ECLI:NL:GHAMS:2013:4113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
200.123.002-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over afschrift van akte inzake schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen. Klager, die zich ook presenteert als [appellant] en [naam], heeft een klacht ingediend tegen de notaris, [verweerder], over het niet ontvangen van een afschrift van een akte inzake schadevergoeding die hij van de Nederlandse Staat zou hebben ontvangen. Klager stelt dat door een fout van TNT Post het aangetekende poststuk met het afschrift niet bij hem is afgeleverd en verwijt de notaris dat hij verzuimd heeft om het afschrift opnieuw te verzenden. De notaris heeft echter verklaard dat er geen akten zijn gevonden met betrekking tot klager in de archieven van zijn kantoor en dat klager geen cliënt is geweest. Het hof heeft vastgesteld dat klager niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij partij is geweest bij enige akte die op het kantoor van de notaris is verleden. Ook is niet gebleken dat de moeder van klager bij enige akte betrokken is geweest. Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, bevestigend dat de notaris niet in gebreke is gebleven en dat er geen bewijs is dat klager recht had op het gevraagde afschrift. De beslissing van de Kamer van Toezicht is daarmee bevestigd.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.123.002/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 12-25
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 november 2013
inzake:
[appellant],
zich ook noemende [naam],
wonende te [plaats],
appellant,
t e g e n
[verweerder],
notaris te[plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 1 maart 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder de kamer, van 20 februari 2013, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 1 mei 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Op 21 mei 2013 is van de zijde van klager een aanvullend stuk ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2013. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota, met daarbij een bijlage gevoegd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten:
i. Klager heeft de notaris verschillende malen verzocht om een afschrift van een akte inzake
een schadevergoeding die klager stelt van de Nederlandse Staat te hebben ontvangen (hierna de akte).
ii. Daarnaast heeft klager de notaris verzocht om over te gaan tot uitbetaling van grote sommen geld, tot oprichting van een besloten vennootschap en van een stichting derdengelden en tot het openen van een rekening bij een bank in verband hiermee.
iii. Over deze kwesties heeft tussen klager en de notaris diverse malen (telefonisch) contact plaatsgehad.
iv. Klager heeft zich daarbij afwisselend als[appellant] en [naam] gepresenteerd.

4.Het standpunt van klager

4.1.
Door een fout van TNT Post is een aangetekend poststuk bevattend een afschrift van de akte niet bij klager afgeleverd en aan de notaris teruggestuurd. Klager verwijt de notaris dat hij heeft verzuimd opnieuw aan klager een afschrift van de akte te zenden. De notaris, althans het kantoor van de notaris, beschikt over het protocol waarin de akte zich bevindt. Op grond van artikel 49 van de Wet op het notarisambt heeft klager recht op een afschrift van de akte.
4.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft klager op vragen van het hof - voor zover van belang - verklaard dat de afspraak voor ondertekening van de akte is gemaakt naar aanleiding van een brief van de notaris in 2012 en dat klager zijn moeder [X] heeft gemachtigd om namens hem de akte te ondertekenen.

5.Het standpunt van de notaris

5.1.
Na onderzoek is gebleken dat noch [appellant] noch[naam] cliënt is geweest van het kantoor van de notaris. Er bevinden zich geen akten met betrekking tot een persoon met een van die namen in de protocollen van de aan het notariskantoor verbonden notarissen. De notaris heeft derhalve aan het verzoek van klager niet kunnen voldoen. Dit heeft de notaris verschillende malen aan klager medegedeeld. Het poststuk waaraan klager refereert betreft geen afschrift van de akte, maar een aangetekende brief van 4 juni 2012 van een kantoorgenoot van de notaris aan klager, waarin klager werd verzocht de correspondentie aan het kantoor van de notaris te staken. Voorts heeft de notaris, gezien het onsamenhangende karakter van de correspondentie en de verzoeken van klager, ook niet aan de overige verzoeken van klager kunnen voldoen.
5.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris op vragen van het hof - voor zover van belang - verklaard dat in de kantoorarchieven is gezocht op de namen [appellant] en [naam] en dat eveneens alle akten zijn bekeken waarbij de Staat der Nederlanden, inclusief het ministerie van Financiën, betrokken was, maar dat dit geen resultaat heeft opgeleverd. De notaris heeft verder geen aanknopingspunten om welke akte het zou moeten gaan.

6.De beoordeling

6.1.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat klager partij is geweest bij enige akte die op het kantoor van de notaris is verleden en dat klager niet aannemelijk heeft kunnen maken dat en welke schadevergoeding hij zou hebben gekregen en dat en op welke wijze (het kantoor van) de notaris daarbij betrokken zou zijn geweest. Ook is niet gebleken dat [X] bij enige zich onder de notaris bevindende akte betrokken is geweest. Hierbij is van belang dat de notaris ter zitting heeft verklaard dat in de archieven zonder resultaat is gezocht op de namen [appellant] en [naam] en dat eveneens alle akten zijn bekeken waarbij de Staat der Nederlanden, inclusief het ministerie van Financiën, betrokken was. Voorts deelt het hof het oordeel van de kamer dat voldoende is komen vast te staan dat het aangetekende poststuk waaraan klager refereert niet de akte, maar de brief van een kantoorgenoot van de notaris van 4 juni 2012 betrof. Ten slotte neemt het hof nog in aanmerking dat het tijdvak waarin volgens de mededeling van klager ter zitting in hoger beroep de akte zou zijn gepasseerd ruimschoots is gelegen na de verzending van de eerste brieven van klager over die akte, die immers dateren uit begin 2011. Het voorgaande brengt met zich dat de kamer de klacht terecht ongegrond heeft verklaard.
6.2.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.3.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 november 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ‘s-Gravenhage
Beslissing d.d. 20 februari 2013inzake de klacht onder nummer
12-25van:
[naam] of [naam],
hierna ook te noemen: klager,
tegen
[naam],
notaris te [plaats],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
  • brief klager, ingekomen op 15 augustus 2012,
  • klaagschrift, ingekomen op 22 augustus 2012, met bijlagen,
  • brief klager d.d. 26 augustus 2012, met bijlage,
  • aanvullend klaagschrift d.d. 30 augustus 2012, ingekomen op 4 september 2012, met bijlagen,
  • brief klager d.d. 11 september 2012, ingekomen op 19 september 2012, met bijlage,
  • het antwoord van de notaris, met bijlagen,
  • brief [naam] d.d. 16 oktober 2012, ingekomen op 18 oktober 2012, met bijlage,
  • de repliek van klager,
  • brief [naam] d.d. 6 november 2012, ingekomen op 7 november 2012, met bijlagen,
  • de dupliek van de notaris,
  • brief klager d.d. 1 december 2012, ingekomen op 5 december 2012.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris.
Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager.
De feiten en de klacht
Klager heeft bij de notaris een afschrift opgevraagd van een akte inzake schadevergoeding die klager van de Nederlandse Staat stelt te hebben ontvangen. Uit door klager verricht onderzoek blijkt dat de notaris het afschrift van de akte aangetekend naar klager heeft gezonden, maar klager heeft nimmer iets ontvangen. Er is door de notaris geen poging ondernomen het afschrift opnieuw naar klager te sturen. Dit wordt de notaris verweten. Verder verzoekt klager de notaris over te gaan tot uitbetaling van de schadevergoeding. Ook heeft klager de notaris verzocht om over te gaan tot oprichting van een B.V. en een stichting derdengelden en wordt de notaris in dat kader verzocht een rekening te openen bij een bank.
Het verweer van de notaris
De notaris heeft verschillende verzoeken ontvangen van zowel klager als [naam]. De notaris voert aan dat na de nodige recherches is gebleken dat noch klager noch[naam] cliënt is van zijn kantoor. Klager heeft geen stukken aan de notaris kunnen overleggen waaruit het tegendeel is gebleken. De notaris kan derhalve niet aan de verzoeken van klager voldoen. Bij aangetekende brief van 4 juni 2012 heeft een kandidaat-notaris van het kantoor van de notaris klager verzocht de correspondentie aan het kantoor van de notaris te staken. Het poststuk betrof geen afschrift van een akte.
Gezien het onsamenhangende karakter van de correspondentie moet verzoeker niet ontvankelijk worden verklaard, althans is van een gegronde klacht geen sprake, aldus de notaris.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 (tot 1 januari 2013: artikel 98) van de Wet op het Notarisambt. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer overweegt het volgende.
Ter zitting heeft klager verklaard dat hij dezelfde persoon is als [naam]. Zijn moeder heet [naam] en daarom mag hij die naam ook gebruiken.
Naar het oordeel van de Kamer is niet komen vast te staan dat klager dan wel [naam] cliënt is (geweest) van het kantoor van de notaris. Klager heeft ter zitting ook niet aannemelijk kunnen maken dat en welke schadevergoeding hij zou hebben gekregen van de Nederlandse Staat en dat en op welke wijze (het kantoor van) de notaris daarbij betrokken zou zijn geweest.
De Kamer is verder van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het aangetekende stuk waaraan klager refereert niet een akte betrof, maar de brief d.d. 4 juni 2012 van mr. [naam], kantoorgenoot van de notaris, welke brief door de notaris is overgelegd, en waarin klager wordt verzocht zijn correspondentie aan het kantoor van de notaris te staken.
De klacht is derhalve ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, O. van der Burg, G.A.M. van Lith, P.H.B. Gorsira en J. Smal, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2013.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.