ECLI:NL:GHAMS:2013:4214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
23-004360-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de Bouwfraude-zaak na verwijzing door de Hoge Raad

In de zaak van de Bouwfraude heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep, na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een verdachte die in 2004 door de rechtbank Rotterdam schuldig was verklaard, maar zonder straf of maatregel. Zowel de verdachte als het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld. Het openbaar ministerie trok echter zijn hoger beroep in. Het Gerechtshof 's-Gravenhage vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak gedeeltelijk en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op verschillende data, heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie, gezien de rol van de verdachte als klokkenluider in de Bouwfraude-affaire en het maatschappelijke belang, nu een andere afweging maakt in de opportuniteit van de vervolging. Het openbaar ministerie heeft aangegeven geen belang meer te hebben bij de vervolging van de verdachte, wat het hof heeft overgenomen in zijn oordeel.

Het hof heeft uiteindelijk besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang en de maatschappelijke context van de zaak.

Uitspraak

parketnummer: 23-004360-10
datum uitspraak: 2 december 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 februari 2005 in de strafzaak onder parketnummer 10-000058-02 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 11 juni 2011, 14 november 2011, 8 mei 2012, 26 november 2012 en 18 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Procesgang

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde in 2004 schuldig verklaard, onder vrijspraak van enkele onderdelen die als zelfstandige strafbare feiten zijn te beschouwen, zonder oplegging van straf of maatregel.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het openbaar ministerie heeft het hoger beroep ingetrokken.
Het gerechtshof 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 5 december 2008 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het gerechtshof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 6 juli 2010 de uitspraak van het gerechtshof 's-Gravenhage vernietigd, behoudens voor zover deze betreft de ten laste gelegde giften in de vorm van “(reis- en/of verblijf)kosten van een (golf)reis naar Zwitserland van 14 tot en met 16 november 1996 en de (bezoek)kosten van de uitgaansgelegenheid Yab Yum op of omstreeks 11 juli 1996”, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam verwezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover nog, na verwijzing, in hoger beroep aan de orde, dat:
primair
de besloten vennootschap [A] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Hoofddorp en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) aan een ambtenaar, te weten aan [betrokkene 1], zijnde Hoofd (Afdeling) Realisatie Werken bij de Directie Noord-Holland van Rijkswaterstaat, (een) gift(en), te weten
· (reis- en/of verblijf)kosten van een (golf-)reis in juli 1997 naar Schotland en/of Ierland en/of
· (bezoek)kosten van (de) 'uitgaansgelegenheid' Okura op of omstreeks 23 oktober 1997 en/of
· een golfset (ter waarde van fl. 4965,95) en/of
heeft gedaan, (telkens) met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of (telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn bediening in strijd met zijn plicht is gedaan of nagelaten, te weten
· het bevorderen van het aan (onder anderen) [A] BV, in elk geval aan (een) (tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e)) bedrijf/bedrijven, als meerwerk op Project RAS-Noord toekennen van het Project RAS-Zuid (periode 1996-1999) en/of
· het bevorderen van de uitvoering van groot onderhoud - mede door (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven - aan de A10-West als deelbestek/meerwerk in plaats van als openbare aanbesteding (juli t/m oktober 2001) en/of
· het bevorderen van aanbesteding 'uit de hand' van de aanleg van een aansluiting tussen de A10 en de IJ-boulevard (periode 1993-1997) en/of
· het zich ten opzichte van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven minder strikt opstellen dan hij, verdachte, volgens de voor hem geldende en van hem te verwachten objectiviteit zou behoren te doen, en/of
· het in stand houden of verbeteren van de zakelijke relatie(s) van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven met (een) ambtena(a)r(en) van Rijkswaterstaat, en/of
· het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven ten opzichte van (een) ander(en) bedrijven/bedrijf,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Hoofddorp en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) aan een ambtenaar, te weten aan [betrokkene 1], zijnde Hoofd (Afdeling) Realisatie Werken bij de Directie Noord-Holland van Rijkswaterstaat, (een) gift(en), te weten
· (reis- en/of verblijf)kosten van een (golf-)reis in juli 1997 naar Schotland en/of Ierland en/of
· (bezoek)kosten van (de) 'uitgaansgelegenheid' Okura op of omstreeks 23 oktober 1997 en/of
· een golfset (ter waarde van fl. 4965,95) en/of
heeft gedaan, (telkens) met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of (telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn bediening in strijd met zijn plicht is gedaan of nagelaten, te weten
· het bevorderen van het aan (onder anderen) [A] BV, in elk geval aan (een) (tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e)) bedrijf/bedrijven, als meerwerk op Project RAS-Noord toekennen van het Project RAS-Zuid (periode 1996-1999) en/of
· het bevorderen van de uitvoering van groot onderhoud - mede door (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven - aan de A10-West als deelbestek/meerwerk in plaats van als openbare aanbesteding (juli t/m oktober 2001) en/of
· het bevorderen van aanbesteding 'uit de hand' van de aanleg van een aansluiting tussen de A10 en de IJ-boulevard (periode 1993-1997) en/of
· het zich ten opzichte van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven minder strikt opstellen dan hij, verdachte, volgens de voor hem geldende en van hem te verwachten objectiviteit zou behoren te doen, en/of
· het in stand houden of verbeteren van de zakelijke relatie(s) van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven met (een) ambtena(a)r(en) van Rijkswaterstaat, en/of
· het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van (vertegenwoordigers van) (een) tot het [A]-concern behorend(e) en/of aan het [A]-concern gerelateerd(e) bedrijf/bedrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof, anders dan de rechtbank, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de strafvervolging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op de terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2013 hebben de verdediging en het openbaar ministerie gezamenlijk het volgende, op schrift gestelde, standpunt ingenomen:
“Terugkijkend op de rol van de [verdachte] als klokkenluider in de Bouwfraude-affaire en het maatschappelijk belang dat daarmee gediend is geweest, maakt het OM nu een andere afweging in de opportuniteit van diens vervolging en beoordeelt het OM de vervolging van de [verdachte] anders dan bij het vorderen van het gerechtelijk vooronderzoek op 16 april 2002 en het dagvaarden van de [verdachte] op 15 november 2004. Gelet op die rol en dat maatschappelijk belang, de duur van de procedure, en de gewijzigde omstandigheden, meent het OM nu geen belang meer te hebben bij de vervolging van de [verdachte] en het doorzetten van de strafrechtelijke procedure. Om deze redenen verzoeken het OM en de [verdachte] het Gerechtshof het OM niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging”.
Gelet op dat standpunt is het hof, nu het openbaar ministerie zich op het standpunt stelt dat van verdere vervolging behoort te worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend, en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. R.C.P. Haentjens en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. C. Beuze, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 december 2013.