ECLI:NL:GHAMS:2013:4482

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
9 december 2013
Zaaknummer
12/00280
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag loonbelasting en vergrijpboete voor taxibedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een taxibedrijf, tegen een naheffingsaanslag loonbelasting en een vergrijpboete opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag, gedateerd 30 november 2009, betreft het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 en bedraagt € 152.688. De inspecteur heeft de aanslag gebaseerd op een redelijke schatting, omdat belanghebbende niet voldeed aan zijn administratieplicht volgens artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank Haarlem had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep op 3 april 2012 bij het Gerechtshof Amsterdam werd ingediend.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2013 heeft het Hof de tekortkomingen in de administratie van belanghebbende vastgesteld. Er was geen kasboek bijgehouden, de gegevens van de taxameter waren niet correct bewaard, en de rittenstaten voldeden niet aan de eisen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht de bewijslast omkeerde en verzwaarde, omdat belanghebbende niet aan zijn administratieverplichting had voldaan. De inspecteur had de naheffingsaanslag vastgesteld op basis van waarnemingen en gegevens van de Stichting Nationale Autopas, waarbij werd uitgegaan van een gemiddelde opbrengst per kilometer.

Belanghebbende voerde aan dat de inspecteur geen rekening had gehouden met de fluctuaties in personeel en omzet gedurende het jaar 2004. Het Hof oordeelde echter dat de inspecteur voldoende onderbouwing had gegeven voor de schatting van de naheffingsaanslag. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd op 14 november 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 12/00280
14 november 2013
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X],wonende te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1244 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2009 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB) opgelegd berekend naar een bedrag van € 152.688. Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 76.344.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 18 januari 2011, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.
1.3.
Bij uitspraak van 24 februari 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 april 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen:
2.1.
Belanghebbende exploiteerde in 2004 onder de naam [A] een taxibedrijf.
2.2.
In belanghebbendes onderneming waren in 2004 meerdere chauffeurs werkzaam.
2.3.
Belanghebbende heeft over 2004 € 6.130 loonheffing aangegeven.
2.4.
De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. In het op 15 februari 2010 gedagtekende rapport staat onder meer:

1.1 Reikwijdte van het onderzoek:
Op 9 februari 2006 is door mij een boekenonderzoek aangekondigd met als doel de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting en loonbelasting voor wat betreft de volledigheid van de over het 4e kwartaal 2004 voor geleverde diensten afgedragen omzetbelasting en voor de volledigheid van de grondslag voor de loonheffing. […]
Op 13 november 2008 heb ik [belanghebbende] medegedeeld dat ik het boekenonderzoek zal gaan uitbreiden en dat thans het doel van het onderzoek is om de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangifte(n);
- Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004
- Premieheffing Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2004
- Omzetbelasting over het jaar 2004
- Loonbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2004 […]
1.4
Bedrijfsactiviteiten
[…] Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming 14-15 werknemers in dienst.
Er is sprake van een loondienstbedrijf waarbij [belanghebbende] zelf niet fungeert als taxichauffeur. [Belanghebbende] doet, samen met zijn vrouw, de administratie en stuurt de chauffeurs aan. […]

2.ADMINISTRATIE

2.1
Algemeen
[…] Belastingplichtige was ten tijde van de aanvang van het boekenonderzoek […] nog bezig met het opzetten van zijn administratie 2004, wel had hij een staat gemaakt met (bruto)Omzet en uitgaven per maand […]
2.2
Kasadministratie
Belastingplichtige realiseert de omzet grotendeels in contanten. De kasadministratie is daarom een belangrijk bewijsmiddel ten aanzien van de volledigheid van de aangegeven omzet. […]
2.3
Taxameter
De eerste vastlegging van de kilometers gebeurt door de taxameter.
Een taxameter kan onder andere aangeven wat de behaalde omzet (de zogenoemde “oprijsom’), het aantal ritten, het aantal verreden kilometers en de kilometers gereden door een taxi met een klant (de zogenoemde “kilometers bezet”) zijn. […]
2.4
Rittenstaten
Naast de taxameter wordt de basis van de administratie gevormd door de rittenstaten. De rittenstaat is de eerste vastlegging na de taxameter en dient volledig ingevuld te worden […] Het spreekt voor zich dat met oog op de belastingheffing en de rittenstaten - als zeer belangrijk onderdeel van de administratie - een juist en volledig beeld moeten geven.
Op de rittenstaat dienen onder meer de datum, de naam van de chauffeur, de naam en het adres van de vervoerder, de opbrengst per rit, de vertrektijd per rit en het begin- en eindpunt van de rit, de kilometertellerstanden, het aantal ritten en het aantal kilometers bezet en onbezet per rit bijgehouden te worden. Aan het einde van de dienst wordt door het optellen van de ritopbrengsten de gerealiseerde dagomzet bepaald.
De gegevens van de rittenstaat moeten in overeenstemming zijn met de gegevens van de taxameter. […]
2.6
Kilometeradministratie
Er is geen aparte kilometeradministratie bijgehouden. De kilometeradministratie van de auto bestaat uit de rittenstaten van de betreffende chauffeurs van de auto. […]

3.Fiscale winstberekening[…]

3.2
Kasverantwoording/geldbeweging
[Belanghebbende] heeft geen kasboek bijgehouden.
Ook anderszins heeft [belanghebbende] geen juiste dagelijkse kasverantwoording opgesteld […]
3.3
Taxameter
Namens [belanghebbende] worden de gegevens van de taxameter “genuld”, de daggegevens zijn dan niet meer op de display oproepbaar. Tevens zijn de gegevens van de taxameter niet geprint.
Het “nullen” van de taxameter staat gelijk aan het vernietigen van een primaire administratie. [...]
3.4
Rittenstaten
3.4.1
Algemeen[…]
Door [belanghebbendes] wijze van invullen wordt niet voldaan aan de eisen zoals die door de Wet personenvervoer aan de rittenstaten worden gesteld;
  • Ten aanzien van de plaats van vertrek en aankomst per rit moet sprake zijn van een herleidbare plek, bijvoorbeeld een (plaats- en) straatnaam, het Casino te Amsterdam of Amstel hotel.
  • Ten aanzien van de taxiritten met klanten (de zogenaamde beladen ritten) moeten per rit de prijs, de verreden kilometers en de tijdsduur genoteerd worden. Op de rittenstaten worden wel kilometerstanden vermeld, maar die zijn niet alleen van de bezette ritten, zie rit 1, einde Amstel Hotel 437685, en rit 2, begin CS 437685, de kilometers van de onbeladen rit van Amstel naar CS zitten dan oncontroleerbaar verwerkt in rit 1 of rit 2.
  • Ten aanzien van de taxiritten zonder klanten (de zogenaamde onbeladen ritten) moeten per rit de verreden kilometers en de tijdsduur genoteerd worden. Op de rittenstaten worden de onbeladen ritten in het geheel niet gespecificeerd.
Tevens is gebleken dat de rittenstaten ook niet aan de algemene eisen voldoen die de Belastingdienst aan een kilometeradministratie stelt.
Er is niet, per rit, de begin- en eindstand van de kilometerteller, het begin- en eindadres en het karakter van de rit apart vermeld.
Er is geen sprake van een juiste en controleerbare (kilometer)administratie.
3.4.2
Niet verantwoorde ritten c.q. kilometers
In het 4e kwartaal van 2004 is er […] onderzoek gedaan naar taxibedrijven werkzaam in Amsterdam.
Er zijn in drie periodes in het laatste kwartaal van het jaar 2004 zichtcontroles gehouden bij de taxistandplaats op het Centraal Station in Amsterdam en op de taxistandplaats bij de vertrekhal te Schiphol.
Tijdens deze controles is het tijdstip, kenteken en merk auto genoteerd van taxi’s waarin zichtbaar klanten werden vervoerd vanaf de betreffende taxistandplaats. […] In totaal zijn er op 12 dagen van het 4e kwartaal 2004 zichtwaarnemingen verricht.
Met betrekking tot [A] zijn op de genoemde data in totaal 248 zichtwaarnemingen verricht.
In, op twee keer Schiphol na, alle gevallen is er sprake van het met klanten in de auto wegrijden bij de taxistandplaats op het Centraal Station te Amsterdam.
Zoals uit bijlage A bij dit rapport blijkt is er ten aanzien van 96 van de 248 waarnemingen volgens de aanwezige administratie (rittenstaten) op het betreffende moment niet met de betreffende auto gereden en is er geen ontvangen omzet aangegeven.
Ten aanzien van 80 van de 248 waarnemingen is er volgens de aanwezige rittenstaten op het betreffende moment wel met de betreffende auto gereden, maar kan ik de betreffende rit, en dus ook de met die rit behaalde omzet, niet op de rittenstaat terugvinden.
In al deze gevallen is er sprake van het met klanten wegrijden vanaf de taxistandplaats, er zal dus tegenover deze verreden kilometers behaalde omzet moeten staan. De door [belanghebbende] per maand aangegeven omzet betreft een optelling van de op de rittenstaten aangegeven omzet. Aangezien ik ongeveer 70% van de waarnemingen niet terug kan vinden op de rittenstaten en dus ook de met die ritten behaalde omzet niet, ben ik van mening dat een substantieel bedrag aan omzet ten onrechte niet is aangegeven. […]
3.4.6
Theoretische winstberekening[…]
Ik ben […] genoodzaakt om aan de gepresenteerde opbrengstenverantwoording voorbij te gaan en zelfstandig een theoretische winstberekening op te stellen over het jaar 2004.
Als uitgangspunt voor de theoretische winstberekening heb ik de taxi-auto’s genomen waarvan belastingplichtige in 2004 kentekenhouder was […].
Zoals uit genoemde bijlage blijkt is belastingplichtige in 2004 in totaal 3.625 dagen kentekenhouder geweest van 32 taxi-auto’s.
Van deze auto’s zijn door mij bij de Stichting Nationale Autopas de kilometerstanden opgevraagd, uit deze gegevens blijkt dat van 7 auto’s meerdere kilometerstanden aanwezig zijn waardoor ik kan berekenen dat er in 2004 per auto gemiddeld 112 kilometer per dag werd gereden (uitgaande van 7 dagen per week).
Voor mijn theoretische berekening ga ik er van uit dat 90% van de totaal verreden kilometers taxikilometers zijn geweest, oftewel 112 x 90% = 100 kilometer per dag. Het totaal aantal verreden taxikilometers bedraagt dan 362.500 (100 kilometer x 3.625 dagen).
Door de Belastingdienst zijn in 2004 waarnemingen ter plaatse ingesteld. Deze waarnemingen hebben zowel overdag tijdens kantooruren, ‘s avonds, ‘s ochtends en ‘s nachts pla
atsgevonden.
De waarneming bestaat onder andere uit het opnemen van de tijdens de dienst verreden kilometers en de tot op dat moment gerealiseerde omzet.
Hiermee wordt een gemiddelde opbrengst per verreden totale kilometer (totale kilometer wil zeggen het totaal van alle tijdens een taxidienst gereden kilometers, dus de bezette kilometers, de onbezette kilometers en de woon-werk kilometers) berekend. Deze gemiddelde opbrengst per gereden totale kilometer over het jaar 2004 bedraagt € 1,01.
De theoretische bruto omzet over het jaar 2004 bedraagt dan 362.500 km x € 1,01 =
€ 366.125
De aangegeven bruto omzet voor de omzetbelasting bedraagt
€ 60.000
De correctie bruto omzet bedraagt dan
€ 306.125
De correctie omzetbelasting bedraagt dan € 17.328 (€ 366.125/106*100).
Gelet op de volgens de eigen administratie behaalde bruto-omzet ad. € 125.501 en het feit dat ik van 70% van de 248 genoteerde ritten, waarbij met klanten werd weggereden vanaf een taxistandplaats, de verreden kilometers en de daarmee behaalde omzet niet kan terugvinden ben ik van mening dat met bovenstaande berekening ook invulling wordt gegeven aan het begrip een redelijke schatting. Uitgaande van een omzetverzwijging van 70%, conform de waarnemingen, zou de theoretische omzet berekening uitkomen op een totale bruto omzet van € 418.336 (€ 125.501/30%*100%). […]

5.LOONBELASTING/PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN

5.1
Verwerpen van de loonadministratie
Ik heb inhoudingsplichtige medegedeeld dat door de geconstateerde tekortkomingen, zoals omschreven in paragraaf 3 van dit rapport de (loon)administratie kwalificeert als verregaand ondeugdelijk en/of materieel onbetrouwbaar en niet voldoet aan de eisen van artikel 28 LB. […]
5.3
Loon buiten de loonadministratie[…]
Ik ben dan ook genoodzaakt om aan de gedane afdrachten voorbij te gaan en zelfstandig een theoretische afdrachtberekening op te stellen over het tijdvak 01-01-2004 t/m 31-12-2004.
Door mij is in paragraaf 3.4.6 berekend dat de theoretische bruto omzet over het jaar 2004 € 366.125 bedraagt. Door de Belastingdienst zijn in 2004 waarnemingen ter plaatse ingesteld. Deze waarnemingen hebben zowel overdag tijdens kantooruren, ‘s avonds, ‘s ochtends als ‘s nachts plaatsgevonden. De waarneming bestaat onder andere uit het opnemen van de begintijd van de dienst, het actuele tijdstip en de tot op dat moment tijdens de dienst gerealiseerde omzet. Hiermee wordt een gemiddelde opbrengst per uur berekend. Deze gemiddelde opbrengst per uur over het jaar 2004 bedraagt € 14,95.
Het theoretische aantal te verlonen gereden uren bedraagt dan € 366.125 / € 14,95 = 24.490 (afgerond) Uitgaande van een netto uurloon van € 5, tegen 24.490 uren resulteert in een netto uitbetaalde loon van € 122.450.
De te betalen loonbelasting bedraagt dan, uitgaande van het tarief eindheffing onbekende ziekenfondsverzekerde werknemers (2004:129,7%)
€ 158.818
De reeds aangegeven LB bedraagt
Af
€ 6.130
De correctie LB bedraagt dan
€ 152.688”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de litigieuze naheffingsaanslag LB terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld.
3.2.
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
Stelt de inspecteur zich terecht op het standpunt dat de bewijslast ingevolge artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder de AWR) omgekeerd en verzwaard dient te worden, omdat belanghebbende niet volledig voldaan heeft aan zijn administratieverplichting ex artikel 52, eerste lid, van de AWR ? En zo ja:
Heeft de inspecteur het belastingbedrag in de litigieuze aanslag in redelijkheid kunnen vaststellen op € 152.688? En zo ja:
Heeft belanghebbende overtuigend aangetoond dat de naheffingsaanslag LB onjuist is?
3.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende in zijn hoger beroep - voor zover ten deze van belang - het volgende aangevoerd:
“De reden waarom ik in hoger beroep wil is:
• Ik heb in 2004 niet het gehele jaar personeel in dienst gehad, maar halverwege het jaar heb ik personeel in dienst genomen, daar is geen rekening mee gehouden.
• In juli en augustus waren de meeste chauffeurs met vakantie en had ik nauwelijks omzet, maar wel uitgaven (loon).
• De meeste chauffeurs die ik in dienst heb gehad waren geen ervaren chauffeurs, en verdienden dus een stuk minder dan hun collega’s met ervaring.
• Niet alle chauffeurs waren full-timers in dienst.
• […]
• De meeste chauffeurs waren kort in dienst, in dc tussentijd stonden de auto’s stil.
• De vergunning bewijzen heb ik in termijnen ontvangen. 5 a 6 in april. 6 in juni/juli, en de rest ontving rond het eind van het jaar.
• […]
• De opgegeven omzet was gebaseerd op een schatting die mijn boekhouder destijds had gedaan, daarom was het en de lage kant. Later heb ik een suppletie willen indienen, maar dit werd geweigerd omdat de zaak was geblokkeerd.
• Ik heb wel een lijst met kentekens van auto’s die nooit taxi hadden gereden aan de belastingdienst overlegd.”
4.2.
De inspecteur heeft belanghebbendes bezwaren gemotiveerd weersproken. Tijdens de zitting van het Hof heeft hij in dat kader onder andere opgemerkt dat de netto-loonberekening - zoals die blijkt uit het controlerapport - is gebaseerd op het aantal kilometers dat gemiddeld per dag met taxi’s, waarvan belanghebbende in 2004 de kentekenhouder was, feitelijk gereden werd. Derhalve is een groot aantal bezwaren die belanghebbende in zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd niet relevant.
Het Hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot eerste geschilpunt (het voldoen aan de administratieverplichting)
4.3.1.
Het Hof acht aannemelijk dat gelet op de inhoud van het controlerapport de administratie met name - kort gezegd - de volgende tekortkomingen kende:
  • Het niet bijhouden van een kasboek;
  • Het niet digitaal of in geprinte vorm bewaren van de gegevens van de taxameter;
  • Het niet correct invullen van de rittenstaten; en
  • Een relatief fors aantal in het vierde kwartaal van 2004 met klanten gereden taxiritten dat niet voor komt in de administratie.
4.3.2.
Daar komt bij dat de inspecteur gesteld heeft dat geen sprake was van een loonadministratie als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2004; verder Wet LB). Belanghebbende heeft dit weliswaar bestreden, maar gelet op het aangegeven bedrag aan loonbelasting (van € 6.130) en het Hof - gelet op § 5.3 in het controlerapport - aannemelijk acht dat belanghebbende een aanzienlijk hoger bedrag aan loonbelasting had moeten afdragen (zie ook rechtsoverweging 4.4), voldeed belanghebbendes loonadministratie ook niet aan de eerder genoemde bepaling uit de Wet LB.
4.3.3.
Naar het oordeel van het Hof zijn bovenstaande tekortkomingen dermate ernstig dat de inspecteur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat belanghebbende niet volledig voldaan heeft aan zijn administratieverplichting ex artikel 52, eerste lid, van de AWR. Dit betekent dat de inspecteur de sanctie van artikel 27e van de AWR terecht heeft toegepast.
Met betrekking tot het tweede geschilpunt (de redelijke schatting)
4.4.1.
Gelet op rechtsoverweging 4.3.3 dient het beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Het is derhalve aan belanghebbende om te doen blijken - dat wil zeggen: op overtuigende wijze aan te tonen - dat de door de inspecteur toegepaste correcties onjuist zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de belastingaanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld maar dient te berusten op een redelijke schatting.
4.4.2.
Voor wat betreft de schatting van het belastingbedrag van € 152.688 is het volgende van belang. De inspecteur heeft de verschuldigde loonbelasting blijkens het controlerapport als volgt berekend: [A x (B -/- C) x D : E x F x G)] -/- H = € 152.688.
In welke formule de letters staan voor:
A.
3.625, zijnde het aantal dagen dat belanghebbende kentekenhouder is geweest van de 32 - in zijn onderneming - in bedrijf zijnde taxi’s;
B.
112, zijnde het gemiddeld aantal kilometers dat per dag met 7 bij Stichting Nationale Autopas geregistreerde, bij belanghebbende in gebruik zijnde auto’s volgens gegevens van die stichting is gereden;
C.
10% van B (afgerond op 12), teneinde de ‘niet-taxikilometers’ te elimineren;
D.
€ 1,01, zijnde de uit ‘de waarnemingen ter plaatse’ blijkende omzet per kilometer van belanghebbendes taxi’s;
E.
€ 14,95, zijnde de gemiddelde opbrengst per uur van belanghebbendes taxi’s, zoals die ‘uit de waarnemingen ter plaatse’ volgt;
F.
€ 5, zijnde het door de inspecteur gestelde, gemiddelde uurloon van belanghebbendes chauffeurs;
G.
€ 129,7%, het door de inspecteur toegepaste tarief;
H.
€ 6.130, zijnde de door belanghebbende over 2004 aangegeven loonbelasting.
4.4.3.
Naar het Hof begrijpt heeft belanghebbende met name hiertegen aangevoerd hetgeen onder 4.1 staat vermeld.
4.4.4.
Het Hof stelt voorop dat het bij het beoordelen van de vraag of de schatting van de inspecteur redelijk is, slechts toetst of de inspecteur bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot de onderhavige schatting, zoals hierboven is beschreven, heeft kunnen komen.
4.4.5.
In situaties als de onderhavige - waarin aannemelijk is dat belanghebbendes administratie dusdanig ernstige tekortkomingen vertoont dat zij nagenoeg geen enkel gegeven bevat voor het berekenen van de verschuldigde loonbelasting en belanghebbende ook nadien niet de noodzakelijke gegevens heeft verschaft - is het eigen aan de te maken schattingen dat deze een zekere ruwheid vertonen en dient te worden aanvaard dat daarbij enige marge in aanmerking wordt genomen, teneinde te voorkomen dat door voorzichtig te schatten - objectief - een te laag bedrag in de heffing wordt betrokken en belanghebbende op die wijze wordt ‘beloond’ voor het niet adequaat verschaffen van gegevens en inlichtingen.
Daar staat tegenover dat van een inspecteur verwacht mag worden dat hij voor de stappen die tot de schatting hebben geleid een niet onredelijke onderbouwing geeft.
4.4.6.
Naar het oordeel van het Hof zijn de uitgangspunten van de inspecteur die ten grondslag hebben gelegen aan bovenstaande formule niet onredelijk. In dit verband acht het Hof van belang dat de inspecteur bij zijn schatting zo veel mogelijk met objectieve gegevens - als het kentekenregister, gegevens van de Stichting Nationale Autopas, waarnemingen ter plekke - heeft gewerkt (zie respectievelijk onder 4.4.2 de elementen A, B, D, E, G en H). Ook van de overige elementen uit de berekening van de inspecteur (zie onder 4.4.2 de elementen C + F) kan niet gezegd worden dat de inspecteur ze bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid niet als basis voor zijn berekening had mogen gebruiken.
4.4.7.
Hetgeen belanghebbende onder 4.1 heeft aangevoerd is door de inspecteur voldoende gemotiveerd weersproken. Daarbij acht het Hof van belang dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur geweigerd heeft ‘een suppletie’ betreffende de omzet over 2004 in ontvangst te nemen. In ieder geval heeft belanghebbende in (hoger) beroep ruimschoots de gelegenheid gehad om een eigen redelijke omzetberekening in te brengen, maar hij heeft die gelegenheid niet benut.
Tevens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij “een lijst met kentekens van auto’s” heeft ingebracht waaruit zou volgen dat de inspecteur taxi’s in zijn berekening in aanmerking genomen heeft, waarmee niet ten behoeve van belanghebbendes onderneming gereden is.
4.4.8.
Ook overigens heeft belanghebbende in bezwaar of (hoger) beroep geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt, die tot de conclusie nopen dat de schatting van de inspecteur willekeurig is.
4.4.9.
Dit betekent dat de inspecteur bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid de litigieuze naheffingsaanslag op € 152.688 heeft kunnen vaststellen.
Met betrekking tot het derde geschilpunt (overtuigend aantonen onjuistheid aanslag)
4.5.
Belanghebbende heeft voor het geval het Hof tot het oordeel zou komen dat de inspecteur de aanslag terecht met toepassing van artikel 27e van de AWR en op basis van een redelijke schatting heeft vastgesteld - naast hetgeen onder 4.1 is weergegeven - , geen afzonderlijk verweer gevoerd.
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft ingebracht niet overtuigend aangetoond dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
Slotsom
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

5.Kosten

Voor een kostenveroordeling acht het Hof geen termen aanwezig.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank
De uitspraak is gedaan door mrs. P.F. Goes, voorzitter, F.J.P.M. Haas en D. Hund, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 14 november 2013 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.