Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van de behoefte aan kinder- en partneralimentatie. De vrouw is op 27 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de man werd verplicht tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en een uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een lagere bijdrage voor de kinderen en een lagere uitkering voor de vrouw. De partijen zijn in 2000 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd en zijn op 17 december 2012 gescheiden. De vrouw heeft twee kinderen uit dit huwelijk, geboren in 2000 en 2002. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de kosten van levensonderhoud. Het hof heeft vastgesteld dat de bestedingen tijdens het huwelijk aanzienlijk hoger waren dan € 5.000,- per maand, wat van invloed is op de behoefte van de kinderen. De vrouw heeft een verzoek ingediend voor een tijdelijke uitkering tot haar levensonderhoud van € 15.000,- netto per maand, terwijl de man verzoekt om de bijdrage voor de kinderen te verlagen naar € 500,- per kind per maand. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de behoefte van de kinderen en de vrouw moet worden vastgesteld op basis van de werkelijke kosten ten tijde van de huwelijkse samenleving. De zaak is aangehouden voor deskundigenonderzoek naar de financiële situatie van de man en de mogelijkheden voor het uitkeren van dividend.