer B. [D], Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam". In die brief schrijft [B], die de brief heeft ondertekend in zijn hoedanigheid van "Algemeen Directeur Cition", onder meer het volgende:
"Geachte heer [D]
(...) In uw schrijven van (...) verzoekt u mij om de gegevens in het kader van de beroepszaak [X] zelfstandig bij het Hof Amsterdam in te brengen. Middels deze laat ik u weten dat wij deze gegevens inmiddels onder geheimhouding hebben verstrekt. Bij deze brief stuur ik u de bijlage met het verzoek aan het Hof om beperkte kennisneming. De vertrouwelijke bijlage hebben wij als vanzelfsprekend niet meegestuurd. Ik ga er vanuit dat u hiermee voldoende informatie hebt voor het voeren van verweer.
Met betrekking tot het verdere verloop van deze procedure, merk ik op dat ik bij de zitting aanwezig zal zijn. Mijn aanwezigheid is mijns inziens enkel van belang met betrekking tot mijn bevoegdheid als directeur van Cition. Daarnaast kan ik, indien daarom wordt verzocht, verdere toelichting geven op het verzoek om geheimhouding. (...)"
2.4.9.Ter zitting van het Hof trad [D] op namens de heffingsambtenaar en was onder meer [B] tot bijstand van de heffingsambtenaar aanwezig. [D] heeft op die zitting onder meer het volgende verklaard:
“Ik heb de heer [B] meegenomen om te laten zien dat hij ook echt bestaat.
Het klinkt misschien gek, maar als belastingambtenaar van de gemeente Amsterdam ben ik niet geïnteresseerd in de bedrijfsvoering van Cition, ook niet als straks een andere BV deze taken uitvoert.
De voorzitter merkt op dat het Hof ervan uitgaat dat de procedure bij de rechtbank is gevoerd door degene die het verweerschrift heeft ingediend en dat is de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.
De voorzitter vraagt of de heffingsambtenaar het stuk in de envelop van Cition wil inbrengen.
Het stuk is met medeweten van mij ingebracht, naar aanleiding van overleg met [B].
Ik ken de inhoud niet en ik mag dit stuk ook niet inzien.
De gemeente Amsterdam heeft meerdere belastingheffers. Ik verwijs naar het attributiebesluit. Ik bevestig dat dit een bijzondere situatie oplevert omdat binnen hetzelfde orgaan van de gemeente de heffingsambtenaar ergens wel kennis van heeft en de andere niet.
Ik ben geen gemachtigde van [Cition].
De voorzitter merkt op dat hij de heffingsambtenaar zo begrijpt dat hij een voorwaardelijk bewijsaanbod doet bestaande uit informatie die hij slechts onder geheimhouding zou willen verstrekken met een beroep op artikel 8:29 Awb, met die bijzonderheid dat hij als procespartij dat bewijsaanbod doet terwijl hij ook zelf geen kennis mag nemen van die informatie en dat een andere heffingsambtenaar te weten de heer [B] dat stuk wel kent.
Exact zo is het.”
2.4.10.[A], controller in dienst van Cition, heeft op die zitting het volgende verklaard:
“Wij stellen de cijfers op en leveren die aan bij de dienst IVV. De begrote kosten worden door Cition ieder jaar vooraf bepaald. Het klopt dat er ook grotere posten zijn en daarvan moeten wij een deel van de kosten volgens een verdeelsleutel afleiden. Die kosten zijn allemaal stuk voor stuk in de boekhouding van Cition aanwezig. Omdat we alleen de kosten moeten bepalen die betrekking hebben op de inning wordt het volgens deze verdeelsleutel begroot. Bij het bepalen van de personeelskosten wordt rekening gehouden met wat de medewerkers het afgelopen jaar hebben verdiend. Dat bedrag is tot achter de komma bekend dus vandaar dat de raming op centen uitkomt. De uiteindelijke bedragen in de raming zijn zowel op een prognose als op het voorgaande jaar gebaseerd. Voor zover er tot in detail informatie beschikbaar is wordt het gebaseerd op het voorgaande jaar en voor zover er niet in detail informatie beschikbaar is, bijvoorbeeld als een vacature nog niet is vervuld, wordt een schatting gemaakt. We maken dus een schatting van het lopende jaar, gebruiken daarvoor de ervaringsgegevens en corrigeren die met wat voor de begroting moet worden aangepast, bijvoorbeeld een tekort aan bezetting. En investeringskosten en interest zijn bekende posten die zo nodig volgens een bepaalde verdeelsleutel worden toegerekend aan de taakonderdelen waar die investeringen bij gebruikt worden.
De verdeelsleutel is gebaseerd op de hoeveelheid fte’s die zijn toe te wijzen aan een bepaald product. In de personeelskosten kunnen de kosten van wie er bezig zijn met de inning van de naheffingsaanslagen worden geïsoleerd. We hebben controleurs en ook bijvoorbeeld monteurs van parkeerautomaten, die laatsten sluiten we uit.
De taken van de controleurs zijn beperkt tot de inning van de naheffingsaanslagen. Die mensen worden niet ingezet op andere taken, zoals bijvoorbeeld wielklemmen. De kosten van de mensen die rondlopen en de bonnetjes uitdelen rekenen we dus volledig toe. We houden er geen rekening mee dat zij ook van belang zijn voor preventie en voorlichting.
Het klopt dus dat wij alle kosten meenemen van de mensen die op straat lopen, de controleurs.”