In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] zijn verlengd. Het hof heeft ambtshalve onderzocht of [de minderjarige] als minderjarige kan worden ontvangen in het hoger beroep, en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is, aangezien minderjarigen niet procesbekwaam zijn, tenzij wettelijk anders is bepaald.
Het hof heeft vervolgens de gronden voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing beoordeeld. De moeder heeft betoogd dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet aanwezig zijn, maar het hof heeft deze stelling verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat zij een veilige en gestructureerde omgeving nodig heeft, wat niet kan worden geboden door de moeder. De moeder heeft erkend dat zij momenteel niet in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen en dat zij hulp nodig heeft.
Het hof heeft de verzoeken van de moeder om een andere gezinsvoogdijinstelling aan te wijzen en om [de minderjarige] in een residentiële jeugdzorginstelling te plaatsen, afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige] moet worden verlengd, en dat de huidige situatie in het gezinshuis van Driestroom moet worden heroverwogen. De beslissing van het hof is om de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en het hoger beroep van [de minderjarige] niet-ontvankelijk te verklaren.