Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin zijn verzoek om de alimentatie voor de vrouw te verlagen werd afgewezen. De man, die in 1987 met de vrouw is getrouwd, heeft op 11 maart 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 12 december 2012. In het echtscheidingsconvenant dat op 14 mei 2007 werd gesloten, is overeengekomen dat de man maandelijks € 1.500,- aan de vrouw zal betalen als bijdrage in haar levensonderhoud, en € 400,- per kind voor de kosten van verzorging en opvoeding. Dit convenant bevatte een niet-wijzigingsbeding, wat betekent dat de alimentatie niet kan worden gewijzigd op basis van gewijzigde omstandigheden.
De man stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd door een hartinfarct in 2011 en de malaise in de bouwsector. Hij verzoekt het hof om de alimentatie te verlagen, maar de vrouw betwist dit en stelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. Het hof overweegt dat de man niet heeft aangetoond dat er sprake is van een zodanige wanverhouding tussen de oorspronkelijke afspraken en de huidige omstandigheden dat het niet-wijzigingsbeding niet meer van toepassing zou zijn. Het hof concludeert dat de man, ondanks zijn gewijzigde omstandigheden, aan het niet-wijzigingsbeding moet worden gehouden.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de aard van het geschil tussen de gewezen echtgenoten.