In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval dat plaatsvond op 22 september 2005, waarbij de appellant, werkzaam als milieuassistent, ten val kwam in de fabriekshal van de stichting Milieuwerk. De appellant heeft letsel opgelopen aan zijn knie en onderbeen en heeft Milieuwerk aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat Milieuwerk aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat de vorderingen van de appellant niet toewijsbaar zijn. De appellant is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis, waarbij hij betoogde dat Milieuwerk niet voldoende maatregelen heeft getroffen om schade voor werknemers te voorkomen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld, en heeft geoordeeld dat Milieuwerk inderdaad aan haar zorgplicht heeft voldaan. De getuigenverklaringen van twee medewerkers van Milieuwerk, die het ongeval hebben waargenomen, ondersteunen de stelling van Milieuwerk dat het ongeval zich heeft voorgedaan zoals door hen is gesteld. De appellant heeft geen overtuigende bewijsstukken kunnen overleggen die de claims tegen Milieuwerk onderbouwen.
Het hof concludeert dat de appellant niet in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter moet worden bekrachtigd. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en openbaar uitgesproken op 29 oktober 2013.