Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil
4.Beoordeling van het hoger beroep
€ 73.688,60 + PM
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van een eenvoudige gemeenschap na de echtscheiding van partijen. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een aantal beschikkingen van de rechtbank Amsterdam, waarbij onder andere de verrekening van het vermogen op grond van de huwelijkse voorwaarden is vastgesteld. De vrouw verzoekt onder andere om de woning, die op dat moment een waarde had van € 350.000,-, aan haar toe te delen, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzoekt om de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 57.753,24. De rechtbank had eerder bepaald dat de woning verkocht moest worden aan een derde, wat de vrouw betwist. Het hof heeft de grieven van de vrouw en de man besproken en geconcludeerd dat de woning inderdaad verkocht moet worden, omdat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij in staat is de woning te financieren. Daarnaast is er een discussie over de DSB-lening en de verdeling van de schulden. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw een bedrag van € 73.688,60 aan de man moet betalen, en dat zij 61% van de rente op de DSB-lening moet vergoeden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.