Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
.Uit dit huwelijk is [in] 2012 een zoon geboren. De vrouw vormt samen met hen en de kinderen van partijen een gezin. Zij wonen in [land].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende gezamenlijk gezag en omgangsregelingen tussen ouders die op grote afstand van elkaar wonen. De vrouw, appellante, is op 28 april 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2013. De man, geïntimeerde, heeft op 16 juni 2013 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 26 augustus 2013 ter terechtzitting behandeld, waarbij de vrouw en haar advocaat niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De man heeft ter zitting zijn verzoek tot erkenning van de kinderen en gezamenlijk gezag onderbouwd, terwijl de vrouw zich verzet tegen deze verzoeken.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben samen twee kinderen, geboren in 2006 en 2009. De vrouw is in 2012 hertrouwd en woont met haar nieuwe gezin in het buitenland. De man heeft verzocht om erkenning van de kinderen en gezamenlijk gezag, wat door de rechtbank is toegewezen. De vrouw verzet zich tegen deze beslissing, stellende dat de man geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de kinderen en dat gezamenlijk gezag hen in een ongunstige positie zou brengen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het hof oordeelt dat de man aan de voorwaarden voor erkenning voldoet en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat gezamenlijk gezag schadelijk zou zijn voor de kinderen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, inclusief de omgangsregeling die de man recht geeft op contact met de kinderen, zowel fysiek als via Skype. De vrouw is verplicht om de man te informeren over de kinderen, zoals vastgesteld in de eerdere beschikking.