Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- [X], bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van [Y];
- de heer[T] (hierna ook: de bewindvoerder), bijgestaan door zijn advocaat.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van appellant [X] in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem van 24 april 2012, waarbij goederen van zijn moeder onder bewind zijn gesteld en een mentor is benoemd. [X] heeft op 19 juli 2012 hoger beroep ingesteld, maar [Y], de andere zoon van de moeder, heeft betoogd dat [X] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. [Y] stelt dat [X] op 5 april 2012 heeft aangegeven geen bezwaar te maken tegen de benoeming van de bewindvoerder en mentor, en dat hij niet tot de groep van personen behoort die om ontslag van de bewindvoerder en mentor kan verzoeken volgens de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De bewindvoerder en de mentor hebben eveneens aangevoerd dat het hof niet bevoegd is om de bezwaren van [X] te beoordelen, omdat zij in eerste aanleg geen procespartij waren. [X] daarentegen stelt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep en dat hij recht heeft op de benoeming van een andere bewindvoerder en mentor, aangezien hij in eerste aanleg belanghebbende was.
Het hof heeft overwogen dat de instelling van het bewind en het mentorschap niet meer in geschil is en dat [X] zijn verzoek in eerste aanleg niet heeft gehandhaafd. Daarom kan hij dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep indienen. Het hof heeft [X] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 22 januari 2013 door de rechters C.G. Kleene-Eijk, A. van Haeringen en A.R. van Wieren, in aanwezigheid van griffier S.E. Harenberg.