Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
dat 1 januari 2010, zijnde de datum waarop de gemeenschappelijke huishouding door partijen is beëindigd, de peildatum voor de bepaling van de waarde en de omvang zal zijn. Partijen hebben hiermee aangeknoopt bij de in de huwelijkse voorwaarden opgenomen einddatum van de verrekenplicht.
In verband hiermee hebben partijen teven afgesproken dat de man afziet van een door de vrouw te betalen gebruikersvergoeding van de door de vrouw bewoonde woning gelegen aan de [a] te [plaatsnaam] (…)”. Noch de tekst van deze schikking noch hetgeen de man op dit punt overigens heeft toegelicht biedt aanknopingspunten voor de opvatting dat deze afspraak in de tijd zou zijn beperkt, te weten dat in het geval waarin de vrouw de woning niet binnen drie maanden na de eindbeschikking van de rechtbank in de (hier aan de orde zijnde) boedelzaak zou hebben ontruimd, de man alsnog aanspraak kan maken op een vergoeding voor het gebruik. Er bestaat – gelet op de verwevenheid van de door de man betaalde bijdrage in de hypotheeklasten met zijn verplichtingen tot levensonderhoud - onvoldoende aanleiding om aan de man thans met ingang van 1 januari 2013 (alsnog) een gebruiksvergoeding toe te kennen. Het in hoger beroep wederom c.q. alsnog gedane verzoek van de man zal worden afgewezen.
het begrip belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verminderd met de daarover verschuldigde belasting op inkomen en premieheffing–volksverzekeringen.