ECLI:NL:GHAMS:2013:4203
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- A.N. van de Beek
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep en toepassing van artikel 824 Rv in familiezaken
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de vrouw in haar hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin voorlopige voorzieningen zijn gewijzigd. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 februari 2013, die de alimentatie en hypotheeklasten betreft na de echtscheiding van partijen. De vrouw betoogt dat de rechtbank artikel 822 en 824 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten onrechte heeft toegepast, en dat de man niet heeft verzocht om de hypotheeklasten niet meer te voldoen. De man is niet verschenen op de zitting, maar zijn verzoekschrift is door de rechtbank wel in behandeling genomen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2003 in Turkije gehuwd en hun huwelijk is op 26 oktober 2012 ontbonden. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moest betalen, evenals een uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw. De bestreden beschikking heeft de alimentatie voor de kinderen verlaagd en de partneralimentatie op nihil gesteld.
Het hof overweegt dat, ingevolge artikel 824 lid 1 Rv, tegen een voorlopige voorziening geen hogere voorziening openstaat, behoudens cassatie in het belang der wet. Het hof stelt vast dat de rechtbank niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de man niet langer gehouden was de hypotheeklasten te voldoen, en dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en openbaar uitgesproken op 26 november 2013.