4.2.De inspecteur heeft belanghebbendes bezwaren gemotiveerd weersproken. Tijdens de zitting van het Hof heeft hij in dat kader onder andere opgemerkt dat de netto-loonberekening - zoals die blijkt uit het controlerapport - is gebaseerd op het aantal kilometers dat gemiddeld per dag met taxi’s, waarvan belanghebbende in 2004 de kentekenhouder was, feitelijk gereden werd. Derhalve is een groot aantal bezwaren die belanghebbende in zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd niet relevant.
Het Hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot eerste geschilpunt (het voldoen aan de administratieverplichting)
4.3.1.Het Hof acht aannemelijk dat gelet op de inhoud van het controlerapport de administratie met name - kort gezegd - de volgende tekortkomingen kende:
- Het niet bijhouden van een kasboek;
- Het niet digitaal of in geprinte vorm bewaren van de gegevens van de taxameter;
- Het niet correct invullen van de rittenstaten; en
- Een relatief fors aantal in het vierde kwartaal van 2004 met klanten gereden taxiritten dat niet voor komt in de administratie.
4.3.2.Daar komt bij dat de inspecteur gesteld heeft dat geen sprake was van een loonadministratie als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2004; verder Wet LB). Belanghebbende heeft dit weliswaar bestreden, maar gelet op het aangegeven bedrag aan loonbelasting (van € 6.130) en het Hof - gelet op § 5.3 in het controlerapport - aannemelijk acht dat belanghebbende een aanzienlijk hoger bedrag aan loonbelasting had moeten afdragen (zie ook rechtsoverweging 4.4), voldeed belanghebbendes loonadministratie ook niet aan de eerder genoemde bepaling uit de Wet LB.
4.3.3.Naar het oordeel van het Hof zijn bovenstaande tekortkomingen dermate ernstig dat de inspecteur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat belanghebbende niet volledig voldaan heeft aan zijn administratieverplichting ex artikel 52, eerste lid, van de AWR. Dit betekent dat de inspecteur de sanctie van artikel 27e van de AWR terecht heeft toegepast.
Met betrekking tot het tweede geschilpunt (de redelijke schatting)
4.4.1.Gelet op rechtsoverweging 4.3.3 dient het beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Het is derhalve aan belanghebbende om te doen blijken - dat wil zeggen: op overtuigende wijze aan te tonen - dat de door de inspecteur toegepaste correcties onjuist zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de belastingaanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld maar dient te berusten op een redelijke schatting.
4.4.2.Voor wat betreft de schatting van het belastingbedrag van € 152.688 is het volgende van belang. De inspecteur heeft de verschuldigde loonbelasting blijkens het controlerapport als volgt berekend: [A x (B -/- C) x D : E x F x G)] -/- H = € 152.688.
In welke formule de letters staan voor:
A.
3.625, zijnde het aantal dagen dat belanghebbende kentekenhouder is geweest van de 32 - in zijn onderneming - in bedrijf zijnde taxi’s;
B.
112, zijnde het gemiddeld aantal kilometers dat per dag met 7 bij Stichting Nationale Autopas geregistreerde, bij belanghebbende in gebruik zijnde auto’s volgens gegevens van die stichting is gereden;
C.
10% van B (afgerond op 12), teneinde de ‘niet-taxikilometers’ te elimineren;
D.
€ 1,01, zijnde de uit ‘de waarnemingen ter plaatse’ blijkende omzet per kilometer van belanghebbendes taxi’s;
E.
€ 14,95, zijnde de gemiddelde opbrengst per uur van belanghebbendes taxi’s, zoals die ‘uit de waarnemingen ter plaatse’ volgt;
F.
€ 5, zijnde het door de inspecteur gestelde, gemiddelde uurloon van belanghebbendes chauffeurs;
G.
€ 129,7%, het door de inspecteur toegepaste tarief;
H.
€ 6.130, zijnde de door belanghebbende over 2004 aangegeven loonbelasting.
4.4.3.Naar het Hof begrijpt heeft belanghebbende met name hiertegen aangevoerd hetgeen onder 4.1 staat vermeld.
4.4.4.Het Hof stelt voorop dat het bij het beoordelen van de vraag of de schatting van de inspecteur redelijk is, slechts toetst of de inspecteur bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot de onderhavige schatting, zoals hierboven is beschreven, heeft kunnen komen.
4.4.5.In situaties als de onderhavige - waarin aannemelijk is dat belanghebbendes administratie dusdanig ernstige tekortkomingen vertoont dat zij nagenoeg geen enkel gegeven bevat voor het berekenen van de verschuldigde loonbelasting en belanghebbende ook nadien niet de noodzakelijke gegevens heeft verschaft - is het eigen aan de te maken schattingen dat deze een zekere ruwheid vertonen en dient te worden aanvaard dat daarbij enige marge in aanmerking wordt genomen, teneinde te voorkomen dat door voorzichtig te schatten - objectief - een te laag bedrag in de heffing wordt betrokken en belanghebbende op die wijze wordt ‘beloond’ voor het niet adequaat verschaffen van gegevens en inlichtingen.
Daar staat tegenover dat van een inspecteur verwacht mag worden dat hij voor de stappen die tot de schatting hebben geleid een niet onredelijke onderbouwing geeft.
4.4.6.Naar het oordeel van het Hof zijn de uitgangspunten van de inspecteur die ten grondslag hebben gelegen aan bovenstaande formule niet onredelijk. In dit verband acht het Hof van belang dat de inspecteur bij zijn schatting zo veel mogelijk met objectieve gegevens - als het kentekenregister, gegevens van de Stichting Nationale Autopas, waarnemingen ter plekke - heeft gewerkt (zie respectievelijk onder 4.4.2 de elementen A, B, D, E, G en H). Ook van de overige elementen uit de berekening van de inspecteur (zie onder 4.4.2 de elementen C + F) kan niet gezegd worden dat de inspecteur ze bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid niet als basis voor zijn berekening had mogen gebruiken.
4.4.7.Hetgeen belanghebbende onder 4.1 heeft aangevoerd is door de inspecteur voldoende gemotiveerd weersproken. Daarbij acht het Hof van belang dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur geweigerd heeft ‘een suppletie’ betreffende de omzet over 2004 in ontvangst te nemen. In ieder geval heeft belanghebbende in (hoger) beroep ruimschoots de gelegenheid gehad om een eigen redelijke omzetberekening in te brengen, maar hij heeft die gelegenheid niet benut.
Tevens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij “een lijst met kentekens van auto’s” heeft ingebracht waaruit zou volgen dat de inspecteur taxi’s in zijn berekening in aanmerking genomen heeft, waarmee niet ten behoeve van belanghebbendes onderneming gereden is.
4.4.8.Ook overigens heeft belanghebbende in bezwaar of (hoger) beroep geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt, die tot de conclusie nopen dat de schatting van de inspecteur willekeurig is.
4.4.9.Dit betekent dat de inspecteur bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid de litigieuze naheffingsaanslag op € 152.688 heeft kunnen vaststellen.
Met betrekking tot het derde geschilpunt (overtuigend aantonen onjuistheid aanslag)