Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de curatoren [a] en [c], bijgestaan door hun advocaat mr. G. de Bock voornoemd;
- [b], bijgestaan door zijn advocaat mr. G.M. de Weerd, advocaat te Rotterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of de zoon van de curandus, [b], als belanghebbende kan worden aangemerkt en of hij in staat is om verweer te voeren en incidenteel hoger beroep in te stellen. De curandus, geboren in 1922, is onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waarbij [a] en [c] als curatoren zijn aangesteld. De curatoren hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter die hen machtiging verleende om de kosten van het hoger beroep te betalen uit het vermogen van de curandus, maar met de voorwaarde dat de procedure in hoger beroep gewonnen moest worden.
Het hof heeft op 22 oktober 2013 geoordeeld dat [b] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wet definieert belanghebbenden als degenen op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Het hof concludeert dat [b] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat de zaak niet rechtstreeks betrekking heeft op zijn rechten of verplichtingen. Dit betekent dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot incidenteel hoger beroep.
Daarnaast heeft het hof de voorwaarden die de kantonrechter aan de machtiging heeft verbonden, beoordeeld. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte de voorwaarde heeft gesteld dat de procedure in hoger beroep moet worden gewonnen. Het hof vernietigt deze voorwaarde en verleent de curatoren de machtiging om de kosten van het hoger beroep te voldoen uit het vermogen van de curandus, zonder voorwaarden. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en [b] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn incidenteel appel.