3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1[geïntimeerde] heeft op 19 maart 2003 een offerte uitgebracht aan[appellanten] voor een woningfinanciering van € 3.250.000,- ter (her)financiering van het landgoed ‘Buitenplaats Cronenburgh’ te Loenen aan de Vecht (hierna: het Landgoed). De woningfinanciering is verdeeld over drie leningen met elk een looptijd van 30 jaar. Het Landgoed is op 1 augustus 2002 in eigendom verkregen door [appellant sub 2] voor (afgerond) € 2.813.000,-.[appellanten] hebben de offerte geaccepteerd. Conform het bepaalde in de offerte heeft [appellant sub 2] een eerste krediethypotheek op het Landgoed gevestigd. Onderdeel van de financiering van € 3.250.000,- was de aankoop van een effectenportefeuille voor een bedrag van € 180.000,- die aan [geïntimeerde] is verpand.
3.1.2[geïntimeerde] heeft op 29 september 2006 een offerte uitgebracht aan[appellanten] voor een gewijzigde woningfinanciering. Deze wijziging hield verband met de verkoop van het voormalige woonhuis van[appellanten] te Oisterwijk. Bij de aankoop van het Landgoed in 2002 was dit woonhuis meteen in de verkoop gezet. Na de verkoop van dit woonhuis, twee jaren later, resteerde een schuld. Ter financiering van deze restschuld, de daarover verschuldigde rente en een kredietlimietoverschrijding op een rekening van [appellant sub 2], diende de bestaande financiering met € 430.000,- te worden verhoogd tot € 3.680.000,-. De lening van € 430.000,- heeft een looptijd van 20 jaar. In de voorlaatste alinea van de offerte heeft [geïntimeerde][appellanten] er nadrukkelijk op gewezen dat
“wij u met deze offerte een laatste mogelijkheid bieden om de huidige ongeregelde debetstanden te formaliseren”.[appellanten] hebben de offerte geaccepteerd. [appellant sub 2] heeft conform het bepaalde in de offerte ten behoeve van [geïntimeerde] een tweede krediethypotheek op het Landgoed gevestigd.
3.1.3Na 20 april 2007 hebben[appellanten] hun betalingsverplichtingen jegens [geïntimeerde] gedeeltelijk opgeschort. Volgens[appellanten] was aan hen (kort gezegd) een te hoge rente in rekening gebracht over de schuld die resteerde na de verkoop van het huis te Oisterwijk in de periode na die verkoop tot de vestiging van de tweede krediethypotheek op het Landgoed (het betrof dat deel van de rente, dat hoger was dan de destijds voor de hypothecaire geldlening geldende rente). De opschorting had tot doel het volgens hen teveel betaalde te verrekenen.
3.1.4Door – hoofdzakelijk – deze opschorting was in maart 2008 een ongeregeld debetsaldo van € 160.779,75 op de gezamenlijke rekening van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onder nummer 26.06.04.917 ontstaan. Onder meer bij brief van 4 maart 2008 heeft [geïntimeerde][appellanten] gesommeerd de ontstane achterstand binnen veertien dagen aan te zuiveren bij gebreke waarvan een notaris zou worden verzocht het Landgoed openbaar te veilen. Bij brief van 4 juni 2008 heeft [geïntimeerde] haar vorderingen op[appellanten] met onmiddellijke ingang opgeëist, omdat zij niet aan hun verplichtingen jegens [geïntimeerde] voldeden zoals weergegeven in haar brieven van 4 maart, 16 april en 26 mei 2008 en meegedeeld dat aan notaris Van Heeswijk opdracht was gegeven de openbare verkoop van het Landgoed ter hand te nemen.
3.1.5Naar aanleiding van (onder meer) dit gerezen geschil, hebben[appellanten] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds in augustus/september 2008 een regeling in der minne getroffen. In de daarover door [geïntimeerde] op 27 augustus 2008 aan[appellanten] gestuurde brief staat, voor zover van belang:
(…) In dit kader zijn wij bereid om als volgt met het voorstel als weergegeven in uw brief van 22 augustus in te stemmen:
het ongeregelde debetsaldo op rekening nr [rekeningnummer] ad € 139.743,07 per heden wordt afgelost uiterlijk 15 september as.;
het effectendepot (…) met een huidige beurswaarde van € 297.569,63 wordt geliquideerd en van de opbrengst hiervan wordt een bedrag van € 180.000,- in mindering gebracht op lening nr [rekeningnummer] ad € 800.000,- (…); het restant van de opbrengst wordt gecrediteerd op rekening nr [rekeningnummer], ter afbouw van het aldaar ontstane debetsaldo;
het alsdan nog resterende debetsaldo op rekening [rekeningnummer] zal uiterlijk op 31 december as. worden afgelost.
Het laatste punt van uw voorstel impliceert dat de “boeterente van circa € 40.000,-“ zal worden vergoed op uw rekening. Hiermee gaan wij uitdrukkelijknietakkoord (…).
Uiteraard dient (…) welvanaf hedende rente op de financieringen stipt te worden voldaan, hetgeen praktisch gezien inhoudt dat er maandelijks voldoende saldo op uw gezamenlijke rekening nr [rekeningnummer] dient te worden ontvangen om de rentebedragen die ten laste van deze rekening worden geboekt, op te kunnen vangen. Het totaalbedrag van de renteverplichtingen op de reguliere financieringen bedraagt thans ongeveer € 20.000 per maand (…).
Het totaalsaldo van uw gezamenlijke verplichtingen jegens ons bedraagt thans (afgerond) € 4.039.000,-, als volgt verdeeld:
- saldo leningen uit hoofde van de woningfinanciering € 3.644.166,60
- ongeregeld saldo op gezamenlijke rekening [rekeningnummer]€ 244.788,90
- ongeregeld debetsaldo op rekening [rekeningnummer] ([appellant sub 2]) € 139.743,07
- ongeregeld debetsaldo op rekening [rekeningnummer] ([appellant sub 1]) € 10.651,08
Na de aflossing ad € 180.000,- op de reguliere financiering uit de verkoop van het effectendepot en de toegezegde aanzuivering van € 139.000,- op rekening [rekeningnummer] ([appellant sub 2]) zal, mits de rentelasten worden bijgehouden, het totaalobligo dalen tot (afgerond) € 3.720.000,-. Hierop komt dan nog de meeropbrengst boven € 180.000,- in mindering uit het effectendepot dat zal worden aangewend voor de gedeeltelijke aanzuivering van het ongeregelde debetsaldo op de gezamenlijke rekening. (…)
3.1.6Voorts heeft [geïntimeerde] in dit kader bij brief van 12 september 2008 het volgende aan[appellanten] bevestigd:
Nadat aan de in onze brief van 27 augustus genoemde voorwaarden is voldaan, zullen wij een bedrag van € 20.422,35 vergoeden op uw gemeenschappelijke rekening.
3.1.7De brieven van 27 augustus 2008 en van 12 september 2008 zijn door[appellanten] per 17 september 2008 voor akkoord getekend en aan [geïntimeerde] geretourneerd.
3.1.8Bij brief van 30 september 2008 heeft [geïntimeerde] aan[appellanten] voorgesteld de liquidatie van de effectenportefeuille in afwachting van herstel van de aandelenmarkten tot nader order uit te stellen. Hiermee zijn[appellanten] akkoord gegaan.
3.1.9Bij e-mail van 27 oktober 2008 heeft [geïntimeerde] aan[appellanten] verzocht om te bewerkstelligen dat “
per omgaande (...) een bedrag van Eur 20.000,- wordt overgeboekt op uw gezamenlijke rekening [rekeningnummer] ter dekking van de rentelasten over de maand oktober 2008”. Bij brief van 3 november 2008 heeft [geïntimeerde] een kopie van het mailbericht naar[appellanten] gezonden.
3.1.10Bij brief van 12 december 2008 heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan[appellanten] geschreven:
De voorwaarden die verband houden met de voortzetting van onze wederzijdse relatie en de continuatie van onze financieringen zijn vastgelegd in onze brieven van 27 augustus en 12 september 2008. Deze zijn door u per 17 september “voor akkoord” getekend aan ons teruggezonden.
Een van de verplichtingen die expliciet in deze overeenkomst is opgenomen bestaat uit het stipt bijhouden van de rente- en aflossingsverplichtingen op de leningen (…)
Sinds 2 oktober hebben van uw kant geen creditboekingen meer plaatsgevonden op[de gezamenlijke, hof]
rekening. Wij verzoeken u per ommegaande aan deze verplichting te voldoen.
(…)
Uw remise zien wij gaarne tegemoet.
3.1.11Bij brief van 31 december 2008 heeft [geïntimeerde] vervolgens aan[appellanten] geschreven:
Op 12 december berichtten wij u schriftelijk dat – in weerwil van de gemaakte afspraken – sinds 2 oktober van uw kant geen creditboekingen meer hebben plaatsgevonden op uw gezamenlijke rekening, waarop de lasten van uw leningen worden geboekt.
Van onze kant hebben wij voldaan aan hetgeen tussen ons is overeengekomen. Het stelt ons buitengewoon teleur dat u opnieuw achterstallig blijft in de nakoming van uw verplichtingen en zelfs niet de moeite neemt om ons te informeren welke redenen daaraan ten grondslag liggen.
Derhalve laat u ons geen andere keus dan het –opnieuw- opzeggen van de kredietfaciliteiten. Na de jaarwisseling zullen wij tot afwikkeling van de kredietrelatie overgaan.
3.1.12Vanaf begin januari 2009 hebben[appellanten] pogingen in het werk gesteld om de bij [geïntimeerde] bestaande financiering elders te herfinancieren.
3.1.13Op 10 maart 2009 heeft publicatie van de veiling plaatsgevonden door de notaris op www.veilingnotaris.nl.
3.1.14Partijen hebben overeenstemming bereikt over uitstel van de executoriale verkoop. Bij e-mail van 10 maart 2009 heeft [geïntimeerde] het volgende aan de (toenmalige) advocaat van[appellanten] geschreven:
Hierbij bevestig ik ons akkoord met opschorting van de executiedatum met 2 maanden tegen ontvangst van een bedrag van Eur 90.000,-voor 13 maart 2009op rekening nr 22.50.91.291 (…)
3.1.15 Het bedrag van € 90.000,- kwam overeen met 4,5 maand achterstallige hypotheeklasten. Toen op 16 maart 2009 niets betaald bleek, was bij [geïntimeerde] de bereidheid om de executoriale verkoop verder uit te stellen definitief verdwenen, aldus de e-mail van [geïntimeerde] van 16 maart 2009 aan de (voormalige) advocaat van[appellanten] Het daarop bij e-mail van 17 maart 2009 door [appellant sub 1] aan [geïntimeerde] gerichte verzoek ‘om nog een moment van clementie’ heeft [geïntimeerde] bij e-mail van diezelfde datum afgewezen.
3.1.16Op 12 mei 2009 hebben[appellanten] [geïntimeerde] gedagvaard in kort geding en (kort gezegd) een verbod van parate executie gevorderd.
3.1.17Bij vonnis van 25 mei 2009 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam de door[appellanten] gevorderde voorziening geweigerd. De uitwerking van deze uitspraak volgde op 4 juni 2009.
3.1.18Op 30 juni 2009 heeft [geïntimeerde] het Landgoed openbaar geveild. [geïntimeerde] heeft het Landgoed gekocht voor € 3.620.000,-.
3.1.19Op 31 oktober 2011 is tussen[appellanten] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds een regeling in der minne getroffen.[appellanten] hebben op grond van deze minnelijke regeling € 25.000,- aan [geïntimeerde] betaald. Daarna hebben zij niets meer betaald. Partijen beschouwen de vaststellingsovereenkomst als beëindigd.[appellanten]